i
DRUKPERSVRIJHEID EN AMBTSPLICHTEN.
No. 65.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN?
I
ZONDAG
1 JUNI.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
FBIJlXUjETOKr.
ADOLF STRECKFUSS.
I
•f
4LK1HAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag", Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Eijk f 1,
De 8 nummers f 0 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS-
TEE ZOON.
Naar aanleiding van de adressen der heeren Mr. L.
Büehler en J. H. Mooren zijn in den loop der thans
geëindigde maand in de Tweede Kamer beraadslagingen
gehouden en beslissingen genomen die te recht in
hooge mate de aandacht hebben getrokken omdat
door beide heeren een beroep werd gedaan op de vrij
heid van drukpers aan iederen Nederlander verzekerd,
waaraan niet het door hen gehoopte gevolg is gegeven.
De heer Mr. L. Büehler. leeraar aan de Eijks hoo-
gere burgerschool te Zwolle, had een brief aan „de auto
riteiten der Nederlandseh He rvormde gemeente" aldaar
geschreven en in een dagblad doen opnemen en de
Minister van Binnenlandsche Zaken, als belast met het
oppertoezicht op het middelbaar onderwijshadop
klachte van de commissie van toezicht te Zwolle en
van den inspecteurden directeur der school opge
dragen hem zijne ontevredenheid wegens het gebeurde
te betuigen en hem ernstig te raden zich in het ver
volg van dergelijke handelwijze te onthouden. Alzoo
een berisping en een waarschuwing tevens.
De heer Mooren directeur van het Ejkstelegraaf-
kantoor te Kampen zond menigvuldige artikelen aan
een aldaar verschijnende courant meestal van politie-
ken aard, dikwijls over gemeentebelangen en kritiek
bevattende. De Minister van WaterstaatHandel en
Nijverheid deed hem weten dat de voortzetting van
dat schrijven of bet ondernemen van gelijksoortig
schrijven in eenig ander blad niet zou worden geduld
en hij daarin volhardende zich aan ernstige maatre
gelen ten zijnen opzichte zou blootstellen en beval
hem zich van verder geschrijf in nieuwsbladen over
onderwerpen van anderen dan letterkundiger, aard te
onthouden. Evenzoo een waarschuwing, die een be
risping inhoudt.
Over deze handelingen der beide Ministers heeft de
Kamer geen oordeel uitgesproken. Wat door hen is
gedaan is noch goedgekeurd noch afgekeurdmaar
een voorstel cm te verklaren, dat er voor de Eegeering
geen voldoende termen bestonden om zich met de zaak
van den heer Büehler in te laten is verworpen en
evenzeer is verworpen een voorstel om te verklaren, dat
het inzenden van stukken en het uitoefenen van kri
tiek in nieuwsbladen niet is verboden in art. 2 van
het Beglement voor den dienst van de Eijkstelegraaf,
en dat de Minister van Waterstaat enz. door zijn be
vel aan het recht, den ambtenaar bij art. 8 der Grond
wet gewaarborgd, zonder noodzaak heeft te kort gedaan.
Daarentegen verklaarde de Kamer, dat herziening van
het reglement op den dienst der Eijkstelegraaf noodig is.
Art. 8 der Grondwet, ten voordeele der beide adres
santen ingeroepen bepaalt gelijk bekend is„Nie
mand heeft voorafgaand verlof noodig om door de druk
pers gedachten of gevoelens te openbaren behoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de wet" Ten aan
zien nu van dit artikel was reeds meermalen de vraag
ter sprake gebrachtverbiedt deze bepaling der Grond
wet aan de Eegeeringop hetgeen door ambtenaren
in haren dienst wordt geschreven en openbaar gemaakt
eenig toezicht te houden en omtrent hunne vrijheid in
dit opzicht eenige beperkende bepalingen te maken
Yan bevoegde zijde is die vraag steeds ontkennend be
antwoord en de Tweede Kamer heeft evenzoo geoordeeld.
Of de Eegeering van hare bevoegdheid altijd en zoo
ook ten aanzien van de heeren Büehler en Mooren een
juist gebruik heeft gemaakt, is een andere vraag, waar
omtrent de Kamer, wat het gebeurde met de beide ge
noemde ambtenaren betreftgeen uitspraak heeft ge
daan maar zij heelt de bevoegdheid der Eegeering
erkend om zich met deze zaken in te laten en verklaard,
dat wanneer de Eegeering in dit opzicht aan de amb
tenaren in haren dienst voorschriften geefthen waar
schuwt of berispt, de ambtenaren zich niet tegen die
inmenging kunnen vrijwaren door eenvoudig te wijzen
op art. 8 der Grondwet. Werkelijk bestaan voor dit
gevoelen deugdelijke gronden en de bestrijding ervan
gaat meestal van een misverstand uit. De Eegeering
kan te vergaan zij kan belemmerende voorschriften uit
vaardigen waardoor het algemeen belang wordt be
nadeeld en de vrijheid van den ambtenaar noodeloos
en willekeurig verkortzij kan hatelijke en partijdige
berispingen en waarschuwingen toedienen en in die
gevallen kunnen de Staten Generaal aan wie zij ook
in dit opzicht verantwoordelijk is hare handelingen
afkeuren maar men kan haar de bevoegdheid niet
betwisten om aan de vervulling van den staatsdienst
voorwaarden te verbinden waaraan de ambtenaar zich
te houden heeften toezicht uit te oefenen op de wijze,
waarop de ambtenaar zijn betrekking waarneemt. De
ambtenaar treedt vrijwillig in dierst van den Staat. Daar
voor offert hij reeds een gedeelte van zijne vrijheid op. Hij is
meestal gebonden aan een vaste woonplaats, is niet vrij
om die te verlaten wanneer hij verkiest en zoolang hij
wil, kan niet vrij over zijn tijd beschikken enz. Dit
weet hijwanneer hij het ambt aanvaardt. De Staat
heeft het recht om tot hem te zeggen gij zijt volko
men vrij en die vrijheid eerbiedig ik maar zoo gij
dit of dat wilt doen zijt gij niet de geschikte persoon
voor het door u begeerde of reeds bekleede ambt.
Aan vele ambtenaren is het nu eens onvoorwaardelijk,
dan weer zonder uitdrukkelijke toestemming der Ee
geering verboden eenig ander ambt of eenige andere
bediening te bekleeden. Aan de onderwijzers op de
openbare lagere scholen is het b. v. uitdrukkelijk en
wel op straffe van ontslag verbodenhandel te drijven
of eenige nering of beroep behalve het geven van on
derwijs uit te oefenen. Niet voor alle ambtenaren be
staan in dit opzicht voorschriften in de wet zelve
DOOR
30)
Niet veel beter, dan over den vader, luidden de be
richten over den zood. Yan alle zijden werd wel er
kend dat mijnheer Egon von Ernau een hoogbegaafd
man is maar die helaas van de hem door de natuur
geschonken heerlijke gaven een schandelijk gebruik
maakt. Hij heeft gestudeerdschitterende examens
afgelegdmaar het als rijk man niet de moeite
waard gevondenom zijne kennis tot eenig bestemd
doel nuttig aan te wenden. Van zijnen vadermet
wien hij overigens eigenlijk volstrekt niet in betrekking
staat vader en zoon zien elkander tusschenbeide in
weken niet heeft hij de grenzelooze ijdelheid geërfd,
welke zich bij hem echter op andere wijze toontdan
bij zijnen vader. Hij heeft er genoegen inniets aan
het oordeel der wereld te hechtenongevoelig voor
lof en blaam en uiterlijke eer te schijnen. Alle
genoegensieder genot dat de rijkdom verschaf
fen kan beeft hij ten volle gesmaakt en nu is hij in
den hoogsten graad geblaseerd. Overtuigd van zijne
onovertreffelijkheid veracht hij alle overige menschen
en behandelt hen hiernaar. Hij is een man van talent,
maar zonder karakter en vooral ontbreekt hem alle
zelfbeheersching.
Dat zulk een man niet geschikt is om eene vrouw
gelukkig te maken ligt wel voor de hand ik achtte
het daarom mijne plichtvóór de beslissing nog een
maal ernstig met neef Massenburg te spreken maar
het was te laathij kon niet meer terug al had hij
gewild. Hij had zich reeds op onverbreekbare wijze
jegens den geheimraad Ernau verbonden de verloving
was zij het ook nog niet beslist medegedeeld toen
toch reeds algemeen bekend. Geheimraad von Ernau had
aan al zijne vrienden op de beurs vertelddat zeer
spoedig de verloving van zijnen zoon den doeter, met
de oud-adelijke freule Bertha von Massenburg met een
schitterend feest zou gevierd worden en ook Werner
was zoo onvoorzichtig geweest, op de vele tot hem ge
richte vragen bevestigend te antwoorden. De verloving
was reeds een openbaar geheim waarover in de krin
gen der aristocratiezoowel die van geld als van ge
boorte veel gesproken werd. Men beklaagde het arme
meisjedat aan een harteloos ijdel geblaseerd man
zou worden ten offer gebracht. Werner von Massenburg
moest in zijn club menige opmerking hooren over de
verbinding van oude geslachten met den koopmansadel,
maar hij bleef bij zijn voornemen de praatjes der we
reld hadden slechts dit tengevolge dat hij de verlo
ving zoo spoedig mogelijk openbaar wilde maken. Daar
ook de geheimraad von Ernau er zoo over dacht, werd
afgesproken dat doeter Egon mij gisteren een bezoek
zou komen brengen en dan eene uitnoodiging van mij
voor den avond ontvangen zou; onmiddelijk na de eerste
voorstelling der jongelieden zou verder bij een groot tuin
feest, dat de geheimraad op zijn villa geven zou, de ver
loving plechtig worden bekend gemaakt. Het was
mij zeer onaangenaamdat in mijn huis de toebe
reidselen werden gemaakt tot het tot stand brengen
van eene zoo weinig met mijn wenschen overeen
komende verbintenismaar tegen wil en dank moest
ik mijne toestemming geven en deed het slechts onder
de voorwaarde dat ik onmiddelijk na Bertha's komst
met baar spreken zouom haar de bezwaren der
geheele zaak voor oogen te houden. Weigerde zij om
zich naar de plannen haars vaders te schikken dan
moest, verklaarde ik, in mijn huis geen dwang op haar
worden uitgeoefend ik zou dan den jongen Ernau
niet ontvangen.
Gisteren morgen zeer vroeg, de sneltrein van Königs-
berg komt te zes uur te Berlijn aan, wachtte ik Bertha
maar meestal vloeit eenige beperking hunner vrijheid
voort uit den aard hunner betrekkinguit een wette
lijk toezichtwaaraan zij onderworpen zijn en uit re
glementen of instructiën daaraan ontleend.
Aan den Minister van Binuenlandsche Zaken is het
oppertoezicht opgedragen op de openbare en bijzondere
scholen van middelbaar onderwijsen aan de inspec
teurs uitdrukkelijk de verplichting opgelegd om in
overleg met de gemeentebesturen en met de onderwij
zers den bloei van het middelbaar onderwijs te bevor
deren. Nu lijdt het wel geen twijfeldat de bloei van
dit onderwjjs ook bevorderd of benadeeld kan worden
door daden woorden of geschriften van onderwijzers
buiten de school en buiten verband met hunne be
trekking. Een inspecteur heeft dus wel degelijk het
recht met de onderwijzers daarover gelijk de wet het
uitdruktin overleg te treden er met hen over te
spreken en, wanneer hij meent dat er iets geschied is,
waardoor het onderwijs in minder goeden reuk kon
komen en het schoolbezoek benadeeld kon worden, hen
daarop opmerkzaam te maken en hun zoo noodig
zijn afkeurend gevoelen mede te deelen. Nu was door
den heer Büehler aan het bestuur der Nederlandsche
Hervormde gemeente te Zwolle een brief geschreven
en in een dagblad geplaatstdie aan sommigen aan
stoot had gegeven en ook volgens het oordeel van de
commissie van toezicht en den inspecteur nadeeligkon
werken op het bezoek van de school. De inspecteur
en de Minister waren ongetwijfeld bevoegd zich met die
zaak in te laten en de onderwijzer had geenszins het recht
hun te antwoorden: ik ben aan u geenerlei verantwoor
ding schuldig, gij moogt u met deze zaak volstrekt niet
bemoeien, want er bestaat in Nederland voor ieder vrijheid
van drukpers. Of mocht de onderwijzer alsoo antwoor
den dan zou zeker de Minister het recht hebben zij
nerzijds op te merken inderdaad gij zijt vrij te laten
drukken wat gij verkiest maar ik ben daarentegen
verplicht mij af te vragen of uwe openlijke geschriften
wellicht grond geven om te betwijfelen of gij wel de
geschikte persoon zijt voor onderwijzer aan een open
bare schoolof gij wel de bezadigdheidden taktde
kiesehheid bezit, die voor die moeilijke betrekking wor
den gevorderd en die noodig zijn om bem in de school
de godsdienstige begrippen van andersdenkenden te doen
eerbiedigen. Deze handeling staat niet in verband met
uw betrekking het was een handeling buiten de school,
de wet verbiedt haar nietmaar ik acht mij toch ver
plicht u in het belang van de school en ook in uw
eigen belang te waarschuwen.
Ten aanzien van de ambtenaren bij de Eijkstelegraaf
werd door de Kamer niet betwist dat de Eegeering
bevoegd is om aan hunne vrijheid zekere grenzen of
perken te stellen want dat er, zooals de Eegeering
het uitdruktegeen zweem van schroom moet kunnen
bestaan dat de inhoud der telegrammen door den amb
tenaar zou worden gebezigd als maatstaf of als punt
van uitgang tot beoordeeling van personen en handelin-
aan het station. Ik had haar in verscheidene jaren
niet gezienzij was inmiddels van een klein bak-
vischje eene groote elegante dame geworden. Zij her
kende mij echter dadelijkvloog mij om den hals
noemde mij lieve oom kortom zij was zoo beminnelijk
en lief, dat zij mij oogenblikkelijk inpakte. Ik achtte
het daarom mijn plicht, om haar tegen de ongelukkige
verbintenis te waarschuwen.
Ik deed dit reeds onderweg toen wij van het sta
tion naar buis reden. Wij waren alleen en op den lan
gen weg had ik overvloed van tijd om eens ernstig
met haar te spreken.
Tot mijne groote verbazing ontdekte ik dat zij vol
strekt geen tegenzin had in het haar opgedrongen hu
welijk zij had zonder eenig verzet haren vader ge
schreven dat zij bereid wasmijnheer von Ernau hare
band te schenken. Ook mijne geenszins vleiende schil
dering van den jongen man kon haar niet van be
sluit doen veranderen. Met eene koele onverschilligheid,
welke mij bij zulk een jong meisje al zeer onnatuurlijk
scheen, verklaarde zij dat de fouten, welke naar mijne
schildering doeter von Ernau bezathet deel waren
van alle rijke jongelieden die het leven genoten had
den. In ieder geval was naar al hetgeen zij van hem
had gehoord Egon von Ernau een man van eer een
geestrijk en tevens een zeer rijk man zoodat zij hem
gaarne eenige kleine fouten vergaf, welke overigens
in den loop van den tijd wel zonden verdwijnen. Zij
had tot nu in het huis harer tante in eene treurige
afhankelijkheid geleefd en verlangde vurig naar vrijheid.
Ook een minder uitgelezen man zou zij hare hand niet
geweigerd hebbenom slechts van haar tot nu toe
troosteloos leven verlost te worden.
Na de levendigheid en hartelijkheidwaarmede
Bertha my was tegemoet gekomen was ik er niet op
voorbereid bij haar zulk eene koele zakelijke opvat
ting te vinden ik zeide haar ditzij antwoordde mij
echter glimlachend dat zij te oud was zij was ne
gentien jaar om zich nog aan illusies voor een vurig