No. 77.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
29 JUNI.
Gevolgen van den dood van den
Kroonprins.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN?
1
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD,
«©öiciëel (Scbteltjc.
Nationale Militie.
Schutter ij.
FBUIIjIjETOIM.
ADOLF STRECKFUSS.
ILKIHAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast,
krachtens bekomen aanschrijvingder onderstaande hier wo
nende of tot deze gemeente behoorende verlofgangers, om zich
tot bijwoning der oefeningen bij hun korps aan te melden op
de dagen hieronder vermeld 's namiddags voor 4 uur, als volgt:
6 Augustus 1884, 2e regiment vestingartillerie, lichting
1882 garnizoen te 's GravenhageHenderik Cornelis Snijders.
19 Augustus 1884, 7e regiment infanterie, lichting 1881,
garnizoen te Naarden, Cornelis Vemik.
19 Augustus 1884, 7e regiment infanterie, lichting 1881,
garnizoen te Amsterdam, Simon OlijJohannes Jacobus Post,
Arte de Raat, Hendrik JonkerGerrit DuinmeijerWillem
Abraham TimmerGerardus Theodoras Johannes JonkersJo
hannes Boots, Johannes WesterbeekPrederik BeetsLodewijk
Gerrit van der Putten, Hendricus AieropJacob Maurer
üendricus Hofman Aicolaas Rusting Willem Prederik de Jong,
Klaas Drent, Jan de Moor en Prederik Lodewijk Gilles.
De opgeroepenen hebbenvoor zoover hun garnizoen meer
dan 30 kilometers verwijderd is van de plaats van vertrek
recht op vrij transport en ieder opgeroepene recht op een dag
geld van 25 centen, een en ander tijdig ter gemeente-secretarie
aan te vragen.
Hun wordt herinnerddat zij streng gestraft zullen worden,
zoo zij zich op reis of op marsch naar hun korps aan ongere
geldheden schuldig maken. De Burgemeester voornoemd,
Alkmaar, 25 Juni 1884.A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat de commissie voor de Schut
terij op Dinsdag, den 8 Juli aanstaande, 's namiddags ten
5 uurten raadhuize dezer gemeente zitting zal houden
tot het beoordeelen der lichaamsgebreken en verdere
reclames tegen de dienst bij de Schutterij, onder opmerking
dat alleen bij p e r s o o n 1 ij k e opkomst vrijstelling van die
dienst kan verleend wordenterwijl wanneer vrijstelling voor
broederdienst verlangd wordt, bovendien schriftelijke
bewijzen, ter gemeente-secretarie aan te vragen, gevorderd
worden.
In dienst zijnde schutters die vermeenen recht op vrijstelling
te hebben, kunnen hunne reclames alsdan tevens indienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
28 Juni 1884. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
KLAAS SLOOTEN, gekomen uit Akersloot en H. GEL
DER Jz., gekomen uit Heerhugowaardworden verzocht zich
spoedig ter secretarie dezer gemeente aantemelden.
POLICIE.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondene voorhanden, als: hondenpenningen
No. 439 en 65, een defect roodkoralen armbandje, een porte-
monnaie met eenig geld, een gouden medaljon met een portret,
een oorbelletje (paarlemoerhandje), een zilveren snuifdoos, een
gouden ring methaarwerk, een blauwkoralen armbandje met
gouden slotjeeen groote sleuteleen kinder oorbelletje, een
gouden ring.
Nog vóór het derde eeuwgetijde van den dood van
den eersten Willem van Oranje wiens leven met de
geschiedenis van ons volk was samengeweven is de
laatste zoon van onzen Koning overleden de laatste
mannelijke afstammeling uit het beroemde stamhuis.
Wordt den Koning geen zoon meer geboren dan is
zijn bijna vierjarig dochtertje Wilhelinina de naaste
erfgenaam tot den troon en alzoo geroepen om eenmaal
als Koningin over ons land te regeeren. Op achttien
jarigen leeftijd wordt zij volgens de Grondwet meer
derjarig de Koning telt 67 jaren en wij mogen er niet
op rekenen dat zijn leven gespaard zal blijven totdat
zijne dochter het koninklijk gezag zal kunnen aanvaar
den. Dit gezag wordt gedurende hare minderjarigheid
waargenomen door een Regent en volgens de bepaling
der Grondwet moet de wet, waarbij de Regent wordt
benoemdnog bij het leven des Konings tot stand
worden gebracht. Reeds eenmaal werd aan deze be
paling der Grondwet uitvoering gegeven toen onze te
genwoordige Koning de regeering had aanvaard, terwijl
de toenmalige Prins van Oranje, 's Konings oudste zoon,
den leeftijd van negen jaren had bereikt. Bij de wet
van 4 Mei 1850 werd 's Konings broeder de mede
reeds overleden Prins Hendrik der Nederlanden tot
Regent benoemd. Thans is weder het oogenblik ge
komen om zonder verwijl tot de benoeming van een
Regent over te gaan en vrij eenstemmig wordt reeds
de wenschelijkheid der benoeming onzer Koningin tot
de waardigheid van Regentes uitgesproken. Ook de
voogdij over den minderjarigen Koning (of de minder
jarige Koningin) behoort volgens de Grondwet nog bij
bet leven van onzen tegenwoordigen Koning geregeld
te worden ofschoon de gelegenheid tevens wordt open
gelaten om het later te doen. Tot voogden moeten
eenige leden van het Koninklijk Huis en eenige aan
zienlijke Nederlanders benoemd wopden. Hier doet zich
reeds onder de tegenwoordige omstandigheden een be
zwaar voor, daar alleen de gehuwde Nederlandsche
prinsessenmaar niet hare echtgenooten of kinderen
gezegd kunnen worden tot het Koninklijk Huis te be-
hooren. Ook ter voldoening aan het voorschrift der
Grondwet werd in 1850 een wetsontwerp ingediend
maar de Staten-Generaal verwierpen bet en de regee
ring heeft het later niet noodig geacht op de zaak terug
te komen. Hier schijnt inderdaad minder belang bij
eene spoedige regeling te bestaan. Wenscht de Koning
persoonlijk invloed uit te oefenen op de benoeming der
voogden en de regeling der voogdij waarbij groote
familie-belangen betrokken kunnen zijn hij zal daartoe
bij zijn leven een wetsontwerp bij de Staten-Generaal
indienen maar de belangen van den Staat zijn bij een
onverwijlde regeling minder gemoeiddan bij de be
noeming van een Regent.
Behoeft de benoeming van een Regent of Regentes
ons geene bijzondere zorg te baren, er is een uitdruk
kelijke bepaling in onze hoogste staatswet ten aanzien
van het Regentschap, die hoogst bedenkelijke gevolgen
kan hebben. Art. 198 toch der Grondwet bepaalt
dat gedurende een Regentschap geen verandering in
de Grondwet of in de erfopvolging mag worden ge
maakt. Bij den hoogen leeftijd des Konings en de
prille jeugd van de erfgename der kroon behoort een
vrij langdurig Regentschap tot de mogelijkheden zoo
niet tot de waarschijnlijkheden, waarop wij bedacht die
nen te zijn. De behoefte aan Grondwetsherziening op
enkele punten beeft zich in den laatsten tijd steeds
sterker doen gevoelen. Wij noemen slechts het kies
recht de samenstelling der Staten-Generaal de rege
ling onzer strijdkrachten en de troonopvolging. Wel
zijn reeds ontwerpen tot Grondwetsherziening in aan
tocht maar de behandeling dier ontwerpen eischt tijd,
en wat zou het zijn, indien vóór de voltooiing van den
arbeid het ongeluk ons trof, dat een Regent ot Re
gentes moest optreden? Wij zouden voor ettelijke jaren
aan onze ongewijzigde Grondwet gebonden zijn. Dat
duldt 's lands belang nieten daarom is onverwijlde
verandering van deze bepaling noodig. De heer Heems
kerk de tegenwoordige Minister van Binnenlandsche
Zakenschreef dan ook reeds in zijn bekend werk
„De praktijk onzer Grondwet" de volgende woorden
„Het komt mij bedenkelijk voor de mogelijkheid van
herziening gedurende een Regentschap dat vele jaren
kan duren volstrekt uit te sluiten. Er zijn omstandig
heden waarin herziening in 's lands belang ot zelfs
voor 's lands behoud gebiedend noodzakelijk is. Zoo
de legale weg geheel wordt afgesloten blijft er alsdan
geen ander middel dan een coup dfètat over." Zoo
is het inderdaad. Deed de behoefte aan wijziging der
Grondwet gedurende het Regentschap zich dringend
gevoelen men zou zich aan het verbod der Grondwet
niet storen en met overtreding der Grondwet doen wat
's lands belang eiscbte. Ook de staatscommissie door
den Koning benoemd om te onderzoeken van welke
bepalingen der Grondwet herziening noodzakelijk en
thans raadzaam is erkentdat in dit verbod een we
zenlijk gevaar ligt opgesloten en dringt op herziening
aan. Alleen ten aanzien van de troonopvolging en de
orde van erfopvolging acht zij handhaving van het ver
bod om gedurende het Regentschap veranderingen in
de Grondwet te brengen wenschelijk.
Het mag betwijfeld worden of ook het behoud van
dit verbod raadzaam is. Vooruit is het niet te zien
welke bezwaren daaruit eenmaal zouden kunnen voort
vloeien. In het algemeen erkent de staatscommissie
„dat het in bijzondere omstandigheden wenschelijk kon
zijn om met behoud overigens van het stelsel van erf
opvolging den aangewezen troonopvolger voorbij te
gaan en een ander erfgerechtigde tot den troon te
roepen." Maar waarom zou deze wenschelijkheid zich
DOOR
42)
XII.
Na een langen wandelrid, dien hij in gezelschap van
Fritsje gemaakt had, keerde Egon later dan gewoon
lijk naar het slot terug. Toen hij de binnenplaats op
reed zag hij voor den stal een bestoven reiswagen
staan en vertelde hem de oude rijknecht Wenzel dat
de freule uit Berlijn reeds een uur geleden was aan
gekomen. Gedurende den rid had Egon niet veel tijd
gehad om kalm na te denken zijn kleine leerling had
hem met zijn aardig gebabbel geen oogenblik rust ge
laten en honderde zaken te vragenwaarom Egon
nu te meer behoefte gevoeldeom alleen te zijn.
Hoe gaarne hij ook steeds 's avonds in den kleinen
familiekring geweest was, heden trok hij zich liever in
zijne eenzame kamer terug. Hij had over zooveel nate-
denken Hij meende aan zijn verlangen te eerder te
kunnen toegeven, daar zeker ook mijnheer en mevrouw
von Osternau dezen avond met hunne nicht gaarne
alleen wilden blijven. Hij droeg dus Fritsje op zijn
papa medetedeelen, dat hij de familie heden avond niet
storen wilde en daarom op zijne kamer zou blijven
maar zijn plan werd verijdeld. Hij was nauwelijks op
zijne kamer gekomen of Fritsje was er ook reeds, om
hem uit naam van papa te zeggen dat mijnheer Pech-
rnayer de familievolstrekt niet stoorde en in ieder ge
val heden zoo goed als iederen avond in de huiskamer
aan de thee werd verwachten gaarne zoo spoedig
mogelijk. Fritsje maakte zich zeer kort van zijne bood
schap af en stormde toen weder weg hij moest naar
zijne lieve mooie nieuwe nichthad hij in alle haast
gezegd. Hoe gaarne hij anders bij zijn aangebeden
onderwijzer was, heden scheen toch de schoone nicht
voor hem eene nog grootere aantrekkingskracht te
hebben.
Aan het uitdrukkelijk verlangen van mijnheer von
Osternau moest Egon wel voldoen hoe ongaarne ook.
Hij zag tegen de eerste ontmoeting met Bertha von
Massenburg op maar eenmaal moest het toch gebeu
ren vandaag of morgendat was dus onverschillig.
Hij verkleedde zich snel en ging toen schoorvoetend naar
beneden. Reeds voordat hij de huiskamer bereikt had,
klonken hem de voile tonen van een met groote vaar-
bigheid gespeeld salonstuk in de ooren. Hij bleef in
de vestibule staan luisteren. Hij kende het stuk zeer
goed hij had het zelf eenige malen gespeeld steeds
met weinig genoegen, hij hield niet van deze soort van
muziek maar toch luisterde hij oplettenddaar hij
wistwelke moeielijkheden te overwinnen waren om
het zoo zeker en duidelijk te spelen als de speelster
in de kamer het deed.
Niet lang luisterde hij, hij kon geen beter oogenblik
vinden om zooveel mogelijk onbemerkt de kamer bin
nen te komen als het tegenwoordige, daar zonder twij
fel aller opmerkzaamheid door het meesterlijk spel werd
geboeid zacht opende hij de deur en trad binnen.
Zijn eerste blik viel op de speelster, die met den rug
naar hem toezatzijn tweede op een aan den muur
tegenover haar hangende grooten spiegelwaarin hij
haar volle beeld zag. Hij bleef onwillekeurig verrast
staan.
Hij had gehoorddat de voor hem bestemde bruid
schoon was, de brieven van mijnheer von Sastrow had
den dit bevestigd en toch verraste hem het beeld, dat
hem uit den spiegel aanzag door zijne zeldzame weg-
sleepende schoonheiddoor eene schoonheid die niet
slechts gegrond was op eene onberispelijke regelmatig
heid der trekken maar meer nog door eene hoogst
eigenaardige allerliefste uitdrukking die dien gelaats
trekken eigen wasdoor de innemende lach van den
fijnbesneden mond door de donkere vurige oogen, die
onder lange zwarte wimpers schitterden, door de be
valligheid van ieder harer bewegingen. Zelden is eene
pianospeelster zoo bevalligwanneer zij zich inspant
om moeielijk passages met groote kunstvaardigheid te
spelen bij Bertha von Massenburg echter scheen zelfs
de oversnelle beweging van handen en vingers, die over
de toetsen vlogen natuurlijk en schoonzij spande
zich niet in en daarin lag de bekoorlijkheid van haar
spelmaar iets ontbrak er toch nog aan, hoe meester
lijk kunstvaardig het ook wasdiepte van gevoel! Ont
brak die werkelijk Hoe had die aan den dag kunnen
komenbij een salonstuk dat er alleen op berekend
was om de kunstvaardigheid van de speelster tot haar
volle recht te doen komen Egon was bij de deur
blijven staan had slechts eene buiging gemaakt tegen
mevrouw von Osternau die op de sopha zat en mijn
heer die zijn gewone plaats in zijn leuningstoel voor
het venster had ingenomen en met Liesjedie achter
de speelster stond en de bladen voor haar omsloeg, door
den spiegel een groet gewisseld. Nu was het stuk ten
eindede speelster stond opzij werd beloond met
geestdriftvolle toejuichingen van den luitenantdie uit
de nis van het derde venster op haar toetrad. Ook
mijnheer von Osternau stond ophij klapte wel niet
in de handenmaar hij gaf zijn bijval door woorden
te kennen,
„Brilliantzeide hij. „Gij zijt eene kunstenares
Bertha geen dillettante. Daarom zal het u genoegen
doen met iemand kennis te maken die uw evenknie
ismet den onderwijzer van onzen Fritsmijnheer
Pechmayerdien ik u hierbij voorstel."
De glimlach, dien Egon gewoon was op alle lippen
te zien wanneer zijn aangenomen naam werd genoemd,
kon ook Bertha niet onderdrukken zij zag den haar
voorgestelden onderwijzer met onmiskenbare nieuwsgie
righeid aan haar blik monsterde in een oogenblik zijne
gestalte ieder zijner bewegingen, de buiging, waarmede
hij haar bij de voorstelling begroette, zij nam hem met