No. 79.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
V RIJ D A G
U JULI.
pbuilleton.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN?
Prijs der gewone Advertentiën:
BuitenUnb.
ADOLF STRECKFUSS.
ALKMAARSCHË COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. C08-
TEE ZOON.
BELG1E. In eene den 29 te Antwerpen gehouden
bijeenkomst tot het stellen van candidaten voor den
Senaat heeft de minister van binnenlandsche zaken, de
heer Jacobs verklaard dat de regeering geen invoer
recht op granen zou voorstellen. Het programma van
het ministerie zou omvatten herziening der school- en
kieswetgemeentelijke en provinciale vrijheid.
Bij eene den 28 op de Gileppe bij Verviers ge
houden roeiwedstrijd werd o. a. de prijs voor vier-
riemsgieken waaraan 8 vereenigingen deel namen
behaald door de Njord van Leiden met de Sans nom,
en do premie door de Maas van Eotterdam met de
Prins Hendrik. "Voor tweeriemsgieken werd de premie
gewonnen door de Piet Hein van de Njord te Leiden.
De Njim van de Laga te Delft was in dezen wedstrijd
bij het wenden aangevaren en zwaar beschadigd.
DUITSCHLAND. Den 20 Juni had plotseling in
de groote kolenmijn „Duitschland" een ontploffing plaats
en met donderend geweld stortte eene watermassa van
400,000 kub. el door de schachtwaarin de werklie
den gewoonlijk afdaalden. In den mijn werkte juist 43
werklieden', die, het water hoorendo aanrollen en den
geweldigeu stroom ziende aankomen overhaast vlucht
ten naar hooger gelegen stallen. Maar met onweer
staanbaar geweld drong het water achter hen aan en
versperde eiken weg naar de oppervlakte der aarde.
Eindelijk gelukte het 36 hunner een veilige plaats te
veroveren, waar het water hen niet kon bereiken. Daar
stonden zij borst aan borst op een beperkt plekje sa
mengedrongen met de hoofden tegen de zwarte ko-
lenlagen en de voeten in het ijskoude water. Ondanks
de overijlde vlucht waren twee lampen blijven branden
en deze verlichtten het treurige tooneel.
Uren lang bleven zij zoo staan. Qm elkaar moed in
te spreken en den redders den weg te wijzen begon
nen zij gemeenschappelijk koralen te zingen doch zon
der gevolg. Na drie dagen in onzekerheid en door den
honger gekweld te hebben doorgebracht, zagen zij plot
seling den 22 het water vallen. De gangen werden
weder vrij en hoewel geheel uitgeputtrachtten zij
vooruit te dringen. Den honger stilden zij door op
het leer der werktuigen te kauwen terwijl het vuile
water het eenige middel was tegen den dorst. Maar
de uitgangen waren versperd en alle pogingen om er
uit te komen bleven vruchteloos. Daar hoorden zij
plotseling uit een andere stal een geroep om hulp.
Eerst meenden zijdat het redders waren maar het
waren 7 lotgenooten. Aan een neergelaten touw daalde
een hunner naar beneden. Het touw brak en de mijn
werker viel neer doch bezeerde zich niet in het zachte
slijk. Zoo bereikte hij zijne lotgenooten die nog een stuk
brood overgehouden hadden, waarvan zij nu samen leef
den. Intusschen brachten de andere 35 een verschrikke-
lijken tijd door. Na 5 lange dagen gingen de lampen
uit. Wel hadden zij nog een weinig olie, maar de lucht
was zoo verpestdat de lampen niet meer wilden bran
den. In de diepste duisternis voelden zij met de vin
gers op de horloges, hoe laat het was. Eindelijk begon
de hongerdood: nog een gemeenschappelijk g6bed en allen
strekten zich naast elkaar uit om langzaam te sterven.
In den laatsten doodstrijd werden een paar dynamiet-
patronen afgestoken zij ontploften zonder nadeel te
doen en gaven den redders het sein. Eerst werden de
de 7 gevondenbij wie een der 35 eerste was neerge
vallen. Aan zijne voetstappen en het afhangende stuk
touw vond men den weg naar de anderen en na 170
uren levend begraven geweest te zijn werden allen
weer naar boven gebracht. Eerst konden zij niet spre
ken van uitputting (zells, toen zij zich gered zagen
sloeg hun pols slechts met 40 slagen in de minuut),
maar toch verkeerde niemand in levensgevaar mits
zorgvuldig verpleegd wordende.
Dag en nacht was doorgewerkt om hen te vinden,
ofschoon men ten slotte meende slechts lijken te
zullen vinden. Do eigenaar der mijn graaf Henkei
von Donersmarck gaf den mijnwerker Steigeldie met
groote doodsverachting het reddingswerk leidde als
bewijs van dankbaarheid terstond 1800.
ENGELAND. Het optreden van Sara Bernhardt
als lady Macbeth te Edinburg heeft uitstekend voldaan.
Op bevel der admiraliteit is het oorlogschip Pegasus
den 27 van Singapore naar Atjeh vertrokken, met le
vensmiddelen en kleedingstukken aan boord voor de
overblgvenden der Nisero.
De eerste vergadering der vertegenwoordigers van de
groote mogendheden ter bespreking van Egypte's geld
middelen heeft slechts 25 minuten geduurd. Voor
Duitschland traden op graaf Munster en de heer von
Dehrenthal voor Frankr.jk de heeren Waddington en
de Blignières; voor Engeland de minister van buitenl.
zaken Granville en de heer Chillers voor Oostenrijk
Hongarije graaf Karoliji en baron Vetsiva; de in de
tweede plaats genoemden zijn de personen die de ge
machtigden op hot geldelijk gebied bijstaan voor Italië
graaf Nigra j voor Eusland baron de Staal en voor
Turkije Musurus pacha. Tot secretarissen werden be
noemd de heeren Philip Curre die de engelsche ver
tegenwoordigers op het congres te Berlijn vergezelde
en graaf d'Aubigny, kanselier van het fransche ge
zantschap.
Hoogerhuis. Lord Cairns kondigde den 1 aan
dat hij een voorstel tot verwerping der kieswet zou in
dienen. Lord Carnarvon trok zijn voorstel, om de hou
ding der regeering ten aanzien van Egypte af te keuren
in na de verklaring van het ministerie dat beraadsla
ging daarover nadeelig zou zijn voor de belangen van
den staat.
Lagerhuis. Een den 27 door den heer North-
cote gedaan voorstelom uii de notulen te schrappen
de aanteekening, den vorigen dag'daarin opgenomen op
verzoek van minister Gladstone dat niemand zich bij
de derde lezing tegen de kieswet verklaard hadwerd
verworpen met 125 tegen 82 stemmen. Één lid had
tegen die vermelding bezwaar gemaakt, op grond dat
hij en nog een lid tegen gestemd hadden.
Minister Fitzmaurice antwoordde den 30 op eene
vraag van den heer Storey dat de regeering tot haar
leedwezen melding moest maken van een telegram
haar gezonden door den gouverneur van Straat-Malakka
den 27 Juni, waarin gemeld werd, dat volgenB brie
ven van 26 Mei drie schepelingen der NiBero overleden
waren. Naar het scheen was onder de bemanning eene
ziekte uitgebroken welke de kenteekenen van cholera
vertoonde en waardoor ailen aangetast waren. De mi
nister van buitenlandsche zaken betreurde deze sterf
gevallen zeer en erkende den plicht der regeering
om alles voor de invrijheidstelling der bemanning te
doen. Over dit onderwerp werd met de nederlandsche
regeering ijverig van gedachten gewisseldmaar de
regeering kon daarover in geene bijzonderheden treden,
omdat de onderhandelingen van vertrouwelyken aard
waren. De heer Storey deelde daarop mede dat hij
den I verdere vragen zou stellen.
FEANKEIJK. Te Algiers hebben ongeregeldheden
tegen de israëlieten plaats gehad als gevolg van een
door de lotelingen genomen besluit om de israëlieten
uit te sluiten bij de gebruikelijke feesten ter viering
van hun vertrek naar het leger. De wijkwaar zij
wonenwerd geplunderd en de troepen moesten tus-
schenbeide komen. Er zijn krachtige maatregelen ge
nomen om verdere baldadigheden te voorkomen.
Kamer. Den 30 werd de beraadslaging over het
ontwerp tot grondwetsherziening voortgezet. De tegen-
ontwerpen der heeren Pelletan en Anatole de la Forge
werden verworpen. De minister-president Ferry zeide,
dat de regeering de herziening wenschte en niet be
rusten zou in eene nederlaag. Hij noodigde daarom
de voorstanders van herziening uit, alle voorstellen, die
afweken van het regeeringsontwerp te verwerpen en
stelde de vraag van vertrouwen.
De heer Andrieux stelde den 1 op art. 2 van het
ontwerp der grondwetsherziening als amendement voor,
om het presidentschap der Eepubliek te ontzeggen aan
de leden der familiëndie over Frankrijk geregeerd
hadden. De minister-president Ferry noodigde den het.
Andrieux uit, ter voorkoming van verwarring, dit
amendement voor te stellen niet op art. 2 maar op
art. 8, dat over den regeeringsvorm handelt. Hij ver-
boud zich om het bij bet Congres te ondersteunen.
(Luide toejuiching). De heer Andrieux trok daarop
zijn amendement in. De heer Languenais vroeg de
afschaffing van het presidentschap doch het daartoe
DOOE
44)
Mevrouw von Osternau was er Bertha dankbaar voor,
dat door haar mijnheer von Wangen zich nauwer bij
de familie aansloot, het had haar dikwijls gehinderd
dat de jongeverlegen mande zoon van een oud
vriend van haren echtgenootzijn vrijen tijd bijna uit
sluitend in de inspecteurskamer doorbracht. Tot baar
genoegen bemerkte zij op hoe zich langzamerhand bij
mijnheer von Wangen eene genegenheid voor Bertha
ontwikkelde, zijn bewonderenden blik, die steeds zijne
bekoorlijke buurvrouw volgde, alle kleine teekenen
eener ontwakende liefdedie iedere vrouw altijd het
hoogste belang inboezemen. Bertha steeg te hooger
in mevrouw's gunsttoen deze in het geheimvoor
haar plannen voor de toekomst begon te ontwerpen
zooals vrouwen dat zoo gaarne doen. Mijnheer von
Wangen was nog wel wat jongmisschien slechts
een paar jaar ouder dan Berthamaar anders zeker
eene zeer goede partij voor haarnu hare verbintenis
met mijnheer von Ernau afgesprongen was. Alleen
twijfelde mevrouw von Osternau er nu en dan aan
of Bertha geneigd zou zijn hem het jawoord te ge
ven het scheen haar somtijds alsof in Bertha eene
andere liefde was ontwaakt en plotseling met kracht
was opgekomen eene liefde juist voor dengene onder
de jonge mannen des huizes, die zich de minste moeite
gaf om haar het hof te maken voor mijnheer Pech-
mayer. Zij moest daaromtrent zekerheid hebben en
lette daarom op beide met onverflauwde opmerkzaamheid.
Dat Bertha veel belang stelde in den onderwijzer
daaraan viel niet te twijfelenwanneer zij met hem
sprak was haar toon een geheel anderedan in het
gesprek met de andere heeren. Met hem schertste zij
nooit op de ongedwongen wijzeals met mijnheer
Storting of mijnheer von Wangen of ook met den
luitenant j zij was jegens hem veel meer terughoudend,
maar in geen geval uit tegenzin om met hem in een
warm gesprek te komen want zij luisterde altijd met
de grootste belangstelling en opmerkzaamheid naar ieder
zijner woorden. Al had zij met een ander een belang
wekkend gesprek toch luisterde zij opmerkzaam, wan
neer de onderwijzer sprak steedswanneer zij
meendedat zij niet werd gadegeslagen wendde zij
den blik naar hem. Zij zocht alle gelegenheden om
hem te ontmoeten. Wanneer Liesje pianoles kreeg,
was zij altijd tegenwoordig, zij had daartoe vergunning
gevraagd terwijl zij glimlachend zeide, dat zij mijnheer
Pechmayer wel niet kon vragen om haar bepaald leB te
geven maar indirect kon hij het toch doen, door haar
toetestaan te komen luisteren wanneer hij Liesje les
gaf. Ook op de namiddag-wandelingen en wandelritten
die Liesje met mijnbeer Pechmayer en Fritsje placht
te doen ging zij geregeld medevooral gaarne op de
wandelritten. Zij was eene koene onverschrokken rijd
ster zij wist ook zeer goeddat de rijhoed die zij
min of meer nonchalant op het hoofd droeg haar
voortreffelijk stond
Vooral vond mevrouw von Osternau de omstandig
heid bedenkelijk dat Bertha nooit te bewegen was
piano te spelen of te zingen wanneer de onderwijzer
:egenwoordig was, terwijl zij, indien hij er niet was,
aan ieder verzoek, om te spelen, met groote bereid
willigheid voldeed. Zij vreesde blijkbaar zijne critiek.
Wanneer hij zelf speelde, luisterde zij met ademloozen
aandacht.
Ai deze waarnemingen versterkten mevrouw von Os
ternau in het vermoeden, dat Bertha eene plotselinge,
sterke genegenheid vo:r den onderwijzer had opgevat
maar zij werd nu en dan weder aan het wankelen ge
bracht door enkele uitlatingen van Bertha die haar
veel te denken gaven door uitlatingen, die geheel
overeenkwamen met die welke oom Sastrow zoo on
aangenaam getroffen hadden en die in den mond van
een jong schoon beminnelijk meisje volkomen onbe
grijpelijk schenen.
Gewoonlijk placht Bertha bij het gesprek meer opte-
wekken meer te luisteren dan zelf te spreken zij
was met het uiten van eigen meeningen zeer terug
houdend alleen wanneer een gesprek haar belang in
boezemde nam zij er levendig aan deel en wanneer
zij dan warm werdsprak zij met zeldzame openhartig
heid hare meening uit. Dan verried zij beginselen
die mevrouw von Osternau niet minder schrik aanjoe
gen dan vroeger oom Sastrow.
Toen er op een avond veel gesproken werd over
eene bloedverwante van mijnheer von Osternau, eene
jonge schoone dame van adelijke familie die onlangs
de vrouw van een burgerlijk ambtenaar zonder vermo
gen geworden was nadat zij verscheidene jaren met
hem eene tamelijk aanstoot gevende liaison had gehad
en toen zich tusschen mijnheer von Osternau en den
luitenant eene scherpe woordenwisseling ontspon, waarin
mijnheer von Osternau zich zeer ingenomen toonde met
het huwelijk dat het eenige mogelijke zoenoffer voor
het verledene was terwijl de luitenant de mésaillance
met een armen burgerlijke scherp afkeurdegaf in dien
steeds warmer wordende strijd ook Bertha hare mee
ning te kennen en ging zij daarbij geheel met den
luitenant mede. Wel kon men het eene jonge dame
uit een oud-adelijk geslacht vergeven zoo zeide zij
wanneer zij in een oogenblik van zwakheid den aan
drang van haar hart volgde wanneer zij hare liefde
schonk aan iemand, die ver beneden baar stond, maar
nooit was het haar te vergeven wanneer zij zich zelf
en hare familie door een huwelijk met een burgerman
onteerde en allerminst, wanneer die burgerman boven
dien arm was. Slechts in een enkel geval was de
mésaillance met een burgerlijk man te rechtvaardigen
wanneer deze n. 1. zeer rijk was en daardoor aan een