No. 86. Zes en tachtigste Jaargang. 1884. ZONDAG 20 JULI. Een ambacht leeren. EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN? Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD, (SHficiUeï Stremming der scheepvaart. PEUIIjIjETON. ADOLF STRECKFUSS. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door bet geheele Eijk f 1, De 3 nummers 0-06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS- TEE ZOON. PUBLICATIE. De COMMISSARIS des KONINGS in Noobdholland brengt ter kennis van belanghebbendendat ten gevolge van het verwisselen van sluisdeuren in de schutsluis W 111 e m lil, aan het Noordhollandsck Kanaaltegenover Amsterdamop 22 JULI e.k. en de beide volgende dagen met die sluis n i e t z a 1 w o r d e n g e s c h u ten dat gedurende die dagen alleen wordt gesehut met de schutsluis WILLEM 1. De Commissaris des Konings voornoemd S C H O R E R. Haarlem, den 18 Juli 1881. POLICII, Ter terugbekoming is aau het Commissariaat van Polieie het volgende° gevondene voorhandenalseen strooien kinder hoedje; een rood geruite zakje; een pet; een programma der R. H. B. school; een zakdoek en tol; een bril; een koperen halsband met penning No. 180; twee pakjes stalen; een zilve- ren cilinderliorlogeeen blauwe lorgneteen hondenpenning No. 56. Lijst van brievenwaarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de le helft der maand Juni 1881 C. "Veel, H. Elleman, Amsterdam; WerltamalDelft; Jan Nibbering, Haarlem; O. Berkhout, H. Korn, Helder; Waan- genvoortHolterkampE. Koetsier, Klaarbeek. Van het hulpkantoor V/armenhuizenWed. J. Stor, Helder. Verzonden geweest naar Amerika Van het hulpkantoor: Schoorldam Gerrit Koedijker, Clifty. BelgieG. J. B. DijkmansAntwerpen. Duitschland Van het hulpkantoor Heiloo H. J. HoltersGeorgsdorf. Slot. Hoe kan men een ambacht lceren Want ja, een ambacht moet geleerd worden. De kennis, de geschikt heid daarvoor waait iemand niet aan. Met afzien en zoo goed mogelijk nadoen komt men er niet. En voor sommige ambachten is zeer veel te leeren. Die nagaat wat bijvoorbeeld van een bekwamen timmerman meu belmaker smid slotenmaker schilder rijtuig- of za delmaker gevorderd wordtzal begrijpen dat er voor de opleiding van zulk een ambachtsman heel wat meer noodig is dan voor de opleiding van een geschikten klerk die voor zijne taak gereed iswanneer hij een goede hand schrijftgeen grove taalfouten maakt en gewoon is net en nauwkeurig te werken. Wanneer dit meer algemeen werd bedachtzou het handwerk in grooter eere staan. En dat verdient het. Inder daad een ambachtsman die in alle opzichten voor zijn beroep berekend is, moet veel gezien en veel geleerd hebben moet handig oplettend en scherpzinnig zijn meer dan velen schijnen te meenendie van zijn be roep geen kennis hebben en er uit de hoogte op neer zien. Ook de ambachtsman zelf moge toezien, dat hij er niet toe medewerkt om zijn vak minder in aanzien te brengen door voor zijn zonen naar andere betrek kingen om te zien. Hij sefcame zich zijn werkpak niet en hunkere niet naar een zwarte jas. Maar als dan het leeren van een ambacht een zoo belangrijke zaak is, hoe moet men het leeren? Menigeen zal bij het hooren van deze vraag aan vroegere tijden, aan de gilden terugdenken. Ja, toen stond het niet ieder vrij om zich als baas 'leer te zetten wanneer en waar hij verkoos. Alleen de gildebroeders waren daartoe bevoegd en dan nog maar alleen in de stad waar zij in het gild waren opgenomen. Alles was bij regle menten bepaald en geregeld en niemand mocht buiten zijn vak gaan. Een schrijnwerker mocht alleen losse huismeubelen maken van eikenhout, ook met gladhout opgelegd; een witwerker mocht geen meubels maken dan van vuren- of zacht hout; een gotenmaker vervaardigde nietB anders dan spiergoten, een kleinhoutwerker niets dan bakken, stoven, stokken enz., een matenmaker niets dan maten. Bij de meeste gilden moest men om baas te kunnen worden eerst gedurende een bepaalden tijd, 2 4 tot 6 jarenals knecht gediend hebben en daar enboven een proef doen ten genoegen van de overlieden of proefmeesters. Zoo bestond er althans eenige waar borg dat hij die zich als baas vestigde iets van het vak had geleerd. Toch is het gebleken, dat de gilde den achteruitgang van vele handwerken de verminde ring vau de bekwaamheid der ambachtslieden niet hebben kunnen verhinderen. In elk geval de gilden zijn af geschaft en die de nadeelen kent, die er aan verbonden waren zal ze niet terugwenschen. In onzen tijd kari aan hun herstel niet meer gedacht worden. Maar hoe gaat het thans Volgen» het weekblad ue Werkmansbode i3 de toe stand vrij treurig. Gewoonlijk zoekt de jongen die van de lagere school komt zelf een baas. Meestal schijnt de vader het niet de moeite waard te achten zich er mee te bemoeien. Hij zoekt liefst een baas bij wien hij het meeste verdient niet bij wien hij het meeste leert. Maar als de baas dadelijk moet beginnen met te betalen zal hij dan nog daarenboven tijd en materialen opofferen om den jongen te leeren Neen hij zal dadelijk voor zijn geld ook nut en hulp van hem willen hebben en hem gebruiken voor loop- en handlangers- werk. Legde hij er zich op toe om den jongen dien hij geld moet geven ook zooveel mogelijk te leeren weldra zou hij om hooger loon worden lastig gevallen en, weigerde hij, hij zou spoedig tot dank voor zijn mo'eite en goeden wilzijn leerling zien vertrekken om bij een ander voor beter loon in dienst te gaan. Zoo blijft de leerling lang op dezelfde hoogte om later te ontdekken hoe weinig hij geleerd heeft en hoevee! hij te kort komt. Gelukkig zoo het dan maar niet te laat iaom het verzuimde in te halen. Sommigen zijn flink genoeg om het nog te doen met veel kosten en veel onaangenaamheden anderen blijven hun geheele leven brekebeenen. Daarin moet verandering komen zegt de Werkmansbode te recht. Er dient een middel gevonden te worden „waarbij de ouders gewaarborgd zijn dat hun zoon het door hem gekozen ambacht, mits hij daarvoor niet geheel en al ongeschikt blijkt, binnen een zeker aantal jaren zal leeren en waarbij de pa troon of werkbaas gewaarborgd isdat zijn tijd en moeite in de eerste jaren besteed om den jongen het vak grondig te leeren niet te vergeefs zijn geofferd maar vooral ook dient dat middel een zoodanig te zijn, dat het geen financiëele offers eischt van de ouders offers die gelijk wij aangetoond hebben de meesten niet kunnen brengen." Het middel door het genoemde blad bedoeld bestaat in een contract tusschen den vader of voogd van den leerling met den eenen of anderen patroon of werk baas voor een bepaalden tijd b. v. vier ot vijf jaren tegen een loon dat aanvankelijk hooger zou zijn dan de onbedreven leerling in billijkheid zou kunnen ver dienen maar waartegen de patroon geen bezwaar zou kunnen hebben, omdat hij later gedurende enkele jaren voordeel zou hebben van de moeite en de uitgaven in den eersten tijd aan den leerling besteed. In den be ginne zou de leerling dus meer later minder ontvangen dan hijzijn bekwaamheid in aanmerking genomen eigenlijk zou kunnen verdienen. Zoo zou de patroon er belang bij hebben den leerling zoo spoedig mogelijk in zijn vak te bekwamen en ook de leerling zou er belang bij hebben zich met ijver op zijn vak toe te leggen niet alleen omdat reeds zyn loon volgens de bemalingen van het contract zou stijgen naarmate van zijn toenemende bekwaamheid, maar vooral ook omdat hij na het einde vau den bepaalden tijd als bekwaam werkman zijn weg zou kunnen vinden. Voor de werk plaatsen der Hoilandsche ijzeren Spoorwegmaatschappij, de Nederlandsche gist- en spiritusfabriek te Delft en de machinenfabriek "van de Gebroeders Stork te Hen- geloo worden thans leerlingen op dezen voet in dienst genomen, zegt de Werkmansbode, en, naar het schijnt, met goeden uitslag. Een contract te sluiten in den zin en met het doel als in korte trekken is geschetst, is eenvoudig genoeg. Ook zal het niet al te moeilijk zijn daarin sommige bepalingen op te nemen die in het belang van pa troon of leerling wenschelijk zijn te achten. Het voor naamste bezwaar doet zich echter voor bij de vraag hoe zullen partijen gedwongen worden hare wederzijd- sche verplichtingen te vervullen en welke waarborgen bestaan er tegen verbreking van het contract? Een weaerzijdsche verbintenis aan te gaan voor vier of vijf jaren, gelijk de Werkmansbode wil, is geen kleinigheid. Daartoe is van beide zijden groot vertrouwen noodig vertrouwen van den patroon in den leerlingvertrou wen van den leerling of liever van zijn valer of voogd DOOR 51) Wanneer mijnheer von Osternau zoo stellig en beslist sprak, was zijn wil onbuigzaam, de luitenant haastte zich daarom aan zijn bevel gevolg te geven hij had nauwelijks de kamer verlaten toen mijnheer von Os ternau zich tot zijne vrouw wendde. „Ik moet zelf naar Mirbach rijden," zeide hij. „Wan neer Peehmayer het geld voor den wissel ontvangen en dadelijk op de post gebracht heeft dan komt het met den middagtrein aan. Ik wil mij overtuigen of de brief er is." „Ik vrees, dat gij te vergeefs zult gaan, antwoordde mevrouw von Osternau. „Alle aandoening is nadeelig voor uwaarom wilt gij niet liever neef Albrecht zenden „Hem? Hebt gij Liesje's woorden vergeten, Emma? "Om Gods wilgij wilt toch niet zeggen, dat gij de afschuwelijke verdenking deelt, die Liesjehelaas, heeft uitgesproken „Liesje's vlammende blik is neef Albrecht diep m de ziel gedrongen, hij kon dien niet verdragen, het kwade geweten sprak uit zijne schuwe oogen. Begrijpt gij nu, waarom ik liever het geld verliesdan dat ik een gerechtelijk onderzoek zou doen instellen Zij zou voor Albrecht een ongewenscht en ongedacht gevolg kunnen hebben. Ik heb menig offer gebrachtopdat de naam Osternau niet onteerd worde ook dit zal ik brengen. Het vermoeden alleen zelfs dat een Osternau zich aan een diefstal zou hebben schuldig gemaaktmag niet bekend worden." „Maar gij koestert het niettemin zelf, terwijl uw vertrouwen in Peehmayer tegen wien toch minstens evenveel reden tot verdenking is ongeschokt is." Dat deze mijn vertrouwen verdientdaarvan hoop ik u spoedig het bewijs te brengen, daarom rijd ik zelf naar Mirbach." Mevrouw von Osternau deed geen verdere moeite haren man te overtuigen, zij haalde in hare bezorgdheid de in dit schoone warme weder volkomen onnoodige overjas en vergezelde mijnheer von Osternau naar het rijtuig dat juist voor de poort stil hield. Met een blik vol zorg zag mevrouw von Osternau haren man natoen hij wegreedmet angstig hart verwachtte zij zijne terugkomst; gelukkig had zij niet lang te wachten na verloop van nauwelijks drie kwar tier hield het rijtuig weder voor het slot stil en sprong mijnheer von Osternau er uit met eene vlugheid die beweesdat hij zich veel krachtiger en flinker gevoelde dan vóór zijn vertrek. „Ik heb mij niet bedrogen," fluisterde hij zijne hem tegemoet snellende vrouw toe, terwijl hij baren arm vatte en haar iu de huiskamer leidde. „Ik wil niet ontken nen Emma ging hij voort toen hij alleen met haar was,' „ook ik kon ook een lichten twijfel niet on derdrukken toen ik naar Mirbach reed. Ik moest voortdurend aan Liesje denken, aan het onvoorwaar- lijk vertrouwendat zij in Peehmayer steldeaan hare vreeselijke ontgoochelingwanneer eens bewe zen werddat hij een eerlooze wasen de verden king van den diefstal op hem met eenig recht had kunnen rusten. Mijn hart klopte geweldigtoen ik op het kantoor naar een aangeteekenden brief voor mij vroeg en grootere vreugde heb ik nooit gevoeld dan die de brief met vijf lakken mij verschafte. Hier is hij. Peehmayer heeft het in hem gestelde vertrouwen ge rechtvaardigd snel en eerlijk heeft hij de hem opge- dragen boodschap uitgevoerd. Indien hij den diefstal had° begaan dan had hij ook zeker deze som medege nomen. Deze brief is het beste bewijs voor zijne on schuld. Verdenkt gij hem nu nog?" „Neen maar ik weet nietof ik mij daarover ver heugen moet en ik begrijp niet, dat gy dit doet. Hoe kunt gij zulk eeu gelukkig gezicht zetten nu met het verdwijnen van de verdenking tegen een vreemdeling die tegen uw eigen bloedverwant toeneemt „Hem heb ik reeds lang opgegevenantwoordde mijnheer von Osternau ernstig. „Hem duld ik in mijn huis omdat mij de plicht, om de eer van onzen naam optehoudeu aan hem bindtomdat ik hem eene scha deloosstelling schuldig was voor zijne teleurgestelde verwachtingen en in de vervulling van dien plicht mag mij zelfs de treurige verdenking niet doen wankelen en moet deze een geheim tusschen ons beiden blijven. XVII. Het was een dag vol verschillende aandoeningen voor mijnheer von Osternau. Nauwelijks had hij zich eenigzins hersteld van den verpletterenden indruk, die de diefstal op hem gemaakt had of hij werd verrast door een onverwacht bezoek. Mijnheer von Wangen liet zich zeer deftig door den kamerdienaar Hildebrandt aandienen dit duidde reeds aan, dat hij zijn patroon in eene ongewone zaak wenschte te spreken en toen bij nu binnenkwam in zwarte jas, wit vest en das met den hoogen hoed in de linker hand, met groote plechtigheid voor mevrouw en daarna voor mijnheer von Osternau eene diepe buiging maakte, toen hij daarop na daartoe uitgenoodigd te zijn, naast de sopha plaats nam en met een zeer vriendelijk, maar verlegen gelaat een tijd lang zwijgend voor zich zat te kijkenterwijl hij blijkbaar moeite deedom een geschikt begin voor het gesprek te vinden kwam bij mevrouw von Osternau een vermoeden op vau het geen zij te hooren zou krijgen. Eindelijk kuchte mynheer von Wangen eenige malen, hij sloeg de oogen naar mevrouw vou Osternau op maar toen hij haar uitvorschenden blik ontmoette, sloeg hij ze snel weder neder en werd nog verlegener dan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 1