jSttÜenlattb,
vankelijk de houding van een bemiddelaar had aan
genomen door wiena tusschenkomst de Sultan zijn
buitenaporige eiachen door ona hoopte te zien inwilli
gen kan het wellicht een zeer goeden indruk maken,
dat Engeland openlijk ala onze vriend en bondgenoot
tegen den Sultan en zijn volk optreedt, gemeenschap-
pelijk met ona een ultimatum zendt en, zoo noodig, zijn
wapena bij de onze voegt om den Btrandroover eene
tuchtiging toe te dienen, waarvan Indië zal gewagen
en zoo mogelijk den Sultan peraoonlijk zijn welverdiende
atraf te doen ondergaan. Openstelling van de havens
van Tenomwanneer de gevangenen werden uitgele
verd en zoolang de Sultan zou toonen ons gezag te
eerbiedigen en zich bij gevolg van alle vijandelijkheden
tegen ons zou onthoudenwas reeds terstond na de
tijding van de gevangenneming der schipbreukelingen
en voordat Engeland zich met de zaak had bemoeid
uit eigen beweging door ona beloofd evenals de uit-
keering van een losgeld van omstreeks ƒ100,000. Van
Engelsche bemiddeling bij den zoogenaamden „titu-
lairen Sultan" van Atjeh of bij de hoofden der oor
logspartij is thans geen sprake meeren onzes inziens
bestaat er alle reden om te verwachten, dat de Sultan
van Tenom, als hij ziet hoe de zaken thans staan de
beloofde tuchtiging niet zal afwachtenmaar de ge
vangenen zal uitleveren.
"Wat overigens in de dagbladen beweerd wordt om
trent Engelands houding in het algemeen met betrek
king tot onzen strijd in Atjeh dat Engeland namelijk
geen genoegen zou kunnen nemen met de maatregelen,
die wij tot bedwinging van het verzet noodig achten, is
te onbepaald en eischt nog te veel opheldering, om er
over te kunnen oordeelen.
BELGTE. Den 18 heeft het hof van cassatie be
vestigd het vonnis der rechtbank te Gentwaarbij de
heer Woeste, thans minister van justitie, tot 25
boete veroordeeld is wegens zijne weigeringom ge
tuigenis af te leggen in eene zaak op grond dat hij
volksvertegenwoordiger was en dus geene geheimen
mocht openbarendie op zijn lidmaatschap der Kamer
betrekking hadden.
Het door de regeering bij de Kamer ingediende wetsont
werp tot regeling van het lager onderwijs schrijft voor, dat
in elke gemeente ten minste ééne in een geschikt lokaal
gevestigde gemeenteschool moet zijn. De gemeente kan
ééne of meer bijzondere scholen aannemen en ondersteu
nen in welk geval de Koning Gedep. Staten gehoord,
haar kan vrijstellen van het vestigen of onderhouden
eener gemeenteschool. Deze vrijstelling kan niet worden
verleend wanneer 20 huisvaderskinderen hebbende
van den leeftijd om school te gaan de stichting of
vestiging dier school voor het onderwijs hunner kinderen
verlangen. Twee of meor gemeenten kunnen in geval
van nood door den Koning gemachtigd worden zich te
vereenigenom eene school te vestigen of te onder
houden.
De gemeentescholen worden door de gemeenten be
stierd. De gemeenteraad stelt overeenkomstig de plaat
selijke behoeften het getal scholen en dat der onder
wijzers vast.
De arme kinderen ontvangen kosteloos onderwijs.
De gemeente draagt zorg dat allen, die niet de niet
geïnspecteerde bijzondere scholen bezoeken onderwijs
kunnen ontvangen hetzij in eene gemeentelijke hetzij
in een aangenomen school.
De gemeenten kunnen het onderwijs in godsdienst
en zedeleer stellen aan het hoofd van het programma
van alle of eenige harer lagere scholen. Dit onderwijs
wordt aan het begin of aan het einde der lesuren ge
geven de kinderenwier ouders zulks verlangen
wam—n——a—wg«iB»-auaBaaBeanra&c» hm.—»»»
Maar wanneer hij niet naar het slot terugkeerde
wat moest hij dan beginnen P Bleef hem dan wel iets
anders over dan om weder naar zijn vaderlijk huis te
gaan P
En waarom niet? Vroeger had hem de gedachte, dat
hij gedwongen zou kunnen worden om het woord
zijns vaders gestand te doendoen huiveren heden
klopte zijn hart stormachtig en gloeide zijn bloed hem
in de aderen wanneer hij zich voorsteldehoe hij
Bertha als zijne verloofde in de armen zou sluiten.
En toch aarzelde hij toch kon hij tot geen besluit
komen. Zelfs in de zinnelijke bedwelmingdie de
herinnering aan Bertha bij bem opwektedoemde
plotseling een liefelijk beeld voor zijn geest op, dan
week de bedwelming dan trok hem een onweerstaan
baar verlangen naar slot Osternau. Hij stelde zich
voor, met vreugde zijn leven te willen geven voor een
enkel zacht woord van vergiffenis van Liesje's lippen
voor een enkelen blik van liefde uit hare oogen.
Hij kon niet tot een besluit komen. Hoe ernstig en
aanhoudend hij de eerstvolgende dagen op zijne een
zame bergwandelingen ook over de zaak nadacht, steeds
waren het dezelfde overwegingen, dezelfde bedenkingen,
dezelfde gevoelensdie zijn op een oogenblik reeds
genomen besluit deden wankelen welke steeds terug
keerden.
Drie dagen zwierf hij in de bergen rondsteeds al
leen steeds de minst bekendedoor pleizierreizigers
uit de hoofdstad het minst bezochte paden kiezende,
de nachten bracht hij door in afgelegen kleine herber
gen die zelden door toeristen werden bezochthij
wilde eene mogelijke ontmoeting van een of anderen
kennis uit Berlijn vermijden. Tot nu was hem dit ook
geluktden vierden dag zijner reis echter werd hij
's middags bij het afstijgen van de koraalgronden naar
Hermsdorf zeer onaangenaam verrast. Langzaam schreed
hij voortin diep gepeins verzonken toen hij plotse
ling door eene luidevroolijke stem uit zijne droome-
rijen werd gewekt.
„Goede Goden! Waarachtig, dat is eene onbetaalbare
grapGisteren hebben wij u begravenmijnheer von
Ernau en nu vind ik uzoo gezond als een visch, op
dezen ellendigen weg."
Verschrikt zag Egon op. Voor hem stond een oude
kranig uit Berlijn, zekere baron von Freistetteneen
worden van bet bijwonen daarvan vrijgesteld. Wanneer
in eene gemeente 20 huisvaders, kinderen hebbende
van den leeftijd om school te gaanverlangendat
hunne kinderen van het godsdienstonderwijs worden
vrijgesteld kan de Koning op verzoek der ouders
de gemeente verplichten om ten behoeve dezer kinderen
ééne of meer bijzondere klassen in te richten. Indien
ondanks het verlangen van twintig huisvaders enz. de
gemeente bezwaar maakt tegen het opnemen van het
godsdienstonder wijs in het programma of tegen het geven
van dat onderwijs door godsdienstleeraars van hun kerk
genootschap of door hen aangewezen personenkan de
regeering op verzoek der ouders ééne of meer bijzon
dere scholen te hunnen behoeve aannemen of onder
steunen mits deze voldoen aan de eischen om door
de gemeente te worden aangenomen.
De onderwijzer laat zich met gelijke zorg aan de op
voeding en het onderwijs der hem toevertrouwde kin
deren gelegen liggen. Hij laat geene gelegenheid voor
bijgaan om aan zijne leerlingen het besef van plicht
vaderlandsliefde eerbied voor 's lands instellingen
gehechtheid aan de grondwettige vrijheden in te boe
zemen. Bij zijn onderwijs onthoudt hij zich van alle
aanvallen tegen de godsdienstige overtuiging der ge
zinnen welker kinderen hem toevertrouwd zijn.
De kosten der gemeentescholen komen ten laste der
gemeenten. De provincie verleent toelagen in eene ver
houding welke niet lager kan zijn dan de opbrengst
van 2 opcenten op de hoofdsom der directe belastingen.
Geene gemeente kan toelage van den staat of de pro
vincie ontvangen voor het lager onderwijstenzij zij
tot dit doel eene som besteedt voor het minst gelijk
staande met de opbrengst van 2 opcenten op de hoofd
som der directe belastingen en deze wet op alle punten
uitvoert.
De benoemingschorsing en afzetting der onderwij
zers geschiedt door den gemeenteraad. Niettemin kan
geen onderwijzer worden afgezet dan met goedkeuring
van Gedeputeerde Staten. De raad en de onderwijzer
kunnen in hooger beroep komen bij den Koning. Het
zelfde geldt van schorsing met inhouding van bezoldi
ging, wanneer zij langer dan eene maand duurt. De
schorsing kan door den raad niet wegens hetzelfde feit
worden vernieuwd. De bezoldiging kan niet minder
bedragen dan 500 voor de hulponderwijzers en 600
voor de hoofdonderwijzers emolumenten daaronder be
grepen. Bovendien heeft de onderwijzer recht op eene
woning of op vergoeding daarvoor bij gemeen over
leg te bepalen behoudens hooger beroep op Gedepu-
tuurden en vervolgens op den Koning.
De gemeente kan met machtiging der regeering een
niet gediplomeerd kandidaat tot gemeentelijk onderwij
zer benoemen. Geene bijzondere school kan worden
aangenomen noch eene toelage van de gemeentede
provincie of den staat ontvangen tenzij zich onder
werpende aan de inspectie kosteloos de arme kinde
ren opnemende en het bij de wet bepaalde programma
aanvaardende. De staat oefent toezicht uit over de
gemeentelijke en aangenomen scholen. Het kan uitge
strekt worden tot het onderwijs in godsdienst en zede-
leer en wordt geregeld door de regeering. Verder
wordt het onderwijs aan de normaalscholen geregeld.
Het onlangs voor Brussel herkozen liberale senaats
lid de heer Pron van der Zon is den 24 overleden.
Er moet dus weder een verkiezing plaats hebben,
ENGELAND. Den 1 zal op het MansionHouse
te Londen eene bijeenkomst plaats hebben ter herden-
ding van den 50 verjaardag van de afschaffing der
slavernij. De prins van Wales treedt als voorzitter op.
De briefwisseling tusschen Engeland en Nederland
over de Nisero eindigt met een bericht van den en-
gelschen minister van buitenlandsche zaken aan den
-
jonge, rijke edelman, dien hij vaak ontmoet had, en
die hem eenigzins nader gestaan had dan menige an
dere gewone kennis. Hij had met den frisschen vroo-
lijken jongen man die vroolijk en zorgeloos de wereld
inkeek altijd gaarne mogen praten en zells eene ze
kere genegenheid voor hem opgevatomdat Freistet
ten tot de zeer weinige kennissen behoordedie hij
niet van zelfzuchtige berekening verdacht.
Freistetten was juist op het punt, in gezelschap van
een gids over den koraalgrond den tocht naar den
top van den berg voorttezetten eene bij de heerschen-
de hitte zeer vermoeiende onderneming. Een oogen
blik was hij blijven staan om adem te scheppen en
zich het voorhoofd aftedrogentoen hij op geringen
afstand Egon opmerktedie van boven af hem tege
moet kwam en dien hij met den vroolijken uitroep be
groette. Zijne vermoeidheid waj dadelijk vergeten
met krachtigegroote sprongen snelde hij den berg
op en Egon's hand vattende, schudde hij die hartelijk.
„Waarachtigmijnheer von Ernau", riep hij jube
lend „dat is de grootste vreugde die ik in jaren
beleefd heb. Ik heb niet aan uwen dood geloofd want
kort geleden zag ik u nog te Breslau maar toen de
geheele wereld beweerdedat uw lijk gevonden was en
ik eergisteren uwe begrafenis bijwoondemeende ik
mij toch vergist te hebben en beklaagde u. Nu had
ikGod zij danktoch gelijk gij zijt niet dood
gij staat frisch en levend voor mij 1 Ik zou u kunnen
omhelzen van louter vreugde en pleizier!"
De vreugde van den jongen man was zoo oprecht
dat Egon niet kon nalaten den hartelijken groet even
hartelijk te beantwoorden. Was hij in het eerste oogen
blik door de ontmoeting onaangenaam verrast gewor
den toch wekte menig zonderling woord in Freistet-
tens groet zijne nieuwsgierigheid op, waarom hij gaarne
diens voorstel aannam een beschaduwd plekje opte-
zoeken ten einde een half uurtje te kannen praten.
Zij vleiden zich onder een overhangenden rots in
het zachte groene mos neder.
„Ik kan nog altijd niet tot mij zelf komen van vreugde",
zeide Freistetten opnieuw Egons hand hartelijk druk
kende. „Dat noem ik nog eens 9ene verrassing 1 Maar
nu moet gij vertellen 1 Waar zijt gij Gods ter wereld, al
dien tijd geweest Welke reden kondet gij, in's Hemels
naam hebben om zoo plotseling onzichtbaar te worden
heer Stuart van den 19waarin bij zjjne tevredenheid
betuigt over de aanneming van het engelsche voorstel
tot gemeenschappelijk optreden tegen den Radja van
Tenom. Hij stelt voorden gouverneur van Atjeh
100,000 aan dien Radja te laten betalen. Verder doet
hij uitkomen, dat Engeland gemeend heeft het voorstel
van Nederland, om de geheele kust van Atjeh te blok-
keeren niet te moeten aannemen.
Den 22 heeft lord Salisbury, leider der oppositie in
het Hoogerhuis, te Sheffield, en de heer Northcote,
leider der oppositie in het Lagerhuiste Londen in
eene bijeenkomst van conservatieven de houding van
het Hoogerhuis in zake de verwerping der kieswet ver
dedigd en als de eenige goede oplossing voor het geschil
aangegeven, óf ontbinding van het Parlement óf indie
ning eener wet op de zetelverdeeling.
Lagerhuis. De onder-minister van buitenl. zaken
Fitz-Maurice deelde den 21 op eene vraag van den
heer Gourleyof hij kon mededeelenwelke som
de regeering toegestaan en betaald had als bijdrage
voor het onderhoud der verarmde weduwen vrouwen
en kinderen van de gevangen manschappen van de
Nisero mededat eene lijst van 25 namenopge
maakt, naar hij meende, door de heeren Pinkney
reeders van het schip aan den minister van buiten
landsche zaken gezonden wasvergezeld van het ver
zoek om eene bijdrage van 6000 te hunnen behoeve.
Op die lijst kwamen elf personen voor, waaronder acht
vreemdelingen die geene bloedverwanten hadden, die
gevonden konden worden; ten behoeve van één hunner
was geen aanvraag om hulp gedaan en van drie an
deren werd gemeld dat zij niet ten laste waren van
hunne bloedverwanten, die tot de bemanning der Nisero
behoorden. Ten behoeve van de overblijvende tien per
sonen meestal herkomstig van Liverpoolhad de mi
nister van buitenlandsche zaken aan de lords van de
schatkist voorgesteld eene som van 3600 af te zon
deren en dit bedrag ter uitdeeling toe te vertrouwen
aan de commissie voor het fonds dat thans met vrien
delijke toestemming van den lord-mayor van Londen
bijeengebracht werd.
Minister Gladstone deelde den 24 mede dat de
afgevaardigden der mogendheden in zake het egvptische
vraagstuk dien dag zouden bijeenkomen en dat de vol
gende zitting op den 28 bepaald was, Hij hoopte dan
aan het huis eenige mededeelingen te bunnen doen.
Minister Hartington zeide den 25, dat wanneer geen
onvoorziene gebeurtenissen in Egypte ontstonden, welke
tot vermeerdering van uitgaven leidden, een nader kre
diet ten behoeve der verdediging van Egypte vóór
den afloop dezer zitting onnoodig zou zijn.
Hoogerhuis. De minister van buit. zaken deelde
den 25 mede dat de egyptische bijeenkomst den 28
eene korte zitting zal houden hij achtte het mogelijk,
dat alsdan de eene of andere schikking tot stand kwam,
waardoor de regeering in staat werd gesteld spoedig
eene mededeeling aan het Parlement te doen. Eene
stellige belofte was echter onmogelijk.
FRANKRIJK. Een der voornaamste leden van de
bonapartistische partij in de Kamer, de heer Laroche
Joubert is in den ouderdom van 64 jaren overleden.
Den 24 stierven aan cholera te Touion 24 te Mar
seille 32 en te Arles 7 personen den 25 stierven te
Marseille 34 en te Toulon 28 personen.
De uiterste linkerzijde van de Kamer heeft eene com
missie benoemd waaraan opgedragen is, zich naar die
streken in Frankryk te begeven, welke door de cholera
bezocht of bedreigd worden.
De president Grévy vertrok den 24 naar de Jura
om te Parijs terug te keerenwanneer het congres
bijeen komt.
en vele weken lang geen teeken van leven te geven."
„Ik was het vervelend leven in de residentie moede,
en toen ben ik ver van de afmattende drukte der stad
eenige weken in eenzaamheid op het land gaan door
brengen. Het kan u geen belang inboezemen om te
weten waar dit geschied isik heb u ook geen avon
tuur te vertellen en verzoek u daarom mijne nieuws
gierigheid te bevredigen. Gij hebt zoo even zonderlinge
dingen gezegd gij spraakt van het vinden van mijn
lijk zelfs indien ik goed heb verstaan van mijne be
grafenis. Wat wildet gij daarmede zeggen
„Dat gij begraven maar weder opgestaan zijt uit
den dood. Maar neen de zaak is te ernstigom te
schertsen. Gij moet hooren, welke gevolgen uwe vlucht
uit Berlijn heeft gehad,"
Hij vertelde dat hij van eene reis van Breslau naar
Berlijn teruggekeerd zijnde, alle kringen, waarin Egon
zich placht te bewegen, in de grootste opgewondenheid
over diens plotseling verdwijnen had gevonden dat zijne
verzekering, dat hij mynheer von Ernau levend te Breslau
had gezien niet was geloofd dat men algemeen had
aangenomen dat Egon zich wegens eene ongelukkige
liefde het leven had benomen- „Gij hebt al uwe vrienden
diep bedroefd mynheer von Ernau voegde hij er bij.
„Heb ik dan vrienden antwoordde Egon op bit
teren toon. „De weinigen die misschien min of meer
spijt over mijn vermeenden dood hadden, zijn daarvoor
rijkelijk schadeloos gesteld doordat ik hun eene prach
tige gelegenheid tot belangwekkende praatjes heb ge
geven."
„Dat is een treurig geloof, dat ik u niet benijd zeide
Freistetten ernstig. „Alleen hij, die zelf niemands vriend
is en slechts aan zich zelf denkt, kan zoo iets geloo-
ven. Ik begrijp niethoe gij uwen vader - van uwe
vrienden wil ik niet spreken eenige weken lang
zonder bericht kunt laten zoodat hij eindelijk wel van
uwen dood moest overtuigd zijn. Ik ben waarlijk niet
voor zedenpreeker geschiktmet recht verwijt men mij
wel eensdat ik onverantwoordelijk lichttillend ja
lichtzinnig ben maar toch meen ik het recht te heb
ben, u er een verwijt van te maken dat gij vergeef
mij de harde uitdrukking u onverantwoordelijk hebt
gedragen tegenover allen, die u liefhadden, en ik reken
mij zelf onder hen en vooral tegenover uwen vader 1"
Wordt vervolgd.
der