No. 100.
Zes
en tachtigste Jaargang.
1884.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN?
V R IJ D A G
22 AUGUSTUS.
Gbfociitl ©ebetlte.
TE AMSTERDAM.
Prijs der gewone Advertentiën
BURGERAVONDSCHOOL.
ADOLF STRECKFUSS.
ALK1AARSCHË COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
bet geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Inschrijving van leerlingen voor den cursus 1881 1885 op
Maandag 1 September a.s., des avonds te 7 uur, in het ge
bouw Doelenstraat, hoek gedempte Nieuwesloot.
De Directeur der B. A. S.,
Dr. H. W. W A A DE WIJ N.
i.
Zijt ge waarde lezerswel eens op een verlaten
kerkhof geweest Wat ziet het er daar akelig uit, niet
waar Het gras of liever het onkruid staat er een
halve mans lengte hooghier en daar een gebroken
zerk een verweerd ijzeren hek een verwaarloosd en
met mos bedekt monument en tusschen dat alles een
treurwilg en nog een stuk of wat boomen met wilde
uitloopsels en onregelmatig gegroeide takken. Een
kerkhof, een doodenakker ademt nog leven allerwege
ontwaart gij er nog de menschenhand maar een ver
laten kerkhof ziedaar eerst is het doodsch. De
zeldzame wandelaar, die het betreedt, gevoelt er zich
gedruktgevoelt er zijn gemoed beklemd en eerst als
hij het verlaten heeft haalt hij ruimer adem.
Het terrein achter het Rijksmuseum, waar ten vorigen
jare de Koloniale Tentoonstelling gehouden was, zag er
een maand of wat later weinig anders uit dan zulk een
verlaten kerkhof en maakte een even treurigen indruk
op ieder, die er nog eens een kijkje kwam nemen na
er zoo dikwijls bewonderend en opgetogen te hebben
rondgewandeld door de zalen waar de bekwaamste
werklieden uit de geheele wereld maanden lang de
vruehten van jaren arbeids aan landgenoot en vreem
deling hadden ten toon gesteld rondgewandeld door
het met smaak aangelegde park, waar duizendkleurige
bloemen eene aangename geur verspreidden waar de
grilligste verscheidenheid van paviljoenen en kiosken
van chalets en tentjes bij eiken stap, die men deed
het oog bekoorde; waar Bilze's beroemde kapel middag
en avond de heerlijke tonen van een wegslepende mu
ziek liet hooren waar duizenden en tienduizenden be
zoekers en bezoeksters dooreen woelden en krioelden
waar men zoowel een Chinees tegenkwam met zijn lange
staart als een zeeuwseben boer met zijn korte broek
en zijne groote zilveren knoopen, zoowel de Parisienne,
gekleed volgens de mode van morgeneen ware
surprise met parfumeriënals de marker boerin met
hare twee lange goudgele krullen.
Inderdaad grooter tegenstelling was wel niet denkbaar,
die geheele tooverwereld kwam uondanks u zeiven
weêr voor den geest, als ge daar dooldet over die groote
vlakte zoo spoedig geheel verlatenwaar de paden
onkenbaar waren gewordenwaar alles gesloopt was
met uitzondering van eene enkele kioskdie treurige
herinnering aan eene kortstondige grootheid of hier en
daar van een hek, een zerk of zuil, die de inzender
verzuimd had terug te nemenwaarschijnlijk omdat
de kosten van vervoer hem te hoog waren.
Ziedaar kon men zuchtend uitroepen
't Noodlottig overschot van zooveel worp zesd'halven!
Eenmaal na het sluiten der Tentoonstelling was mij
de lust bekropen het terrein nog eens terug te zien,
waar ik verleden jaar maanden lang bijna den ganschen
dag gesleten had, zonder nog al het schoone te kunnen
opmerken, dat er was zaamgebraeht. Maar die ééne
keer had mij ook volkomen genezen.
Ik had dit plekje bijna zoo woest en ledig gevonden,
als de aarde er moet uitgezien hebben vóór de schep
ping die aanblik had mij zoo mismoedig gestemd, dat
ik mij zelf plechtig beloofde er niet terug te zullen bomen.
Ik wil gul uit bekennen dat de indruk zoo sterk
was geweestdat ik moeite heb gehad mij zeiven te
bewegeneen paar dagen geleden naar het oude ten
toonstellingsterrein terug te keeren. Ik wist weldat
er nu alles veranderd wasdat men er druk in de
weer was om de Landbouw-tentoonstelling in gereed
heid te brengen dat er geen sprake meer kon zijn
van een verlaten kerkhof maar toch 't
zou in elk geval geheel iets anders zijn dan verleden
jaar. dat pittoreske, dat aantrekkelijkeneen, dat
zou ik er niet kunnen terugvinden. Dit stond vast
bij mij als een paal boven water.
Ik vergat de bekende gedichtjes van Blond tegen
over Bruin en Bruin tevenover Blondgedichtjes
waaraan zulk eene diepe waarheid ten grondslag ligt.
Kunnen goudblonde lokken een paar heldere, blauwe
oogen en een elpenbeenen kleur schoon zijn donker
kastanjebruin haar, een paar fonkelende gitzwarte oogen
en een mat teint kunnen het niet minder wezen.
Kan eene Parisienne ons bekoren met haar poudre
de riz en haar kunstmatig blosje met den ongeëvenaar-
den smaak, dien zij bezit om zich te kleeden met de
losse en bevallige wijze, wahrop zij zich weet voor te
doen met de onweerstaanbare wijze, waarop zij weet
te koketteerenniet minder gevoelen wij ons aange
trokken door het ongekunstelde van een eenvoudig
dorpskind dat geen hulpmiddelen van de kunst kent
en die evenmin behoeft om hare schoonheid voordee-
lig genoeg te doen uitkomen, om ons al het gewicht
te doen gevoelen van het gebod „gij zult niet begee-
ren eens anders goed."
Welnu, zoo ook is het mij precies gegaan, toen ik
onlangs het terrein voor de Landbouw-tentoonstelling
betrad. Het zag er heel anders uit als verleden jaar;
het verschil is hemelsbreed maar toch het zal even
aantrekkelijk het zal er even gezellig zijn. Ik aarzel
nietdit nu reeds te verklaren hoewel het van zelf
spreekt, dat de grootede eigenlijke aantrekkelijkheid
en gezelligheid er eerst later moeten komen. Het ter
rein echter bezit alle factoren, om dat /comen met grond
te mogen verwachten, met tamelijke zekerheid te mogen
voorspellen.
„Maarzult ge mij misschien tegemoet voeren
„dat is nu alles goed en welge zegt dit welmaar
„we kennen u nieten redelijker wijze kunt ge toch
„niet van ons vorderen dat we den eersten den beste
„zoo in eens op goed geluk gaan gelooven. Yertel
„ons eerst eens hoe ge alles op het terrein gevon
den hebt."
Ge hebt daarin volkomen gelijk en ik wil onmiddelijk
aan dit rechtmatige verlangen voldoen.
Evenals verleden jaar is de hoofdingang voor de Ten
toonstelling door het Rijksmuseum. Eerst eenige Bchre-
den achter het museumaan het einde van een klein
met een hek afgeschoten terrein treedt gij de Land
bouw-tentoonstelling binnen door een monumentale
poortgekroond door een kolossaal dak, waarop onze
bekende zeeschilder Heemskerk van Beest een zeege
zicht heeft gepenseeld, dat een uitmuntend effect maakt.
Waarom nu juist een zeegezicht, welk verband bestaat
er tusschen de landbouw en eene zee met schepen? Ja,
beste lezerswat zal ik u daarop antwoorden Ik acht
het niet onmogelijk, om eenig verband daartusschen te
vinden, als men het ernstig gaat zoeken maar ernstig,
wel ernstiganders vindt men het nietdat stem ik
u toe. Een akker met een ploeg er op zou misschien
van meer directe toepassing geweest zijn. De heer
Heemskerk is echter geen landschapschildermaar een
zeeschilder en hij bood belangloos zijn penseel aan.
Waarschijnlijk heeft geen enkele andere schilder dit
gedaan; dus.... ge begrijpt nu „Quand on n'a pas ce
qu'on aimeil faut aimer ce qu'on a" eindigt de groot
hertogin van Gerolstein te zeggen. Overgezet zijnde
beteekent dit dat men moet roeien met do riemen
die men heeft. Ik bewijs dit op dit oogenblik zelf:
over een Landbouw-tentoonstelling willende spreken,
haal ik een spreekwoord aandat aan het zeemans
leven is ontleend. Ik dien dus wel de laatste te zijn,
om de commissie hard te vallen over haar zeestuk! Het
tegendeel is waarzij heeft getoond te doen wat zij
kan terwijl de bereidwilligheid van den heer Heems
kerk om zijn palet ter beschikking te stellen van eene
zaak die eigenlijk geheel buiten den kring zijner ge
wone werkzaamheid lagden hoogsten lof verdient en
op ons aller waardeering aanspraak heelt.
Ter weerszijde van de eerepoort zijn een paar nette
gebouwtjes verrezen het eene is bestemd voor de bu
reaux der commissie, het andere voor de buitenlandsche
commissarissen en voor de pers.
Recht over den ingang springt een fraaie fontein
daarachter staat een muziektempel en verderop is een
groote restauratie gebouwd. Links en rechts staan een
aantal afdaken tot berging van de werktuigen en ge
reedschappen.
Het koloniale gebouw is ingericht voor den zuivel.
De boter wordt er geplaatst op met wit katoen be-
kleede latten. Yan onder wordt hij koel gehouden
door ijs en van boven besproeid met duinwater, dat
langs afzonderlijke kanalen wegvloeit.
Ter zijde van dit gebouw is eene boerderij opgericht
DOOH
64)
Eene Egon geheel onbekende stem antwoordde: „Dat
doet mij hartelijk leed, mijnheer von Wangen, maar het
was mij onmogelijkom vroeger te komen. Ik was
gedurende den geheelen nacht aan het bed van een
zwaren zieke eerst een uur geleden ben ik thuis ge
komen en ben toen dadelijk in het rijtuig gaan zitten,
om aan uwe roepstem gehoor te geven. Ik hoop, dat
mijn hulp niet te laat komt.
„Ik hoop het ook antwoordde mijnheer von Wan
gen. Egon herkende nu de stem. „De toestand van
den armen man is ten minste niet veranderd. Zijne
lieve verpleegster die gedurende den geheelen nacht
aan zijn bed gezeten en zijne wond met vochtige com-
pressen koel gehouden heeftdeelde mij zooeven eerst
mededat hij nog altijd bewusteloos wasmaar rustig
en krachtig ademhaalt. De deur rechtsdocter, de
gewonde ligt in de blauwe kamer."
De deur werd geopend en de mannen traden binnen,
de een was mijnheer von Wangen, Egon erkende hem,
ondanks de groote veranderingdie vier jaren in het
uiterlijk van den jongen man hadden gebrachtde
andere was een kleinouwelijk heerdien Egon
niet kende.
Dat was geen droom. De welgedanekrachtige
jonge man was werkelijk mijnheer von Wangen. Egon
was wakkerhij lag werkelijk te bedmet eene wond
aan het hoofdin eene hem onbekende kamer, maar
hoe hij daar gekomen was wat er met hem was ge
beurd daarvan had hij geen flauw vermoeden.
Hij richtte zich nu in zijn bed opzij het ook met
moeite, met heldere oogen zag hij mijnheer von Wangen
aan en stak hem de hand toe.
„Eizie eensde patient is bij volle kennis. Dat
is een verblijdend teeken zeide de docter, aan Egons
bed tredend en diens hand vattende. „Geen koorts
De oogen helder Ik geloofdat gij u zonder noodza
kelijkheid bezorgd hebt gemaakt, mijnheer von Wangen!"
Hij vroeg Egon of hij ook pijn gevoelde en kreeg
een kalmduidelijk antwoorddaarop nam hij het
verband van het voorhoofd van den patient en onder
zocht diens wond met groote opmerkzaamheid.
„Niets van beteekenis 1" zeide hij eindelijk zeer te
vreden. „De heftige schok en het neerkomen van het
voorhoofd op een steen heeft de lange bewusteloosheid
ten gevolge gehad de wond zelve beduidt nietsdie
zal binnen enkele dagen genezen zijn. Gij kunt van
geluk spreken dat gij er zoo goed zijt afgekomen."
„Wat is er dan met mij gebeurd
„Dat zal mijnheer von Wangen u wel vertellen.
Mijne hulp hebt gij niet noodig. Gij zijt nog een
weinig zwak door het sterke bloedverlies en zult ook
nog wel een lichte doffe hoofdpijn hebbeneen ge
volg van den schokdat is alles. Ontzie u een paar
dagen, maak geen noodelooze beweging en nu vaarwel,
ik moet ijlings weder naar Ostrowko terugwaar ik
meer noodig ben dan hier."
„Mag mijnheer Pechmayer het bed verlaten vroeg
mijnheer von Wangen.
„Wanneer hij zich sterk genoeg gevoelt, kan hij
doen en laten wat hij wil. Adieu mijnheer Pech
mayer, zoo heet u immersEen glimlach vloog bij
het noemen van den zonderlingen naam over het gelaat
van den docter."
„Neen, mijn naam is von Ernau", antwoordde Egon.
„Wel drommels 1 Mijnheer von ErnauDe lang
verwachte eigenaar van Plagnitzriep de docter
blijde verrast. „Dat zal mijn ouden vriend Sieve-
king bizonder veel genoegen doen en ook mijnheer
Stortingdie reeds met verlangen uwe komst tegemoet
ziet. Nu verheugt het mij dubbeldat uw gevaarlijke
val van den Dombrowker dijk zoo gelukkig is afgeloo-
pen. Morgen kom ik terugom te zienhoe het u
gaatnu moet ik helaas naar Ostrowko terugwaar
mij een paar zware zieken wachten. Vaarwelmijnheer
von Ernaumijnheer von WangenExcuseer, blijft
u hier, ik zal den weg wel vinden
De bewegelijke kleine man had de kamer reeds ver
laten voordat Wangen zich nog van zijne grenzenlooze
verbazing had hersteld. De naam Ernau loste plotseling
voor hem een raadsel opwaarover hij vaak te vergeefs
had nagedacht. Onder den naam van een zekeren
onderwijzer Pechmayer had vóór vier jaren doctor Egon
von Ernau, de eens voor Bertha bestemde rijke jonge
man op slot Osternau gewoond. Nu werd het hem
eindelijk duidelijk wat hij nooit had kunnen begrijpen,
waarom Egon von Ernau onmiddelijk na zijne terug
komst te Berlijn zijne aanspraken op Bertha's hand
had doen gelden maar die door Werner von Massen-
burg, naar diens eigen verklaring, met beslistheid waren
afgewezenomdat Bertha intusschen haar hart had
weggeschonken. Mijnheer von Ernau had Bertha op
slot Osternau leeren kennen en hoe kon dit ook
anders was smoorlijk op haar verliefd gewor
den. Toen hij nu naar Berlijn terugkeerde, toen hij
hoorde dat Bertha's hart een ander behoordetoen
zijn verzoekom zijne oude aanspraken te mogen doen
gelden, door Werner von Massenburg ronduit zoo
had deze gezegd was afgewezen toen hij zich zelf
bekennen moest, dat de veelgeliefde vrouw voor altijd voor
hem verloren was, toen had eene doffe wanhoop hem aan
gegrepen, toen verliet hij Berlijn, om in een rusteloos,
avontuurlijk, reizend leven verstrooiing en genezing voor
zijn gewond hart te zoeken. Een innig medelijden
met den ongelukkigewien hij de schoonste verwach
tingen had ontnomen, vervulde den goedigen Wangen,
tevens kon hij echter een zeker onbehagelijk gevoel
niet van zich afzetten hij herinnerde zich dat hem
indertijd vaak een aanval van ijverzucht gekweld had,