No. 104 Zes en tachtigste Jaargang. 1884. ZONDAG 31 AUGUSTUS. Een bevoorrecht land. EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN? Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD, (SHficiecl (Bebeeltic. kennisgeving. BURGERAVONDSCHOOL. FEUILLEÏ TON. ADOLF STRECKFUSS. ALKMAABSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheel© Rijh f Ij De 3 nummers 0-06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TBE ZOON. Het HOOED van liet Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge meente, dat het suppletoir kohier voor de belasting op het Personeel over het le. kwartaal van het dienstjaar 1884/85, No. 4 op 28 Augustus 1884 door den Provincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaard, heden aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen bin nen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zouden voortvloeien te voorkomen. Alkmaar tiet Roofd van het Bestuur voorn., 30 Aug. 1884. A. MACLAINE PONT. NICOLAAS JOHANNES VOGELPOELkomende van Amsterdam; MARIJTJE SCHUIT en JANSJE SCHOONE- WILbeiden komende van Schermerhorn worden verzoekt zicb ter secretarie dezer gemeente aan te melden. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALKMAAR, op Dinsdag, 2 Sept. 1884, des namiddags te 128/, ure. Namens den Voorzitter van den Raad De Secretaris, NU HOUT VAN DER VEEN. Inschrijving van leerlingen voor den cursus 1884—1885 op Maandag 1 September a.s., des avonds te 7 uur, in het ge bouw Doelenstraat, hoek gedempte Nieuwesloot. De Directeur der B. A. S., Dr. H. W. WAALEWIJN. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e helft der maand Juli 1884 Mej. J. Cloeke, J. W. ElfringAmsterdam; Directeur van zieken- en begrafenismaatschappij's GravenhageJan Nibbe- ringHaarlem; J. van Oosten, Hulshorst; H. J. Huijzinga, Nieuwediep; Petrus NaanenNijmegen; G. Bakker, Oudcarspel; de Lange Oudesluis J. E. Bakker, Rotterdam. Van de hulpkantoren: Egmond aan Zee: Willem de Dilk, Scheveningen. Scharwoude: C. Brouwer Jz., Zijpe. Briefkaarten: Antoon Verkerk, J. van der Veen, Amsterdam. Verzonden geweest naar Engeland: Mrs. SharpLeicester. Oost Indië: Klaas Bas, (No. 16261), Atjeh. De voorbereiding voor de verkiezing van een Presi dent van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika die de belangstelling der gansche bevolking in zoo hooge mate bezighoudt en waaromtrent de dagbladen ons zulke uitvoerige berichten mededeelenvestigt als van zelve onze aandacht op deze groote Republiekdie sinds eeuwen voor duizenden Europeanen een welkom toevluchtsoord waswaar zij vrijheid of levensonder- heid zochten en die dit voor goeden en boozen ge bleven is tot op dezen dag. Jaar op jaar wordt door de verbeteringen van de stoomvaart de reis korter en gemakkelijker gemaakt, de spoorwegen in Europa bren gen de bevolking uit het binnenste des lands in wei nig tijd en voor weinig geld naar een zeehaven en dagbladen post en telegraaf maken haar bekend en vertrouwd met het verre land en gemeenzaam met het denkbeeld van verhuizing. De landverhuizing heeft se dert 1848 de bevolking van Ierland met meer dan een derde verminderd en nu de Btroom uit Ierland ein delijk afneemtneemt hij uit Engeland toe. De stroom uit Duitschland is de grootsteuit Italië is hij in de laatste jaren aanmerkelijk gezwollen. Elk land van Europa levert zijn aandeel, van de fjorden van Noor wegen, van de steppen van Rusland en Hongarije, van de bergen van Wallachije en van de kusten en eilan den der Middellandsche Zee trekken jaarlijks scharen van mannenvrouwen en kinderen over den Atlanti- schen Oceaanvoor verreweg het grootste gedeelte om in de nieuwe wereld de ellende te ontvlieden die in het vaderland hun deel was. „Wij hadden eenige pelgrimvaders" zegt ons de Amerikaansche schrijver Henri George „zoowel als eenige kwakervaders en andere soorten van vadersj doch de meerderheid van de eerste volkplanters kwam niet naar Amerika „om de vrijheid, God te aanbidden", maar omdat zij arm waren, ontevreden zonder hoop of dol avontuurlijkvelen omdat zij waren verbannenvelen zelfs om de gevan genis te ontgaanvelen omdat zij geronseld waren velen omdat zij zich verkocht hadden als werklieden of soldaten." En zeker is thans meer dan ooit de reden, die de landverhuizers in beweging brengtbijna uit sluitend de zucht om nijpende^ armoede en gebrek te ontgaan of althans een ruimer bestaan te zoeken, dan zij in hun vaderland konden vinden. En hoe is het mogelijk dat die millioenen van ar men ontevredenen oproerigen en te recht of ten on rechte vervolgden over het algemeen hebben gevonden wat zij zochten en dat het land dat door hen werd overstroomd niet is verarmd en ten onder gegaan maar integendeel in bloei en welvaartin kennis en beschaving zoo snel is vooruitgegaandat het thans bijna in alle opzichten Europa boven het hoofd is ge wassen? De eenige oorzaak vindt de genoemde schrij ver in den tot nog toe niet uitgeputten voorraad on- gebruikten voor bebouwing gesehikten gronddie in Noord-Amerika voorhanden was en die allengs door de steeds westwaarts dringende bevolking is en wordt in genomen. Die verhuizing uit de oostelijke staten naar het westen houdt aan en neemt in uitgebreidheid toe, niet alleen ten gevolge van den aanhoudenden toevloed van landverhuizers uit Europamaar ook van den snellen aanwas der gevestigde bevolking in de ooste lijke staten. Wel is nu reeds met genoegzame zekerhei te voorzien, dat binnen een niet lang tijdsverloop alle goede bouwgrond in bezit zal zijn genomen, en begint men zich at te vragen wat daarvan de gevolgen zullen zijn, maar tot nog toe is er geen gebrek, en daardoor is Noord-Amerika bevrijd gebleven van den socialen druk die ons in de oude wereld benauwtdaardoor is het volk welvarend geworden en vol geestkracht en goeden moed voor de toekomst. „Het is de deugd, die in nieuwen grond ligt" zegt George „het is de vrijheid om van de gelegenheid door de natuur aan geboden om zicb naar het westen te verplaatsenge bruik te maken, die hier tot gezonden groei heeft ge bracht wat in Europa zou zijn verdierlijkt en tot een gevaar voor de maatschappij zou zijn geworden. In Australië hebben dezelfde omstandigheden de afstam melingen van veroordeelden en veroordeelden zeiven tot goede staatsburgers gemaakt." Werkelijk mag men vragen, of de gevolgen, die het openen eener nieuwe wereld voor de ontwikkeling der moderne beschaving heeft gehad genoeg zijn gewaar deerd. Er schijnt inderdaad alle reden te bestaan om in te stemmen met de woorden van onzen schrijver „In vele opzichten is de ontdekking van Amerika ge bleken de meest gewichtige gebeurtenis voor de bevol king van Europa te zijn sedert de geboorte van Chris tus.0 Wij kunnen ons dan alleen voor den geest stellen, hoe belangrijk Amerika voor Europa geweest is als toevlucht voor de rusteloozende ontevredenen de onderdrukten en de vertraptenhoe de invloed van ruimer omstandigheden en het vrijere Amerikaansche leven op het denken en leven in Europa hebben ge werkt wanneer wij ons een denkbeeld trachten te vormen hoe de toestand van Europa thans zou zijn, wanneer Columbus een grenzeloos watervlak had ge vonden tusschen Europa en Aziëof een werelddeel had ontdekt, even dicht bevolkt als Indië, China of Mexico. Wederkeerig zou de onmogelijkheid om zich langer westwaarts uit te U-eiden een der gewichtigste gebeurtenissen voor de moderne wereld worden. Zoo is dan de bloei der groote Republiek niet te danken aan den regeeringsvorm aan de op het alge meen stemrecht gevestigde volksregeering aan het uit muntend bestuur de wijze wetten en het uitstekend belastingstelsel Naar het oordeel van Henri George evenmin als naar het onze. Wel heeft de vrijheid van beweging die de Amerikaansche regeeringsvorm toe laat ongetwijfeld in vele opzichten tot den gunstigen uitslag medegewerkt, door zoo weinig mogelijk te belem meren maar die regeeringsvorm verschilt niet zoo aan merkelijk van dien der meeste staten in de oude we reld dat daaraan het verschil in toestand kan worden toegeschreven. Volgens onzen schrijver hebben wij zelfs, wat regeering en bestuur aangaat, de Vereenigde Staten niet te benijden. Het belastingstelsel geheel naar het beschermend stelsel ingerichtacht hij ten eenenmale verderfelijk en bij uitstek geschikt om de DOOK 68) „Waarlijk En hoe hebt gij u mjjn geringen per soon dan wel voorgesteld freule vroeg Egon on willekeurig glimlachend. „Dat weet ik eigenlijk zelf niet, maar geheel anders. Het is waar, het verband maakt u niet knapper, maar wanneer gij maar geheel van het bloedverlies zult her steld zijn, dan zult gij er ook beter uitzien. Voelt gij u reeds iets beter Zijt gij sterk genoegom alleen te gaan, of zal ik u vergezellen? Gij glimlacht en denkt, dat zulk een klein zwak dingals iku van geen nut zal kunnen zijn maar gij vergist u Ik ben ster ker dan gij meentleun maar op mijGij hebt stellig nog een steun noodig want gij ziet er ontzettend af gemat en ziekelijk uit." „Ik dank u voor uw lief aanbodmaar „Gij weigert, natuurlijk, maar ik zal achter u loopen, en wanneer gij wankeltdan zal ik u ondersteunen al wilt gij niet. Maar daar valt mij indat gij mij volstrekt nog niet kent en ik mij nog aan u moet voor stellen ik heet Clara von Wangen en ben de zuster van Hugo von Wangen, die uw bezoek reeds aan mijne schoonzuster Bertha heeft aangekondigd. Gij zijt zeker op het puntom dit bezoek afteleggen „Juistfreule." „Noem mij niet freule, dat klinkt zoo vreemd! Ik ben nog geen freule en word Clara genoemdalleen de dienstboden zeggenfreule Clara. Gij kent den weg door het huis nietik zal u naar de galerij brengen waar gij mijne schoonzuster zult vinden die u zeker reeds met groote nieuwsgierigheid verwacht. Zij was zeer verbaasd toen zij hoorde, dat onze gast mijnheer von Ernau was. Nu zij heeft er ook wel reden toe. Ontken het maar niet, mijnheer von Ernau Een nicht van mij, die geruimen tijd, toen vader nog leefde, op Linau logeerde heeft mij de geheele zonderlinge ge schiedenis vertelddat gij eens met Bertha verloofd waartdat men u voor dood hield en daarom Bertha zich met mijnen broeder verlooide. Het is misschien niet aardigdat ik dit alles zoo openhartig zeg. Zijt gij er niet boos om mijnheer von Ernau „Zeker niet Ik ben u integendeel dankbaar voor uwe openhartigheid." „Welnu, dan wil ik u nog meer zeggen. Neem u voor Bertha in achtZij hepft een valsch hartIk weet nietwat zij in het schïfd voertmaar dat zij met u bizondere plannen heeftdat heb ik in hare valsche oogen gelezen Geloof haar niet Maar nu heb ik u reeds meer dan te veel gezegd wij mogen niet langer pratenkom ik zal u naar de galerij brengen. Ga maar vooruit, hier de trap af, ik blijt achter u. Egon volgde hare aanwijzing. Gaarne had hij het gesprek nog voortgezetmaar het scheen hem onge past om een ongekunsteld babbelend kind uittehoo- ren en hij weerstond daarom de verzoeking om te trach ten nog meer over Bertha te weten te komen. Hij ging langzaam de trap afeenmaal moest hij blijven staan en zich aan de leuning vasthoudenomdat hem eene duizeling overviel Claartje was hem toen echter dadelijk ter zijde en greep hem stevig bij den arm. „Gij wordt zwak zeide zij deelnemend maar hij her stelde zich oogenblikkelijk weder en na een paar woor den van dank kon hij zijn weg weder voortzetten. In de voorzaal beneden bleef Claartje staan. „Nu kunt gij niet meer missen zeide zij, „deze deur leidt naar de tuinkamer en van daar komt gij op de galerij. "W ilt gij mij een genoegen doen, mijnheer von Ernau?" „Gaarne! Welk is dat?" „Zeg noch mijn broedernoch mijne schoonzuster dat gij mij gezien en met mij gesproken hebt." „Waarom zal ik daarvan een geheim maken „Dat zal ik u een ander maal wel verklaren heden reken ik echter op uwe stilzwijgendheid. Adieumijn heer von Ernau Zij wachtte geen antwoord af, maar snelde ijlings de trap weder op. „Neem u voor Bertha in acht!" had het jonge meisje gezegd. Welk eene zonderlinge waarschuwing I Kon het eenvoudige kind dan vermoeden wat Bertha vroe ger voor Egon was geweestwelke smart en welke inspanning het hem eens gekost had om zich te ont rukken aan de betooveringdie zij op hem had uitge oefend Hij was niet in staat om zich op deze vra gen die zich aan hem opdrongen een antwoord te geven want reeds stond hij in de tuinkamer, en reeds kwam Bertha die zijne schreden had gehoord in de deur der galerij hem tegemoet. Hoe schoon, hoe betooverend was zij Veel schooner nog dan eertijds en toch was zij in dien tijd van in nerlijke stormen in zijne oogen het ideaal van menschelijke schoonheid geweest. Hare fijne figuur was wel niet meer volkomen zoo flankzij was voller gewordenmaar zonder aan bevalligheid te verliezen. Haar donker zwart oogdat hem met een blik van blijde ontroe ring aanzagscheen hem nog stralender en met nog meer uitdrukking. De lieve gelukkige glimlach, die om haren fijnbesneden mond lag toen zij hem begroette was betooverend. Zij strekte hem beide handen tot een hartelijken groet tegemoet. „Hoe gelukkig, hoe onuitsprekelijk gelukkig ben ik, dat de zware zorg voor udie ons van nacht uit den slaap heeft gehouden, is weggenomen en ik u zoo terugzie Wees welkom hartelijk welkom mijnheer von Ernau „Neem u voor Bertha in acht 1" Had de kleine waar- sehuwster kunnen vermoeden, hoe stormachtig Egon het bloed naar het hart zou dringen, toen hij de hem toegestoken handen vatte en op de rechter eene kus druktetoen hij den zachten druk er van gevoelde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 1