No. 107.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
7 SEPTEMBER.
EERSTE BLAD.
De Voljaarsch Patenten,
Grondwetsherziening.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN?
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
(Dfóciêel (Bebeelte
STEDELIJK. MUSEUM.
Aan personen beneden de 18 jaren wor
den geene kaartjes meer uitgereikt.
FEUII .T «Ei T OJV.
ADOLF STRECKFUSS.
ALK1AARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag", Dondordag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TEE ZOON.
dienst 1884/85, van ingezetenen der gemeente ALK-
MA ARkunnen van af den 5 tot en met den 19
September as. ter secretarie alhier worden afgehaald,
van 's morgens 9 tot 's namiddags 2 uren.
KOSTELOOZE bezichtiging op ZONDAG, 14 Sep
tember 1884, waarvoor toegangkaarten te verkrijgen zijn
ter vergadering der commissie van toezicht op D o n-
derdag 11 Sept., tusschen 's namiddags 2 en 3
uren ten stadhuize.
Bezichtiging tegen 10 cents per persoon ZONDAG
21 Sept. 1884, van 1 tot 3 uren.
Verder wordt herinnerd dat het Museum iederen
MAANDAG en VRIJDAG, van ée'n tot drie
uren des namiddagskan worden bezichtigd tegen
25 cents per peïsoon.
P01ICIE.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondene voorhanden, als: een konijn; een
ledige portemonnaieeen halsband met penning n°. 40een
plaat der Kevelaargangershondenpenningen n01. 124 en 131;
een flanellen hemd een ijzeren paardenkluistereen klein sleu
teltje; een gouden zijnaald van een kap; een zwarte doek; een
portemonnaie inhoudende f 3een blauw koralen armbandje
een onderstukje van een gouden oorbel; een boekje bijbelscbe
geschiedenis een gouden ring en een wit boezelaar.
i.
Eindelijk heeft de Regeering aan de Staten-Generaal
een voorstel ingezonden, dat leiden moet tot herziening
van onze Grondwet. Van grooten omvang is het niet;
het bepaalt zich tot een enkel artikelen bevat van
dit artikel een gedeeltelijke wijziging. Als deze Grond
wetsherziening tot stand zal zijn gekomen dan
zullen wij vrijheid hebben om gedurende een Regent
schap de Grondwet te veranderen. Het geheele voor
stel der Regeering heeft geen verdere strekking dan
om het verbod van Grondwetsverandering gedurende
een Regentschap op te heffen.
Art. 198 der Grondwet namelijk luidt„Geene ver
andering in de Grondwet ot in de erfopvolging mag
gedurende een Regentschap worden gemaakt." Het
Regeeringsvoorstel is van dezen inhoud
1. Er bestaat grond om het volgend voorstel van
verandering van art. 198 der Grondwet van het Ko
ninkrijk der Nederlanden in overweging te nemen
2. Art. 198 der Grondwet wordt gelezen als volgt:
„Gedurende een regentschap kan in de opvolgmg
van den troon geene verandering worden gebracht."
De wijze van behandeling van zulk een voorstel is
bekend. Onze Grondwetgever heeft te recht niet ge
wild dat in de Grondwet zelve veranderingen zouden
kunnen gemaakt worden op dezelfde wijze als in de
gewone wetten. Zij bevat de grondrechten des volks,
onze staatsregelingde omschrijving van de bevoegd
heden der verschillende staatsmachten, de hoofdtrekken
onzer staatsinstellingen en strekt daardoor den W®L-
gever zeiven tot wet en richtsnoer. De wetgever, die
aan haar gebonden ismoet haar mitsdien niet zoo
gemakkelijk kunnen veranderenals hy een gewone
wet verandert. In het laatste of elfde hoofdstuk der
Grondwet, dat tot opschrift heeft: „Van veranderingen,
zijn echter omtrent dit punt bepalingen gemaaktdie
naar veler oordeel hare wijziging al te zeer bemoeilijken
en waarop wij zoo aanstonds zullen terugkomen maar
die, zoolang zij zeiven niet veranderd zijn, moeten
worden in acht genomen. Het voorstel der Regeering
moet daarom eerst door de Tweededaarna door de
Eerste Kamer worden onderzocht en aangenomen even
als een gewone wet. Die wetverklarende dat er
grond bestaat om het voorstel in overweging te nemen,
wordt op de gewone wijze afgekondigd. Daarna wor
den de beide Kamers der Staten-Generaal ontbonden
er worden nieuwe Kamers gekozen deze onderzoeken
achtereenvolgens het voorstel weder op de gewone wijze
en brengen het in stemming maar kunnen het met
aannemen dan met tweederden der uitgebrachte stemmen.
Met al dien omslag en met al dat tijdsverloop zal
niets anders verkregen worden dan de vrijheid oin ge
durende een Regentschap de grondwet te veranderen.
Overigens zal alles bij het oude blijven en later de
eigenlijke Grondwetswijziging even moeilijk tot stand
zijn te brengen ais thans. Geeïi wonder dat veien met
nadruk de vraag stellenof wij bij deze gelegenheid
volstrekt niets meer kunnen verkrijgen dan de Regee
ring voorstelt. Waarlijk niet zonder reden. Dat de
Regeering tbans met een zeer beperkt voorstel voor
den dag komtmag voorzichtig genoemd worden. Art,
198waarvan zij wijziging voorsteltmoet inderdaad
zonder verwijl veranderd worden. Onze Kroonprinses
is dezer dagen vier jaren oud geworden. Mocht ons
de ramp treffen dat de Koning die van gevorderden
leeftijd is en wiens gezondheid te wenschen overlaat
kwam te overlijden, voordat de Prinses achttien jaren
oud is, dan wordt zij wel onmiddellijk Koningin, maar
onder het Regentschap harer moederen kan er in de
Grondwet niets veranderd worden, voordat dit Regent
schap eindigtdat isniet voordat de Koningin haar
achttiende jaar heeft vervuld en zelve de regeering
aanvaardt. De onzekerheid van het menschelijk leven
maakt alzoo de onverwijlde herziening van art. 198 tot
plicht. Een Grondwetsherziening op uitgebreide schaal,
waarvan de behandeling geruimen tijd zou kunnen vor
deren zou te gewaagd zijn maar daarmee is niet ge
zegd dat te gelijker tijd met de wijziging van art. 198
niet nog enkele andere veranderingen in de Grondwet
gebracht kunnen worden waarvan de noodzakelijkheid
vrij algemeen erkend is, en die dus geen noemenswaar
dig oponthoud kunnen geven. De voorstellen daartoe
kunnen bij afzonderlijke wetsontwerpen worden gedaan,
zoodat de verwerping van het een de aanneming van
het ander niet schaadt.
In de eerste plaats komen naast art. 198 de beide
voorafgaande artikelen 196 en 197 in aanmerking,
waarin de wijze is voorgeschreven, waarop veranderingen
in de Grondwet gemaakt kunnen worden. Wij hebben
zoo even gezien wat daartoe alzoo gevorderd wordt.
Dat men buitengewone eisehen steltwij erkenden het
reedsligt in den aard der zaak maar men is te ver
gegaan. °Dat na de goedkeuring van het voorstel van
wijziging door de beide Kamers der Staten-Generaal
en de afkondiging der wet, die verklaart dat er grond
bestaat om het in overweging te nemen de Kamers
worden ontbonden dat er nieuwe Kamers worden ge
kozen en het voorstel opnieuw aan hare goedkeuring
wordt onderworpen is juist gedachten deze bepalin
gen behooren behouden te blijven. Er moet gewaakt
worden tegen overijling. Er moet gelegenheid gegeven
worden voor nauwkeurig en herhaald onderzoek. Van
alle zijden in en buiten de Kamersmoeten de voor
dooien van het voorstel en de bedenkingen er tegen
uiteengezet kunnen worden. Ieder moet er zijn licht
over kunnen laten schijnen. Elke politieke partij moet
er het hare van kunnen zeggen. Hebben de bestaande
Kamers het goedgekeurddan moet er een beroep
op de kiezers worden gedaan, om te onderzoeken of
zij de meening der Kamers deelen. Y andaar ontbin
ding der beide Kamers nieuwe verkiezingen en on
derwerping van het voorstel aan de goedkeuring der
nieuwe Kamers. Dat alles is goed en moet gehand
haafd worden; muar door te bepalen: dat voor de goed
keuring van het voorstel in de nieuwe Kamers twee
derden^ der uitgebrachte stemmen vereischt worden
heefc men de grenzen der behoorlijke waarborgen over
schreden. Daardoor heeft men ten slotte de beslissing
gegeven aan de minderheiden dat is onbillijk en on
redelijk. Dat de minderheid in een vergadering beslist,
strijdt tegen bet gezond verstand. Ieder moet in een
vergadering over een voorstel het zijne kunnen zeggen,
geen mond moet gesnoerd geen oordeel onderdrukt
al bet voor en tegen moet behoorlijk uiteengezetge
wikt en gewogen worden; maar a)s het daarna eindelijk
tot stemmen "komten in een vergadering van dertig
leden worden er negentien gevonden die jaen elf die
neen zeggen, dan behoort het ja te wezen en niet neen.
Wijziging van deze bepalingen is daarom hoogst wen-
schelijk; afschaffing van den eisch van twee derden der
stemmen moet ieder verlangen die een Grondwetsher
ziening van eenigszins ruimeren omvang, een herziening
DOOR
70)
De laatste woorden richtte hij tot Storting die hem
volgen wilde en weg was hij voordat Egon nog tijd
had om hem iets te vragen.
„Ik moet u om verontschuldiging verzoeken mijn
heer von Ernau zeide Storting toen de kleine doc
tor zoo zonder complimenten de kamer verlaten had
„ik heb u eigenmachtig, zonder u daartoe vergunning te
vragen den docter gezonden daar hy juist bij mijn
heer Sieveking een bezoek bracht. Maar ik achtte het
mijne plichtgij schijnt mij zoo vermoeid
„Geene verontschuldigingbeste vriend. Gij hebt
mijn wensch voorkomen. Ik voel zelf, dat ik des doc
tors raad noodig heb en geloof, dat de kleine docter
mij de juiste voorschriften gegeven heeftwant nu ik
kalm in den leuningstoel zit, zijn duizeligheid en hoofd
pijn verdwenen. Ik moet zijn raad volgen en mijn
ongeduld om met u een wandeling door de gebou
wen en een rid door de velden te maken, wel bedwingen.
Ik hoopte daarbij tevens eens recht gezellig met u
te kunnen praten, ik ben u nog eene verklaring schul
dig dat gij zoo plotseling uwen ouden bekende Peeh
mayer in mijnheer von Ernau veranderd zietmaar
die verklaring zult gij toch krijgenal kan ik u die
ook niet op eene gemeenschappelijke wandeling geven.
Ga bij mij zitten beste vriendhoud mij wat gezel
schap. Wij zullen elkander wederkeerig vertellen, hoe
het ons in de vier jaren dat wij elkander niet gezien
hebben is gegaan."
Storting voldeed bereidwillig aan de vriendelijke uit-
noodiging, in groote spanning verwachtte hij de mede-
deelingen, die voor hem het raadsel moesten oplossen,
waarover bij in de laatste jaren steeds weder te ver
geefs had nagedacht. Wel had hy reeds toen Pech-
mayer even plotseling, als hij gekomen was, uit
slot Osternau was verdwenenvermoeddat er iets
bizonders was met dien onderwijzer die als een edel
man het wildste paard beteugelde die een meester op
het biljart en tevens een waar kunstenaar was die
fransch engelscb italiaansch latijn en grieksch ver
stond die na zijn vertrek bemiddeld genoeg was om
eene schuld te betalen, zonder dat hij van mijnheer
von Osternau zijn salaris had gevraagdmaar op de
gedachte dat de op Osternau zoo veel en niet altijd
even vleiend besproken mijnheer von Ernau onder het
masker van eenen onderwijzer vele weken lang op het
slot had gewoond, daarop was hij nooit gekomen.
Egon leunde achterover in zijnen stoelbleef eene
poos0 in nadenken verzonken en begon daarop zijn ver
haal. Evenals toen hij aan den oever van het meer
den werkelijken Peehmayer de geschiedenis van Erits
Gelukskind had verteld, begon hij ook na met eene schets
van zijne vreugdelooze jeugd hoe hij levensmoede tot
het besluit was gekomen om zelfmoord te plegen, en
hoe dit besluit door de ontmoeting met Peehmayer hem
op slot Osternau had gebracht. Met scherpe onbarm
hartige zelfcritiek schetste hij zijn nutteloos verleden
terwijl hij met bewondering en hoogachting van mijn
heer von Osternau en diens familiemet innige dank
baarheid van den invloed sprak dien het leven op het
slot op zijn gansche denken had uitgeoefend. Hij ver
telde, hoe op de reis zijn besluit, om zich aan een ern
stig levensberoep te wijden tot rijpheid gekomen was,
hoe de toevallige ontmoeting met baron von Ereistetten
hem naar Berlijn had doen terugkeeren en hoe hij daar
op begonnen was om aan zijn besluit uitvoering te
geven en zich vier jaren lang er op had voorbereid
om een degelijk landheer te worden.
Alleswat hy beleefd hadook zijn laatste reis
avontuur, do gastvrije ontvangst op Linau vertelde hij
getrouw, hij biechtte al zijne fouten en zwakheden op
en trachtte geen zijner daden te verschoonen slechts
één ding verzweeg hy, geen vreemde blik mocht door
dringen in de geheimen van zijn hart.
„En zoo ziet gij mij dan hier", besloot Egon zijn
verhaal„wel met een verband om het hoofd maar
met heele ledematen ontkomen aan den dood dien
mijn ongelukkige koetsier bij den val van den dijk
aevonden heeft en door de zorgvuldige en liefde
rijke verpleging van mevrouw von Wangen aan het
leven teruggegeven aan een nieuw leven, waarin gij
mijn vriend Stortingmij met raad en daad ter zijde
moet staan. Ik heb u oprecht en eerlijk alles opge
biechthet was mij eene behoefte u, die in moeie-
lijke tijden een onbaatzuchtig vriend voor mij was
de volle waarheid te zeggen het viel mij met zeer
gemakkelijk want wanneer ik heden terugdenk aan
den bandeloozen weifelenden .in het geluk verweeke-
lijkten, naar den geest verstompten, van alle wilskracht
ontblooten zich vervelenden, levensmoeden Egon von
Ernau dien gij als onderwijzer Peehmayer op slot Os
ternau gekend hebt, dan stijgt mij het bloed van
schaamte naar de wangen. Slechts eene goede eigen
schap had die droevige figuurhij was niet ijdelen
toen hij voor de eerste maal in zijn leven onder edele,
degelijke menschen kwam, erkende hij zijn eigen on
beduidendheid. Hij was zulke vrienden met waf
maar de wensch om ze waardig te worden werd by
hem levendig. Door dat verlangen kreeg het leven weder
aantrekkelijkheid voor hemdie zelfs verhoogd werd,
toen hij zich door de gedwongen scheiding van de hem
lief geworden menschen naamloos ongelukkig gevoelde,
want de wezenlyke smart verdreef zijn ergsten vijand
de uit oververzadiging ontsproten verveling en de hier
door veroorzaakte verslapping van denken en gevoelen.
Van uwaarde vriend Stortingen vooral van den
voortreffelijken mijnheer von Osternau heb ik geleerd
welk eene zelfvoldoening welk een geluk eene kracht
dadige op een bepaald doel gerichte arbeid, eene