No. 128. Zes en tachtigste Jaargang. 1884. ZONDAG 26 OCTOBER. Aan de Kiezers! EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN? Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ADOLF STRECKFUSS. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Bijk f 1, De 3 nummers O 06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS- TEE ZOON. De moeielijke tijd dien wij beleven, maakt het iederen kiezer tot plicht zijne stem uittebrengen. Want diezelfde geest van moedeloosheid en onver schilligheid die de kiezers doet te huis blijven is de oorzaak onzer machteloosheid. Het ontbreekt ons niet aan bekwame mannen niet aan eerlijkeniet aan goedgezinde en welwillende mannen. Het ontbreekt ons aan sterke mannen, aan mannen van karakter waar is de sterke man die de teugels der regeering houdt Zijn wij niet reeds zoover gedaald, dat Heemskerk's diplomatenkunst voor kracht geldt Waar is de leider in het parlement, wiens vastheid van karakter de partij in toom en band houdt Waar zijn de even-knieën van Thorbecke van van Hall, van Groen Wij zijn op den weg waar koppigheid door gaat voor karakter, waar men Taks hoogmoedig geloof aan eigene onmisbaarheid, karakter noemt. Waar voert ons al die bekwaamheid al die welwil lendheid waar voeren ons al die goede bedoelingen dat willen zonder kunnen heen Wij weten hetnaar een reusachtig kerkhof van doodgeborene wetsontwerpen, naar een renperk, waar hoofden van groepjes een waren „muizen- en kikvorschen- strijd" voeren naar een tuin waar het onkruid der verdeeldheid welig bloeit en het gezonde leven verstikt. De staatkundige strijd wordt politiek gekibbel het regeeren een handig leven bij den dag dat debat in de Kamers een ledig woordenspelde schriftelijke voorbereiding in het parlement eene maculatuurfabriek voor de staatsdrukkerij. Te verwonderen is het nietdat sommige kiezers die uit beginsel gewoon zijn liberaal te stemmen den moed op gevenen in verzoeking komen te huis te blijven eu hun hart aftetrekken van de zaken van den staat. Zeker zijn de antirevolutionairen nog dieper gedaald, die de grootsche figuur van den edelen Groen van Prinsterer, moesten ruilen voor dr. Kuiper, wiens wang nog gloeit van den hardhandigen oorveeg, hem met zee mansgulheid door Jhr. de Casembroot toegebracht. Zeker hebben de ultramontaansche kiezers geen recht zich boven ons te stellen bij hen is de kerkelijke dis cipline hoe streng ookonmachtig om het gebrek aan eene grootsche gedachte en aan een man om haar uit te voeren te bedekken. Maar schijnbaar maakt geene enkele partij het zoo bontals de liberale. Schijnbaar, want bij ons treedt de verdeeldheid in de openbaarheid die bij de andere partijen binnen 's ka mers blijft. Maar die verdeeldheid heeft eene hoogte bereikt, die onduldbaar en ondragelijk geworden is. Tak tegenover Gleichman wie heeft gelijk Indien er in dit district een kiezer is die het weet, dat hij het zeggewant de schuld aan deze politieke ellende is eene groote schuld die niet behoort onver- zoend te blijven. Hoort Eutgers spreken in Amsterdam hoe snijden die ironische woorden in het vleesch dier onverbeter lijke liberale groep die blind voor de grootheid van Kappeyne heil zoekt bij de ondoordachte plannen van staatsmannetjes van den vierden rang Lees van Hou- ten's staatkundige brieven; aan welke onedele verdacht making slaat niet Tak, die machtige hervormer, bloot Maar omgekeerd: neem kennis van den brief, die Gleichman c.s. schreven aan onze Amsterdamsche partii- genooten. Hoe wordt dan de grootheid van Kappeyne lichtvaardigheid en de hervormingsgezindheid van Tak ijdele zelfzucht En hoeveel kleins en kleingeestigs hoeveel personeels en onbeduidends vervult de haagsche luchtwaarin de afgevaardigden ademen met welk eene massa waardeloos a'liage is het goud der staat kunde vermengd Moed behoort er toe om te zeggen Tak heeft gelijk Moed behoort er toe om te zeggen Gleichman is zonder schuld 1 In die beide namenTak en Gleichmanis voor het oogenblikterecht of ten onrechtehet verschil in den boezem der liberale partij beligchaamd. Toevalligot door eigene schuld die beide namen zijn tot strijdleuzen die beide mannen tot banierdragers geworden. Op de amsterdamsche kiezers rust de taak tusschen beiden uitspraak te doen. Eene weinig benijdenswaardige taak. Maar de loop der omstandigheden het feit dat èn Tak èn Gleichman zitting hebben voor Amsterdam heeft de beslissing uitsluitend in handen van de hoofd stad gelegd. Het is eene dwaling te meenen dat die beslissing elders moet gezocht en kan gevonden worden de frie- sche kiesvereenigingen die Bumade brielsche, die dr. Ecmbach van de candidatenlijst schrapten, handel den verkeerd. In de politiek moet men op strafle van de verwar ring eindeloos te maken de vragen scherp stellen zoodat de oplossing werkelijk afdoende zij. Kiest Amsterdam Gleichman en vernieuwt Tak's mandaat niet, dan kan de nieuwe Kamer die uitspraak niet misverstaanvan haar hoofd beroofd heeft die fractie zich te onderwerpen. Zoo ook omgekeerd. Maar wat doet het er toeof hier en daar een der anderen onder do uitspraak der kiezers bezwijkt Dan toch begint de strijd in de nieuwe Kamer weêr opnieuw. Niet allen, die tot de fractie Kappevne- Tak gerekend wordenzullen terugkomenniet alle leden der meerderheid, die men naar Gleichman noemt, krijgen hun zetel terug. En zoo zal men blijven kib belen men zal er niets mede gewonnen hebben dan dat men de verdeeldheid in de Kamer gebracht zal hebben onder de kiezers. Daar als dan sommige distric ten Kappeynianen zullen gekozen hebben en andere ze zullen hebben verworpen zullen beide partijen zich blijven beroepen op het oordeel der kiezersen het „nieuwe bloed" in de Kamer zal zich aansluiten bij eene der partijen zonder dat in de verkiezingen een voor allen verbindend voorschrift, eene voor allen ver staanbare les zal liggen. Brengt men den strijd in de Kamer over in alle kiesdistricten dan zal de uitslag verschillend zijn en daarom niets bewijzen en tot niets verbinden. Wij hebben vóór alles belang bij zuivere toestanden. Wij moeten er allen toe medewerken om dubbelzin nigheden te vermijden. Daarom ééne beslissende verkiezing die te Amster dam aan welks uitslag in het belang der noodzakelijke eenheid iedereen zich behoort te onderwerpen. Ieder een de kiezersde partij ook de afgevaardigden. De kiezers mogen beslissen. Niet als rechters, want zij kennen het verschil n-etmaar als practische man nen alleen oordeelende uit een oogpunt vau organisatie, tot verkrijging van een behoorlijk partijverband, des noods den beste opofferende aan allenCurtius beve lende den noodlottigen sprong te doen tot heil van Latium. Maar nu lokke men niet meer dan eene be slissing uit. Men stelle niet overal die vraag en die keuze. Want dan weet men vooraf, dat men zal komeu tot het bedroevende en tevens belachelijke resultaat dat de kiezers tegelijk ja en neen tegelijk Kappeyne en Tak, zullen zeggen, hier het een, en ginds het ander. Die dwaze uitspraak dat water en vuur dragen ia eene hand zoude niet de schuld zijn van de kiezers maar van hen die de vraag dwaselijk stelden. Het verschil ishelaas 1 een zuiver persoonlijk ge- schil. Het behoort tusschen en door de personen be- slist te worden. Aan de kiezers in dit district behoort die keuze niet gesteld te worden. Kiest Amsterdam tusschen Gleichman en Tak dan zal uit den aard der zaak, door den nood der omstan digheden die keuze beslissend zijn in 't geheele land maar het zal er niets toe doen of Alkmaar tracht op die beslissing vooruit te loopen invloed hebben onze kiezers daarop niet. Het eenigewat naar onze meening de kiezers be- hooren te eischen, is, dat de beslissing eenmaal geval len ook in de Kamer geëerbiedigd worde. Voor ons is dus de verkiezingsleuze eenvoudig genoeg. De aftredende afgevaardigden hebben ons vertrouwen zij zijn eerlijke mannenliberaal van hartverdraag zaam, zoolang verdraagzaamheid eene deugd is, vasthou dend tot dat vasthoudendheid koppigheid zoude worden. Voor ons is er niet eene reden om hen te vervangen. Zij zijn aan ons district met de banden der gewoon heid der wederzijdsche achting, van geoorloofd belang, 90) Na het ontbijt reed hij het veld in hij gaf den ar beiders zijne bevelen. Met den inspecteur besprak hij de loopende zaken zoo helder en bedaard als hij gewoon was te doen, daarop keerde hij naar huis terug en ging hij op de galerij zitten maar hier had hij geen rust hij moest naar buiten naar den tuin met toovermacht voelde hij zich naar het prieel getrokken daarheen begaf hij zich ging op de houten bank zitten, op de zelfde plaats waarop gisteren Bertha had gezeten en waarvan zij opgesprongen wasom zich aan zijne borst te werpen. Het gansche ontzettende tooneel ontspon zich telkens weder opnieuw in zijne herinnering, ieder woord, door Bertha gesproken, klonk hem opnieuw in de ooren. Hij leed zwaar onder die herinnering en toch had hij de kracht niet, om zich er aan te onttrek ken zich te verzetten tegen de toovermachtdie het prieel op hem uitoefende. Ook in het vervolg was dit dagelijks, zelfs in den winter, het doel zijner wandeling. Weken en maanden waren zoo voorbijgegaan in ont zettende eentonigheid. Wangen vervulde zijne plich ten hij bestuurde zijn goed met hetzelfde beleid en dezelfde werkzaamheid als vroeger, maar genoegen had hij niet meer in flinke arbeid en ieder uurdat hij kon uitbreken, bracht hij droomend in het prieel door. Clara gaf zich de grootste moeite, om hem op te vroo- lijken, maar het gelukte haar nietzij leefde slechts voor hemieder zijner wenschen trachtte zij te voorkomen zij babbeldeook al was haar zelf het hart nog zoo zwaargedurende de maaltijden vroolijk met hem, den eenigen tijddat zij hem zagmaar hoe liefhoe tee- der zij ook jegens hem was, toch gelukte het haar niet, de sombere wolken van zijn voorhoofd te verdrijven. Hij was jegens haar zoo vriendelijk zoo liefdevolals bij steeds geweest was maar hardnekkig weerstond hij den invloedwelke zij op hem trachtte uitteoefenen. Zij smeekte hem vaak dringend aan de troostelooze eenzaamheid waarin hij leefde een einde te maken maar als eenig antwoord daarop schudde hij slechts verdrietig met het hoofd. Hij had allen omgang met zijne buren afgebroken hij legde geen bezoeken af en ontving die evenmin zoodra eene equipage over het plein reed en voor de deur van het heerenhuis stilhieldtrok hij zich terug; Clara moest de bezoekers ontvangen hij zelf liet zich niet zien. Zelfs met degenen die het levendigst wenschten hem te verzoenen met zijn treurig lot, met Egon von Ernau en zijne lieve vrouwmaakte hij geene uitzondering. Egons eerste bezoek toen hij van zijne reis terug keerde gold zijn ongelukkigen vriend maar hij trof dezen niet thuis Clara ontving hem en vertelde hem onder tranen dat Wangen uitgereden wasom het bezoek te ontgaan. Egon moest dus naar Flagnitz terugkeerenzonder Wangen te hebben gezienhij herhaalde zijn bezoek maar met hetzelfde ongunstige gevolghij schreef Wangen een hartelijken brief, maar kreeg geen antwoord. Drie maanden later bracht Egon de jonge, schoone meesteres van Plagnitz in haar nieuw tehuis. Mevrouw von Osternau vergezelde hare dochter. Egon had voor de door hem zoo hoog vereerde vrouw in zijn slot eene rij kamers laten in orde brengen: hij schepte innig be hagen in het oude lieve door een zonnig lachje ver helderde gelaat zijner waardige schoonmoederterwijl zij door de met alle geriefelijkheden voorziene kamers schreed waarin ieder meubelstuk van Egons liefde volle zorg voor haar getuigde. Hoe gelukkig gevoelde Egon zich nu I Hij had eene nuttige arbeid gevonden. Het bestuur van het uitge strekte goed dat hij door aankoop van omgelegen goederen nog vergroot had, vorderde al zijne inspan ning, ofschoon Storting hem flink ter zijde stond. Egon toch was het er niet alleen om te doenom zijn goed tot een modellandgoed en het zoo rentegevend mogelijk te makenmaar ook nog eene andere taak had hij zich opgelegd. Hij voelde de plicht op zich rustenook de landelijke bevolkingde knechts en meiden de daglooners en bedienden op zijn nieuw aangekochte goederen die nog op eene lage trap van beschaving stonden en onder de vorige poolsche heeren veranderd en uitgemergeld waren opteheffen tot een bestaan een mensch waardig. Het was eene zware taakdie nog moeielijker gemaakt werd daar de lieden zelf zich tegen alle nieuwigheden verzetten. Maar Egon liet zich door geen tegenstand terug schrikken hij had de macht van het vroeger door hem zoo verachte geld erkend en was ,tot het bewustzijn geko men dat zijn rijkdom hem de plicht oplegde, niet slechts voor zich zeiven maar naar zijne beste krach ten ook voor al degenen te zorgen wier lot in zijne hand was gelegd. Hij deed het met groote opgewekt heid en ijver en zijne goede engel stond hem daarbij trouw ter zijde. Elise werkte met hem, zij nam deel aan zijne arbeid zijne vreugde. Met haar besprak hij eerst zijne vérstrekkende plannen en wanneer deze hare goed keuring verwiervenvatte hij ze met het grootste ver trouwen op. In deze ingespannen werkzaamheid had de eens zoo levensmoede man de volle levenslust en levensvreugd teruggevonden nooit speelde meer om zijne lippen de bittere spottende glimlach welke zijn gelaat vroeger zoo vaak had ontsierdzijn oog had niet meer dien somberen glansmaar blijde en opgewekt keek hij de wereld in en toen na een jaar zijne lieve vrouw hem een zoontje schonk kende zijn geluk geen grenzen. Slechts één wensch bleef hem nog over, welke bij zoo vurig wenschte vervuld te zien en wat hem toch niet gelukte de wensch, om Wangen met zijn lot te verzoenen hem de sombere droefgeestigheid te ont nemen waaronder zijn oude vriend gebukt ging. Tel-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 1