No. 132.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
2 NOVEMBER.
ONZE VISSCHERIJEN.
EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN?
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD,
Prijs der gewone Ad verten tien
ADOLF STRECKFUSS.
ALK.MAARSGHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummerrf 0-06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS-
TEE ZOON.
Geen Nederlander, die er niet van gehoord heeft,
hoeveel welvaart in vroeger eeuw door de visscherijen
in ons land is verspreid. Geen schoolknaap, die niet
weet te vertellen dat de walvischvangst de kleine
en de haringvangst de groote visscherij werd genoemd,
omdat de winsten, die de vangst van bet kleine vischje
ons opbracht, nog zooveel aanzienlijker waren dan die
door de jacht op den reusachtigen bewoner der ijszeeën
werden verkregen. En al is ook de kleine visscherij
verdwenen de groote en andere visscherijen leveren
nog genoeg op, om onze belangstelling in ruime mate
te verdienen en al onze aandacht te eischen onder an
deren voor de belangrijke verslagen, die daarover jaar
lijks door ons ijzerig College voor de zeevisscherijen
worden uitgebracht. Dat over 1883 is dezer dagen
verschenen.
Het college kan zijn verslag beginnen met het heug
lijk berichtdat het jaar, dat achter ons ligt (1883)
voor de zeevisscherijen bij uitstek gunstig is geweest
gunstiger en dat zegt veal dan eenig ander in
deze negentiende eeuw. Inzonderheid geldt dit gunstig
bericht van de visscherij die meer en meer weer op
den naam van „de groote" aanspraak mag maken
omdat zij allengs meer als het hoofdbedrijf van den
nederlandschen visscher kan worden aangemerktde
haringvangst. In de Noordzee bedroeg zij ruim 230.000
vatenen elk vat gold gemiddeld nog f 2.55 meer
dan in 1882. Na 1856 genoot de haringvisseherij
vroeger aan strenge reglementen gebondenvolkomen
vrijheid en sedert dien tijd is zij op merkwaardige
wijze, zoowel wat het aantal schepen als wat de vangst
betreft, toegenomen. In de eerste tien jaren bleef zij
ongeveer op dezelfde hoogte zij moest aan dan nieu
wen toestand gewennen maar daarna was haar ont
wikkeling inderdaad verrassend. Het aantal schepen
kielsehepen en bomschuiten te zamen bedroeg van
1856 tot 60 jaarlijks gemiddeld 254 in de vier vol
gende vijfjarige tijdvakken 266 292 322 en 380; in
1881 bedroeg het 407, in de twee volgende jaren 406
en 409 en in 1884 liep een vloot van 436 vaartuigen
in zee bemand met 6175 koppen. Aanvankelijk bedroeg
het aantal kielsehepen (loggers en kotters) slechts de
helft van het getal bomschuiten. Thans tellen wij 169
loggers en kotters en 267 bomschuiten. Sedert de
eerste helft der vorige eeuw was zulk een talrijke vloot
niet gezien. En de opbrengst? Van 1856 tot 60 be
droeg zij jaarlijks gemiddeld ruim 25.000 vaten gekaakte
haring; van 1871 tot 75 was dit getal reeds geklommen
tot ruim 162.000 vaten 's jaars1881, 82 en 83 was
het ruim 198.000 240.000 en 235.000. De gezamen
lijke opbrengst van de haringvisseherij bedroeg in 1883
bijna vijf millioen gulden.
Ook de beugvisscherij die voornamelijk met een 40-
tot 50tal groote sloepen uit MiddelharnisPernis en
Zwartewaal geschiedtmag zich in een bloeienden toe
stand verheugen maar minder voorspoedig, hoogst oft-
zeker en wisselvallig was de kustvisscherij in de Noord
zee en de Zuiderzee-visseherij ofschoon wat de laatst
genoemde betreftde snelle uitbreiding van de vis-
schersvloot niet anders dan als een teeken van nieuwen
bloei kan worden aangemerkt. Algemeen wordt echter
sinds jaren hier te lande en in Engeland geklaagd over
de toenemende schaarschte van de beste en edelste
soorten van viseh en alleen de hooge prijzen kunnen
bij niet al te schrale vangst den schrobnetvisschers een
voordeelig bedrijf waarborgen. Als ééne des oorzaken
van deze schaarschte van visch wordt genoemd de ver
nieling van te jonge viscb voor menschelijk voedsel
nog ongeschikt door het gebruik vau netten met te
kleine mazen. Voor de Zuiderzee werd in 1881 het
gebruik van de zoogenaamde kwak- en wonderkuilen
gedurende het grootste gedeelte des jaars verboden
evenals het in den handel brengen van haring, bot en
spiering beneden zekere maat. In dit jaar werd na
vele klachten en opzettelijk onderzoek het verbod ten
aanzien van de kwakkuil weer ingetrokken. Maar nu
begint men ook wetsbepalingen te verlangen omtrent
de grootte van de mazen der netten die in de Noord
zee voor de kustvisscherij worden gebruikt en omtrent
de grootte van de visch die aan onze kusten aange
voerd en verkocht of gebruikt mag worden. De ge
voelens omtrent de wenscheüjkheid van dergelijke bepa
lingen loopen echter zeer uiteen. Voorloopig is be
sloten allereerst te onderzoekenhoe het met den
aanvoer van zeer kleine voor menschelijk voedsel on
bruikbare visch aan onze kusten werkelijk gesteld is.
In Engeland klaagt men juist over dezelfde vischar-
moedegeeft men dezelfde middelen tot herstel uaü
de hand en ook daar is tot een nauwkeurig onder
zoek besloten.
Waren de uitkomsten der kustvisscherij te Seheve-
ningen Katwijk en Noordwijkondanks de schrale
vangstten gevolge van de hooge prijzen nog eenigs-
zins gunstiger dan in het vooorafgaande jaar, en viel
te Zandvoort bij het aanhoudend stormachtig weer in
voor- en najaar de opbrengst nog meete Egmond
aan Zee waren de uitkomsten zoowel van de schrob
net- als van de beugvisscherij deels ten gevolge van
stormachtig weer en deels door de slechte vangst
hoogst onbevredigend. Alleen de kleine beugvaart met
14 booten in de maanden MaartApril en Mei slaagde
beter. Ook te Eukhuizen was het cijfer der geheele
opbrengst lager dan in het vorige jaar. De schepen
die op Texel, Terschelling, Wielingen en Urk thuis
behooren visschen zoowel in de Noord- als in de Zui
derzee en brengen hun vangst naar het Nieuwe Diep
of naar de Zuiderzee-havens. Van de visscherij van
schelvisch tong en rog in de Noordzee wordt de op
brengst gunstig genoemd vooral door den rog die op
de belgische markten buitengewoon hooge prijzen deed.
Den Helder is door gunstige ligging de grootste en
voornaamste vischmarkt van Nederland geworden. On
danks de ongunstige weersgesteldheid waardoor een
gedeelte der vloot de kleine visscherij onder de kust
gedurende ruim de helft van het jaar niet kon uitoe
fenen, was, dank zij den hoogen prijzen, de geldelijke uit
komst in 1883 niet onbevredigend. De maatschappij
Neptunus verloor één harer sloepen de Bhea, met de
geheele bemanning op Doggersbauk. Ook de maat
schappijen Helder en Triton en vele bijzondere vis-
schers leden groote verliezen. Triton heeft dan ook
voor dit jaar geen dividend uitgekeerd Helder deelde
aan de aandeelhouders 4%, Neptunus 4 percent uit.
De opbrengst van de visch aangevoerd door de drie
genoemde reederijen en door de vaartuigen van de
kleine visscherij die meest aan de Zuiderzee thuis
behooren voor zoover zij hun visch naar het Nieuwe
Diep brachten was ruim f 369.000maar ook de
groote sloepen uit de Maasdorpen brengen 's winters
hun viseh aldaar aan hoe groot de opbrengst daarvan
was kan niet worden opgegeven. De werkelijke waarde
van ai den visch die tegenwoordig jaarlijks aan den
Helder wordt omgezet, wordt echter op weinig minder
dan een millioen galden begroot. Daarbij komt einde
lijk Dog de waarde van haring ansjovis geep en gar
nalen die niet aan den afslag worden verkocht, maar
waarvan de aanvoeren belangrijk zijn. De gemeente
Helder zou een gevaarlijke mededinger kunnen krijgen
in IJmuiden wanneer daar, gelijk het plan schijnt
te zijn alles zal worden tot stand gebracht wat voor
een uitgebreiden vischhandel noodig is. Daarom ver
heugen wij ons van ganscher harte in het besluitom
eindelijk te voorzien in de behoefte aan een geschikt
lokaal voor den afslag van visch over het gemis waar
van reeds zoolang was geklaagd. Waar de aanvoer
-nn belangrijk is, kan de verkoop niet in de open
luchtbij felle z"CSÏÏShi£iS of onder re8en of sneeuw
jacht worden gehouden.
verkoopers ondervinden daarvan de onaangenaam
heden maar ook de visch lijdt er onder. Daarbij
is er gebrek aan ruimte koopers en toeschouwers
staan opeengedrongen kunnen de waar niet behoorlijk
zien en de visch kan niet voldoende worden tentoon
gesteld. Den Helder bezit in zijn voortreffelijke haven
een voorrecht boven alle visschersplaatsen aan de
Noordzeeeen voorrecht waar Scheveningen te ver
geefs naar reikhalst. Het moest in het najaar drie a,
vier weken lang een goed deel zijner haringvloot in
den besten tijd voor de visscherij werkeloos op het
strand zien liggen wachtende op gunstigen wind en
om dergelijke teleurstellingen in het vervolg te voor
komen laat het zelfs zijn platbodem-vaartuigen den
haring rechtstreeks naar Vlaardingen brengen om on-
middeiijk na de lossing weer in zee te kunnen gaan.
De Scheveningsche reeders bezitten zelfs 27 kielsehepen
(kotters en loggers), die uit Vlaardingen en Maassluis
DOOB
93)
Bertha's laatsten brief had Hugo von Wangen ont
vangen, heete tranen waren bij het lezen op het papier
gestort. Hij was reeds lang door den justitieraad op
het treurige berichtdat hem heden getroffen had
voorbereid reeds maanden geleden had de berlijnsche
docter alle hoop, om Bertha in het leven te behouden,
opgegeven maar het bericht van haren dood trof hem
daarom niet minder hard en zwaar. Zij was gestorven
ver van hembij had haar niet troostend ter zijde
kunnen staan in haren laatsten zwaren strijd hij had
haar geen woord van liefde kunnen zeggen zij had
echter aan hem gedachtmet bevende hand met den
dood in het harthad zij hem een woord tot afscheid
geschreven. Wat zij ook jegens hem mocht hebben
misdaan, door dit laatste woord was alles verzoend. Hij
dacht niet meer aan de diepe beleediging die hij van
haar had ondergaan hij herinnerde zich slechts dien
sehoonen tijd, dien tijd, waarin hij haar zoo onuitspre
kelijk had liefgehad. Dat zij ook toen slechts liefde
gehuicheld, dat zij een misdadig spel met hem had ge
dreven daaraan dacht hij niet, hare liefde was het
heiligdom van zijn hart en haar laatste brief versterkte
in hem het schoone geloof, dat zijn eenige troost was.
Hij ging naar buiten naar den tuin, naar het prieel,
ging daar op de houten bank zitten en las den brief
nogmaals en nogmaals. Ieder liefdevol woord sneed
hem door het hartvervulde hem met eene pijn die
hij niet onder woorden kon brengen.
Hoe onbeduidend en schraal scheen hem nu het
leven. Tot nu toe had hij nog eene taak gehad om
zich aan te wijden hij had voor de ongelukkige kunnen
zorgen nu was zij voor altijd aan zijne zorg ontrukt
het scheen hem alsof het leven alle waarde voor hem
verloren had. Hij was het volslagen moede.
Droomend zag hij voor zich uitzijn blik weidde
over de in het zonnelicht schitterende velden en wei
den naar den weg die van Plagnitz naar Linau leidt,
maar hij zag niets van hetgeen buiten voorviel, hij was
geheel in zijne berinneringen verdiept. Hij hoorde
niet het zachte ritselen van het verwelkte loof, hij
hoorde den lichten stap niet, die op den weg door
het kreupelhout naderde. Daar legde zich plotseling
eene kleine hand op zijn schouder. Verschrikt zag hij
op Elise stond voor hem. Zij zag hem aan met een
blik vol innige deelneming.
Sinds twee jaren had Wangen Elise niet gezien hij
had Clara's beden om haar naar Plagnitz te verge
zellen steeds afgeslagen hij wilde geen getuige zijn
van hun jong geluk des te dieper toch voelde hij ziju
eigen ongeluk er overviel hem bijna zelfs een gevoel
van afgunstwanneer hij bedachtdat in dat treurige
uur waarin hij zoo onuitsprekelijk ongelukkig gewor
den was Elise en Ernau elkander hadden gevonden
hun eigen levensgeluk gegrondvest hadden.
Maar dit kleingeestig gevoel verdween toen hij nu
in Elise's trouwe oogen zag die hem met eene uit
drukking van het innigste medelijden aanzagen. De
oude schoone herinneringen werden bij hem weder le
vendig, de herinneringen aan dien blijden tijd, dien
hij op slot Osternau had doorgebracht, de herinnering aan
het schoone vroolijke kind dat hij toen had liefgehad,
ja vereerd zoo goed als alle andere bewoners van het
slotaan die Elise die zijne vertrouwde was geweest,
aan wie hij zoo vele blijde uren te danken had tot
wie hij zich nooit te vergeefs had gewend wanneer hij
voorspraak noodig had bij mijnheer of mevrouw von
Osternau om een wensch vervuld te krijgen.
Vele jaren waren sedert verloopen het lachende
kind was intusschen tot eene volwassen vrouw ontwik
keld maar hoezeer zij lichamelijk ook mocht veran
derd zijn haar hart was hetzelfde gebleven. Dit had
hij vóór twee jaren ondervonden toen Elise zich zoo
snel Clara's liefde had weten te verwerven dat onder
vond hij ook lieden weder toen zij hem opzocht in
dit moeieüjke uur. Zij kwam dat gevoelde hij ge
dreven door den aandrang van haar hartom hem
met milde woorden van troost in zijne smart ter zijde
te staan. Hij was er niet over verbaasd dat zij zoo
plotseling voor hem stond het scheen hem volkomen
natuurlijk dat zij kwam dat zij naast hem ging zit
ten dat zij zijne hand vatte en die zacht drukte.
Eene traan kwam in zijn oog.
„Zij is van mij heengegaan zeide hij zacht „ver
van ons is zij gestorven eenzaam en verlaten in haar
laatste oogenblik."
„Maar met een glimlach op de lippen is zij gestor
ven antwoordde Elise„oom Sastrow heeft het mij
geschreven een uur geleden heb ik een brief gekre
gen. Met een glimlach op de lippen kon zij heengaan,
want de vrede was weergekeerd in hare ziel zij had
hare laatste kracht aangewendom eene plicht te
vervullen en het bewustzijn van die plichtsvervulling
maakte haar gelukkig zij kon glimlachen toen haar
oog zich voor altijd sloot."
Wangen antwoordde niet, zwijgend gaf hij Elise
Bertha's brief, den brief, die voor hem een heiligdom
was, dien hij niemand vergund zou hebben, om te
lezen maar Elise gevoelde met hemElise deelde
zijne smartzij mocht Bertha's laatste woord lezen.
Het vervulde hem met eene zoete voldoening toen hij
zag dat uit Elise's oog terwijl zij las eene traan op
het papier viel.
„Kunt gij na deze woorden nog boos op haar zijn
vroeg Wangen toen Elise den brief gelezen had.
„Ik ben nooit boos op haar geweestik heb de on
gelukkige slechts beklaagd. Nu betreur ik haar, maar
beklaag haar niet meerwant in haar laatste uur
heeft zij zich opgeheven tot het hoogste geluk tot het
bewustzijn: eene plicht te hebben vervuld."