f No. 136. Zes en tachtigste Jaargang. 1884. ken gelukkig menschenleven? De Australiër. WOENSDAG 12 NOVEMBER. I CUT. l,SO, Prijs der gewone Advertentiën Van vele zijden mocliten wij bewijzen van ingenomenheid ontvangen met het in ons vorig nummer geëindigd feuilleton ADOLF STRËCKFI18S, en werd ons het verlangen kenbaar gemaakt, dezen boeienden roman van den beroemden duitschen schrijver, in den vorm van een boek, in eigendom te kunnen hebben. Wil aan dien wensch worden voldaan, dan dienen wij ons van den verkoop van een vrij aanzienlijk getal exemplaren verzekerd te kunnen houden, waartoe een zeer lage prijs een allereerste vereischte is. Wij hebben besloten, te on derzoeken in hoeverre wij van de medewerking onzer abonné's verzekerd zullen zijn en stellen dus de gelegenheid tot inteekening openwaartoe men zich gelieve aan te melden of bij den brievengaarder of boekhandelaar, door wiens tusschenkomst men onze courant ontvangtöf bij ons. Bij een omvang, geraamd op ruim 35 vel of 540 pagina's, hebben wij den prijs gesteld op franco thuis, zoodat alleen genoegzame deelneming de uitgave mogelijk zal kunnen maken. DE UITGEVERS. 3Snitjenl«ttb. FEIJIT ,T .ETON. I 0 m I 11 I i II ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. DOOR BELGIE. In eene den 8 te Brussel gehouden ge houden vergadering der liberale vereeniging werd na eene redevoering van Paul Janson de wensch geuit dat de schoolwet ingetrokken en de Kamer van ver tegenwoordigers ontbonden mocht worden. Ten gevolge van een ontploffing van mijngas in eene steenkolenmijn te Wasnes zijn 20 personen gedood en 5 gewond. DUITSCHLAND. De Nordd Allg. Zeitung bevat den tekst van het schrijven, door den hertog van Cum berland den 4 aan de duitsche vorsten met uitzonde ring van den Keizer, en aan de duitsche vrije steden gezonden. Hij geeft daarin een overzicht van de ge voerde briefwisseling met het staatsministerie van Bruns- wijk betreffende het teekenen en openbaarmaken van zijn patentwaarin hij verklaart de regeering te aan vaarden. De uitoefening zijner regeering in Brunswijk is daardoor op bezwaren gestuitdoch zijn opvolgings- recht is naar de grondwet des lands en de familierege ling onaantastbaar. Hem niet te erkennen en zijn bestuur als hertog van Brunswijk te verhinderen kan van rijkswege onmogelijk geschieden, zonder inbreuk te maken op de rechtsregeling, waarop het duitsche rijk zelf berust. Door betwisting van zijn recht als souverein vorst zou tevens het souvereine recht van alle leden van het duitsche rijk gevaar loopen. De rijksgrondwet bevat geen enkele bepalingwelke recht zou geven om in breuk te maken op de erfopvolgingsrechten der hoofden van afzonderlijke Staten. Art. 71 der rijksgrondwet betreffende geschillen van grondwettigen aard is op het onderhavige geval niet toepasselijk en in de ar tikelen 11 en 17 (van de machtsbevoegdheid des Kei zers) kan geen aanleiding gevonden worden om aan het rijk het recht toe te kennen de vraagstukken betreffende de orde van opvolging of de bevoegdheid van erfopvolging voor de afzonderlijke bondsstaten te beslissen. ENGELAND De in de vorige week in den ou derdom van 51 jaren overleden heer Fawcettpost meester generaal in het ministerie, onderscheidde zich reeds vroeg op de school en Academie. In 1858 had hij het ongeluk door een ongeval op de jacht het ge zicht te verliezen; een zijner naaste betrekkingen vuurde bij ongeluk een met hagel geladen geweer vlak voor zijn gezicht af. Maar zijn geestkracht werd daardoor niet gebroken. Zoolang het nog onzeker was of hij het gebruik zijner oogen zou moeten missen was hij zenuwachtig onrustig en moedeloosmaar zoodra hem was gezegd, dat hij voor altijd blind zou zijn, werd hij weder kalm en nam zooals hij voor een paar jaar in een openbare toespraak verhaaldehet vaste besluit dat het gemis van dit ééne zintuig hem geenzins ver hinderen zou, nuttig werkzaam te zijn en ook niet zou belettenhet leven te genieten. Werkelijk heeft hij dan ook kans gezien om te blijven rijdenzwemmen visschen schaatsenrijden en roeien maar tevens bleef hij zich met zulk een goed gevolg op de wetenschap toeleggen dat hij in 1863 tot hoogleeraar in de staat huishoudkunde te Cambridge werd benoemdwelke betrekking hij tot aan zijn dood bekleedde. In 1865 werd hij lid van het Lagerhuis voor Brighton; tot 1874 had hij voor dat district zitting. Toen werd hij niet herkozen, maar hij kwam twee maanden later op nieuw in het Huis als lid voor Hackney en had als zoodanig tot nu toe zitting. In het tegenwoordige ministerie maakte hij zich ook zeer verdienstelijk. In den avond van den 8 ontstond een ontploffing in een kolenmijn bij Tredegar. Er waren 15 mijnwerkers bezigmen vreest, dat allen omkwamen. Vier dooden werden reeds gevonden. Lagerhuis. Den 10 verklaarde minister Ashley, dat de engelsche gezant te Washington in last had om onderhandelingen aan te knoopen ter verkrijging dat Amerika het invoerrecht op suiker uit West-Indië opheffeen West-Indië het recht op zekere uit de Vereenigde Staten ingevoerde koopwaren afschaffe. Minister Eitzmaurice zeidedat op het oogenblik geen engelsche vertegenwoordiger aan den Congo aan wezig is. Een engelsch consul was gevestigd aan den Niger en omliggende districtentwee onderconsuls bevonden zich aan den Niger en in Ambasbay (Came ron-district) een derde onder-consul stand op het punt uit Engeland naar zijne bestemming te vertrekken en nog een vierde zou binnenkort benoemd worden. Een consulair beambte zal eventueel aan den Congo worden gevestigd. Daarop werd een aanvang gemaakt met de artikels- gewijze behandeling der kieswet. Met 194 tegen 109 stemmen werd verworpen Stan ley's amendement, volgens hetwelk de wet eerst kracht zou verkrijgen wanneer het ontwerp op de districtsin- deeling aangenomen was. De artikelsgewijze behandeling liep af. De oorspron kelijke redactie van het ontwerp werd behouden den 11 heeft de derde lezing plaats. FRANKRIJK. Den 7 werden te Parijs 37 personen door cholera aangetast: daarvan stierven 12. Van den 8 's nachts 12 uren tot des morgens 11 uren kwamen 70 gevallen van cholerieken aard voor waaronder 8 met doodelijken afloop. Het geringe sterftecijfer gaf den 7 aan de geneesheeren hoop dat de epidemie zich niet zou uitbreiden. Den 9 kwamen van 's nachts 12 tot 's middags 12 48 en van 's middags 12 tot 's nnchts 12 138 choleragevallen voor de sterftecijfers waren in die twee tijdvakken 12 en 51. Den 10 werden van mid dernacht tot s'avonds 11 uren 152 gevallen aangege ven waarvan 33 met doodelijken afloop. Van die 33 gevallen kwamen 17 in het gesticht voor oude lieden te Breteuil voor. Het eerste geval van cholera te Parijs werd den 4 ontdekt bij eene naaister van 21 jaren in de Coquil- lièrestraat, die des avonds aangetast werd, den volgen den ochtend overleed en in den avond van dien dag begraven werd. Zij was in geene besmette plaats geweest, ür. Brouardel verklaartdat de cholera met eenen of anderen hoop lompen van elders overgebracht is. De minister van marine en koloniën, de heer Peijron, heeft eene commissie benoemd om de lang besproken scheiding dier ministeriën voor te bereiden. De afdee- ling koloniën zal gevoegd worden bij het ministerie koophandel. 4) Elvira was onder den koesterenden invloed dezer bijna overdreven moederlijke liefde tot volwassen meisje opgegroeid. Bizonder mooi kon men haar niet noemen; hare sterke blonde kleur en hare slanke gestalte gaven haar iets nuchters. Maar de bekoorlijkheid der jeugd maakte immer en ook bij Elvira veel goed en haar eenigzins dweepend gelaathare groote blauwe oogen, konden mogelijk voor een overgevoelig jongeling iets verleidelijks hebben. Het was dus geen wonderdat Otto Buchwall die zooals wij zagen bedoelde eigen schap in hooge mate bezatsmoorlijk op haar verliefd werd en het jonge meisje dat hij slechts nu en dan op de trap ontmoette tot zijn ideaal van vrouwelijke voortreffelijkheid maakte. In het oog harer moeder was Elvira beslist schoonen met welgevallen rustte meer malen haar blikals zij met de beide ijverig in de weer zijnde meisjes in de woonkamer zatop hare dochter wier overvloedige licht blonde lokken zoo sierlijk langs slapen en schouders golfden. Vergeleek zij in zulk een oogenblik dit kopje met dat van baar nichtje, met haar donker kroeshaar ietwat bruin getinteblozende wan gen en schelmsche zwarte oogen dan reikte zij zonder aarzelen in gedachten aan haar eigen kind de palm der overwinning toe. Inderdaad zag Minaofschoon meer dan een jaar ouder dan hare nichter nog kin derlijker uit dan dezeevenwel waren hare trekken geestiger en verrieden meer zelfbewustzijn dan die der anderewaardoor haar geheele voorkomen belangwek kender was voor ieder onpartijdig beoordeelaar noch- thans dacht moeder Meubring er anders over en besliste kort en goed dat Mina een hooghartigdoch overi gens aardig ding was, wie het alleen nog maar aan de ervaring van strengere tucht ontbrak om zoo ge hoorzaam en gewillig te zijn als Elvira. Elvira verhief zich bovendien boven hare zwartlok- kige nicht door hare hoogere beschaving een gevolg van de betere opvoeding die zij genoten had. Er lag iets elegants in haar doen in haar spreken. Zij speelde piano, weliswaar zonder gevoel of wezenlijk muzikaal talentmaar de muzikale ontwikkeling was eren dat was de hoofdzaakvond moeder. Ook zong ze met een mager stemmetje, eenvoudige liedjes en ging hierin met „de wereld" mede. Zij was een zeer ont wikkeld dametjegelijk moeder Meubring dikwijls met haren eigenaardigen burgerlijken trots verzekerde. Op het punt van de bewuste huwelijkskwestie had zich sedert het oogenblik, dat zij den jongen Buchwall in zijn kamertje leerde kennen nog geen bepaald plan bij mevrouw Meubring gevormd, ten eerste, dewijl zij tot eene huwelijksverbintenis voor hare dochter ei genlijk nooit eenige aanleiding had gezien of gevonden, niettegenstaande zij met hare kinderen vrij druk deel nam aan buitenpartijen balsconcerten enz. hetgeen zij „zich in de wereld bewegen" noemdeen ten twee de en dit was misschien wel de voornaamste reden omdat zij meende daardoor hare dochter zoo niet ten volledan toch gedeeltelijk te zullen verliezen. Zij wilde bovendien overtuigd zijndat Elvira gelukkig werd door haren echtwaartoenaar hare opvatting een heerschzuchtig man ten eenenmale ongeschikt was en met afschuw dacht zij aan de mogelijkheid van eenen voornamen schoonzoon met klinkende titels die mis schien hare dochter alleen zou kiezen om de lang niet onbeduidende huwlijksgiftwaarop deze zou kunnen rekenen. Juist om deze redenen had Otto genade gevonden in hare strenge oogen. Met hare scherpen blik had zij dadelijk gezien, dat hij een schoonzoon naar haar hart zou zijn en dientengevolge een voortreffelijk echtgenoot voor hare dochter. Een dichter vooral was iemand met wien zij dweepteen nadat zij zich met de haar eigen vlugheid van denken en handelen eens met de gedachte aan een huwelijk harer Elvira had vertrouwd gemaakt stelde zij ook in alle haast alles in het werk om de zaak ten spoedigste ten einde te brengen. Elvira was in de wolken toen zij van hare moeder vernamhoe diens denkwijze ten opzichte van den brutalen briefschrijver gewijzigd was en dat deze niet tegen een huwelijk tusschen hen beiden zich zou ver zetten. Met redenen omkleed had moeder de zaak aan hare dochter blootgelegd. „Hoe is het er dus mee?" vroeg zij daarna. „Wilt gij of wilt gij niet? Ja of neen. Of wij ontvangen hem heden middag te vier uur als uw verloofde, df hij trekt van daag nog met zijn onbeteekend rommeltje mijn huis uit." Elvira kende hare moederwier wenschen voor haar bevelen waren. Zoo was zij opgevoed. Ook thans ge voelde zij noch lustnoch moed tot tegenspraak. In derdaad kende zij Otto niet meer dan van aanzien en indien het morgen gebleken waredat hij van deze aarde verdwenen was zou dit haar volmaakt onver schillig geweest zijn. Gedurende den middag had zij meer dan vroeger aan hem gedachtnadat zij voor het eerst den brief had gezien, waarvoor zij het porto dubbel en dwars had moeten betalen. Bij haar dweepend karakter was het geen wonder, dat onder de tranen, onder de ont vangen oorvijgen geschreid, langzamerhand eene zekere genegenheid voor hem ontkiemde die allengs grooter werd. En toen hare moeder daarna tot het houden van haar strafgericht naar boven stormde wekte de jonge man haar medelijden op. Zijn eenïg vergrijp was toch slechts, dat hij op haar verliefd was geworden en welk meisje zou daarover vertoornd kunnen zijn Bovendien was het haar nog nooit in haar leven ge beurd en welk jong meisje van negentien jaren haakt niet naar de kennismaking bij eigen ondervinding met dat zoetemoeielijk te beschrijven en soms nog moeie- lijker te verklaren gevoel van het menschelijk hart, dat men „liefde" noemt. Zij beefde voor hem en de vrees 11 i ■AmMkï'- V"—«to

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 1