ff H "I va za n de Binuenland. V( 01 mi VEEEKNIGDE STATEN. Den 18, dea namiddags, is Let roomache weeshuis van St. Jan te Brooklyn, Nieuw-York, een der fraaiste gebouwen van de stad, door een in het waschbuis ontstanen brand afgebrand. De schade wordt op f 1.250.000 geraamd doch on gelukkig zijn er verschillende menschenlevens te be treuren. Eene zuster, die tal van de honderden kin deren had helpen redden stortte van het dak waar over zij op dat van een belendend huis poogde te ko men en gaf spoedig daarna den geest. Den volgenden ochtend waren reeds 12 kinderlijken uit de puin- hoopen te voorschijn gehaald. In de ziekenzaal waren op het oogenblik des onheils 35 kinderen die naar men vreesde, allen waren omgekomen. Meer dan 110 kinderen werden vermist. Daar de verpleegden echter her- en derwaarts heengevlucht zijn is omtrent het getal dooden niets met zekerheid te zeggen. Het was vinnig koud en de kleinen waren nauwelijks ge kleed. In het gesticht waren in het geheel bijna 800 bewoners. Het vuur verspreidde zich met ongelooflijke snelheid. STATEN-GENEEAAL Tweede Kamer. De min. van koloniën antwoordde in de ochtendzitting van den 19 op door de heeren KielstraRutgers en Keuche- nius ter sprake gebrachte vragen en punten, dat eene bijzondere afbakening der bevoegdheid van den Gouv.-Generaal in oor logstijd met mogelijk was. Hij keurde onnoodig een wetsvoorstel tot regeling van den toestand der officierenom een blijk te geven, dat de regeering geene willekeur in het indisch leger wenscht; hield zich overtuigddat de werving van Amboi- neezen wordt bevorderdbeloofde eene hervorming van den Generalen Stafwerd zij voorgesteldaandachtig te zullen overwegen zou voor het kader al het mogelijke doen om in de behoeften te voorzienmeende vooralsnog, dat door detache ring van officieren bij de schietschool hier te lande in de be hoefte aan schietoefeningen kon worden voorzien, en kende nog niet de plannen van verdediging onzer bezittingen tegen een buitenlandschen vijand. Hij is van oordeeldat in het indisch leger het getal Europeanen dat der inlandsche soldaten moet te boven gaan en zegtdat opheffing van het comité-generaal over Atjeh nog eenig overleg met zijne ambtgenooten die er bij tegenwoordig warenvordert. Hij ontkende ten sterkste dat wij ons door de Atchineezen hebben laten terugdringen wij hebben alleen betere punten aangewezen om een post of versterking te vestigen. Er is geen sprake van terugdringen door de Atchineezen. De samentrekking der troepen is, wel ver van een triumfvoor hen een nadeel. De keuze der punten is voordeelig voor ons. Officiëele adviezen van specialiteiten heeft hij in zake onzer gedragslijn in Atjeh niet ontvangen. Den Gouv.-Generaal ontbrak het daaraan niet. Hij verdedigde de sluiting der havens van strijdvoerende onderhoorigkeden onder opmerking dat vroegere onderwerpingen niet bewezen dat later geene strengere maatregelen noodig waren. Na dit antwoord hield de heer Keuchenius zijne beden kingen omtrent de bevoegdheid van den Gouv.-Generaal in zake de sluiting der havens vol en kwam op tegen de voorstelling dat het verlaten van het gebied vroeger na zooveel strijd aan de Atjehers ontrukt, als een voordeel moet worden beschouwd. Het verlaten van eenmaal veroverd gebied was z. i. de beste veroordeeling der sinds 12 jaren gevolgde staatkunde op Atckin. De heer Rutgers vroeg nogwat de minister deed ter bevordering van de werving voor het indisch legerdie in tijden van werkeloosheid als thans groote vruchten moet dragen, en volhardde bij zijne afkeuring, dat geene specialiteiten gehoord waren over de maatregelen in Atjeh. De Atjehers hebben ons wel niet teruggedrongenmaar ons door hun guerilla-oorlog gedwongen terug te trekkendat in hun oog zeker een terug dringen ls. Met generaal van Swieten kunnen wij nu zeggen: wij zijn in Atjeh gekomen, wij zitten er en wij blijven er. De minister houdt vol, dat onze tegenwoordige toestand in Atjeh meer nadeel aan den vijand toebrengt en een middel is om tot de overwinning te komen. Hij wijst op verschillende maatregelen om aan te toonendat de werving voor het indisch leger bevorderd wordto. a. door plaatsing der voorwaarden in de dagbladen. De heer Kielstra vestigde des ministers aandacht op het ontzenuwend karakter van het verblijf der voor Indie bestemde troepen te Harderwijkwaardoor slechts ontucht en dronken schap aangekweekt worden. Hij drong aan op verkorting van het verblijf in die plaats en op hervorming van bet koloniaal werfdepot. Voor laatstgenoemde hervorming zag de m i n. v a n het maandelijksche leergeld te geven. Toen ik gisteren bij haar kwam was bare eerste vraag hoe ik mij in de opera geamuseerd had. De verzegelde brief, waarin ik altijd het leergeld ontvanglag op den vleugelzij bood mij echter den stoel vóór de piano niet aanhaar geheele houding was zeer opvallend. Ik zeide haar dat ik weder kaarten gekregen doch ze niet gebruikt had want sedert ik er aan twijfelen moestof zij de geefster was moest ik het geschenk van een onbekende van de hand wijzen toen werd zij vriendelijker doch naar het scheen alleen om mij uittehoorenof ik geen vermoeden had wie de gever kon zijn want zij ver trouwde mijne verklaring niet en zeide plotseling dat zij tot haar spijt de lessen niet langer kon voortzetten, en mij zou laten weten, wanneer zij weder tijd daartoe had." „Ook dat nog zeide mevrouw Hobel met een zucht. „Maak u daarover niet bezorgd", riep Bertha, de grijze lokken harer moeder liefkozende. „Zij betaalde meer dan anderen maar ik heb bij haar ook altijd dubbel zooveel tijd verzuimd. Ik dachtdat het vriend schappelijke belangstelling voor mij wasdie haar in gaf, mij in haren familiekring optenemen nu echter zou ik mij schamen iets meer van baar aantenemen zij heeft mij als eene bedelares weggezonden. Toen ik het huis verliettrad mijnheer Holzbrecher uit het kantoor. Hij scheen mij te willen aanspreken hij groette eerbiediger dan ooit te voren ik vrees dat hjj raadde, wal er was voorgevallen. Doch ik was niet in eene stemming om met hem te spreken. Nu kom ik hiel en zie eenen heer, wiens gelaat veel op dat van mijn heer Holzbrecher gelijktdie u een voorstel doet dat ons uit onze benarde omstandigheden redden kan." „"Wat?" riep mevrouw Hobel, Bertha in de rede vallende, „versta ik je goed? Die heer sprak ook van eenen zoon die hier op een kantoor werkzaam is, denk je, dat hij de vader van dien jongen man is „Het kan niet anders. Ik hoorde reeds van me juffrouw Neuhaus dat de vader van den heer Holz brecher een oude knappe man is die onder de pan toffel van eene bejaarde twistzieke zuster zitmet wie niemand het kan uithouden." oorlog geene noodzakelijkheid, zonder ernstige stoornis in de dienst en een min of meer langdurig verblijf der troepen te Harderwijk was noodig in het belang van tucht en orde. In de avondzitting werd behalve de reeds gemelde, verworpen motie van de heeren Lohmnn en Keuchenius nog behandeld een amendement van den heer de Bruyn Kops, ten doel hebbende af te keuren dat aan de javaansche bevolking nieuwe belastingen opgelegd werden voor liet bouwen van spoorwegen. Die kosten moesten uit eene geldleening bestreden worden. Daar sommige der verhoogde middelen ook belasting-verbetering beoogden had hij zich alleen bepaald tot het niet toeslaan der verhoogde middelen zijnde geslacht- en bedrijf belasting. Over de tabaks vergunningen kon bij stemming worden beslist. De motie en het amendement werden bestreden door de heeren Gratama, van Gennep, van der Hoeven en de ministers van koloniën en binnen 1. zaken. De Kamer werd onbevoegd geachthet belastingsreeht der in- dische regeering bij eene begrooting te beperken. Het eenige middel om die beperking te doen plaats hebben was de bepaling, dat het onderwerp bij de wet moest worden geregeld. De be grooting kon afgestemd worden verder kon de Kamer niet gaan. Aanneming der motie kon ten gevolge hebbendat de Gouv.-Gen, onmiddellijk zijn ontslag namwant zijn prestige zou verloren zijn. Vooral deed de min. van binnenl. zaken uitkomen, in welken moeieiijken toestand de min. van koloniën en de geheele met hem eensgezinde regeering zou worden ge bracht. Hoe zou eerstgenoemde de begrooting in de te Ka mer kunnen verdedigen bij aanneming der motie. De voorstel lers der motie verklaardendat de door de ministers daaraan toegekende vijandige strekking volstrekt niet in de bedoeling lag. Er werd noch goed- noch afgekeurd. De mo'ie wilde alleen zeggendat de Kamer door aanneming der middelen niet wilde uitdrukken, dat zij de verantwoordelijkheid aanvaar 1de voor de belastingen. De bevoegdheid van den Gouv.-Generaal tot het maken van belastingverordeningen werd wel erkend maar waarom dan de plannen aan üet oordeel der regeering onderworpen Kon de Gouv.-Generaal zulk eene motie niet velen, dan was zijn gezag al zeer zwak. De heer van der Kaay betoogde, dat de Kamer te doen had met de beslissingol een zeker middel tot dekking der uitgaven al dan niet noodig was. En dan achtte hij haar vol komen gerechtigd die vraag te beslissen en te zeggendat zij een middel overbodig vond. Zij was bevoegd middelen voorgesteld tot dekking der uitgavengoed of af te keuren. De heer de Bruyn Kops trok zijn amendement in, daar hij geen wantrouwen bedoelde tegenover minister of Gouv.-Ge neraal, waarna de motie, zooals gemeld is, verworpen werd. Bij de behandeling der begrooting van Suriname voor 1885 op den 20 beantwoordde de heer Gildemeester de rede van den heerv. d. Hoeven, ten vorigen jare gehouden over den toestand van Suriname. Hij betoogdedat Suriname alle aanspraak had op subsidie of steun van het moederland. Aan geestkracht ont brak het er niet sedert de afschaffing der slavernijmaar zij kon niet versterkt worden, als men zoo spreekt als de heer van der Hoeven deed. Hoe kan men van weinig verstandelijke ontwikkeling spreken als er 03 scholen zijn met 100 onderwijzers en 5000 scholieren, behalve het onderwijs der Moravische broeders? De toestand is op het oogenblik moeiljjk, met het oog op de emigratie uit China en Britseh-Indie. De middelen zijn echter sedert 1867 gestadigd vermeerderd, bijna verdub beld de gouddelving bevat schatten, die wel de moeite waard zijn geëxploiteerd te worden. Men moet eerst goed onderzoe ken dan zal men eerst kunnen beslissen. Hij hoopt, dat hij zich vergistmaar hij meentdat de minister zich te veel stelt op het standpunt van den heer van der Hoeven en weinig hart heeft voor Suriname. De minister wil niet toestaan dan het vol strekt onvermijdelijke en dit acht hij een slecht standpunt Waarom niet de telegraafgemeensehap ingevoerd? In 1883 is die zaak uitgesteldondanks zijne voorspellingdat dit op afstel zou uitloopen en au hoort men er ook niets meer van. De heer van der Hoeven verheugde zich dat de heer Gildemeester zeer gematigd is geweest in zijn bestrijding, ver geleken met de scheldwoorden, die hij in de Surinaamsche bla den heeft moeten verduren. Hem wil hij antwoorden: hij wijst er opdat aanvankelijk schatten uit Suriname gehaald zijn maar waaraan het bloed en zweet van de slaven kleefden. Ai- leen heeft Suriname gebloeid tijdens den slavenhaudelmaar anders heeft het altijd geld gekost en steeds gebeden om gel delijke hulponder bewerendat het van zooveel belang was. In de engelsche West moge de toestand beter zijn, dit is juist het gevolg van de geestkracht der engelschen. Hij wenscht van hartedat het Suriname goed moge gaanmits niet ten koste van de Nederl. belastingschuldigen. Overigens is 't in Deme- rary ook niet alles goud wat er blinkt. De cijfers, verleden jaar door hem opgegeven, waren uit het koloniaal verslag ge nomen. Hij heeft niet beweerd, dat de overgroote meerderheid der bevolking, de Creolen, onontwikkeld waren, maar enkel dat zij geen behoefte hadden aan telegrafische gemeenschap. En als hij sprak van het laten uitsterven der Creolendan sprak Mevrouw Hobel zag hare dochter met bevreemding aan. Er lag eene zonderlinge tegenstrijdigheid in het feitdat Bertha zich over het voorstel van den ouden heer scheen te verheugen en toch te verstaan gegeven had dat mejuffrouw Neuhaus uit ijverzucht met haar gebroken had. Of had Bertha de hoofdzaak verzwegen, dat Thekla Neuhaus reden tot hare ijverzucht had dat Bertha in het voorstel van den ouden heer Holz brecher eene gewenschte gelegenheid tot nadere ken nismaking zag „Ik begrijp je niet", zeide zij „Kun je het billijken, dat iemanddie om de hand van een ander meisje aanzoek doetje anoniem kaarten voor het theater stuurtwil je die dame nog meer reden tot argwaan geven door mij aan te moedigen het huishouden voor den ouden heer Holzbrecher waar te nemenof ben je het reeds met den jongen heer Holzbrecher eens?" „Moeder!" riep Bertha blozende, „wat denkt gij! En toch gij hebt gelijk. Daaraan heb ik niet gedacht dat men mij van zoo iets zou kunnen verdenken. Zie, ik dacht integendeel mejuffrouw Neuhaus eens recht te beschamenwanneer ik haar overtuigen kon dat zij mij onrecht had gedaan. Ja, gij hebt gelijk, zij zou het slechtste gelooven en in staat zijn met mijn heer Holzbrecher te breken ofschoon zij hem naar ik geloof, van harte lief heeft. Mijnheer Holzbrecher heeft mij louter uit deelneming de kaarten gestuurd en er zeker niet bij gedachtdat iemand dit anders zou kunnen uitleggen. Wie zal ook veronderstellen, dat hij, die de schoone trotsche en rijke juffrouw Neuhaus liefde heeft ingeboezemdden blik op eene arme on derwijzeres zou kunnen werpen. Zoo iets kan alleen zulk een hoogmoedig wezen als Thekla geloovendie mij niet guntdat haar uitverkorene een arm meisje een genoegen bereidt. Het heeft hem leed gedaan dat ik een genot ontberen moet, dat voor rijke lieden nauwelijks iets bizonders meer heeftvoor mij echter te gelijkertijd eene gelegenheid is tot verdere bekwaming in mijn vak." Wordt vervolgd. hij niet zijn eigen taal, maar die der planters. Deze kunnen den vroegeren toestand der slavernij niet vergeten en weten niet met vrije arbeiders om te gaan. De Britsch-lndische im migranten worden gedemoraliseerd en als er chineezen bij ko men zonder vrouwen dan zal een toestand van onzedelijkheid ontstaan zonder voorbeeld. Hij draagt Suriname een goed hart toe, maar is natuurlijk meer ingenomen met Indie, want men kan Buiksloot toch niet zoo lief hebben als Amsterdam. Suriname moet ontvangen wat het werkelijk noodig heeft, meer niet. Omtrent de telegraafgemeensehap moet men de nadere voor stellen van den waardigen gouverneur afwachten. De heer Gildemeester wijst er op dat de toon van den beer van der Hoeven thans een geheel andere is dan verleden jaar en dat in Demerary de engelsche handelaars kraeh- tigen steun vonden nij de regeeringdie ook de telegraaf gemeensehap tot stand bracht. Suriname heeft wel degelijk jaren lang geen subsidie ontvangen: het is gedurig een ver schoppeling geweest. Dat het wat waard is, blijkt daaruit, dat toen een telegram omtrent den afstand van de kust van Guinea in Demerary verkeerd werd opgevat als Nederl. Guyana, men daar vlagde en feest vierdeovertuigd van het groote belang De min. van koloniën is wel degelijk ingenomen met Surinamemaar het is toch zeer natuurlijk dat de regeering, alvorens steun te geven het bewijs eischt, dat er eigen kracht bestaat door invoering van verschillende aan de regeering aan gegeven belastingen Wat de telegrafische gemeenschap betreft, hij heeft een aanvrage ontvangen voor het leggen eener kabel waarvan den Gouverneur mededeeling is gedaanhem zijn alle gegevens gevraagd. De begrooting wordt met algemeene stemmen aangenomen. Evenzoo de naturalisatie-ontwerpen van M. Verstraeten c.s. De begrooting voor 1885 voor de rijks gestichten Ommer- schans en Veenhuizen werd aangenomen, nadat zij op voorstel van de heeren van der Kaay, Kist enZijlker met 17 tecen 26 stemmen met 40.000 verminderd was voor den eersten termijn voor de vertimmering van het gesticht te Veen- huizen. De heer Borgesius besprak de wijze van behandeling der veroordeelde dronkaards en drong sterk aan op hunne ge heele afscheiding. De min. van justitie verklaarde de onver beterlijke dronkaards naar Hoorn te willen zenden. Verder werden aangenomen: begrooting wegens den arbeid der gevangenen voor 1885 begrooting van het fonds der koopprijzen van de domeinen voor 1885; machtiging tot overneming voor het kroondomein van ge bouwen van pachters, staande op kroondomein, door afschrij ving van op liet grootboek ingeschreven kapitalen met 6U tegen 2 stemmen regeling van ontvang en uitgaaf van het pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren voor IS85; onteigening voor den aanleg van een voetpad ten dienste eener openbare school in de gemeente Gasselte met 56 tegen 6 stemmen; wijzigingen der indische begrooting voor 1883. Bij de begrooting der uitgaven voor de staatsspoorwegen in 1885, vroeg de heer Bahlmann, of de min. zich dacht te houden aan de in de Kamer aangenomen motie over de wijze van exploitatie der spoorlijn AmersfoortNijmegen en hoe hij dacht over de aansluiting te Amsterdam. De heer van Asch van W ij c k wees op de lijn DelfzijlGroningen ten bewijze van den duren bouw der staatsspoorwegen en drong aan op spoedige exploitatie der lijn Amersfoort—Nijmegen. De min. antwoordde, dat alles gedaan was om s poedig tot eene beslissing te komen en dat weldra over de exploitatie een besluit zou worden genomen. De te sluiten overeenkomst zou aan het oor deel der Kamer onderworpen worden. Dit antwoord gaf den 22 tot eene verdere bespreking aanleiding, aan het slot waar van de min verklaardedat als de Kamer terugkwam, zij niet voor een voldongen feit zou staan. De regeering zou door geen drang, van welke zijde ook, 's lands belang prijs geven. Met algemeene stemmen werd de begrooting aangenomen. De vestingbegrooting werd aangenomen met 56 tegen 10 stemmen na beraadslaging over de defensie te Amsterdam. De heer Roseboom drong krachtig aan op den fortbouw aan de zijde der Zuiderzee. De minister van oorlog ver klaarde dat de commissie voor samenwerking der zee- en land macht rapport had uitgebracht, kustbatterijen dadelijk noodig achtte en hel fort bij Pampus even noodig na de voltooiing der verdediging aan de landzijde. Met de kustbatterijen zou spoedig aangevangen worden. De heer B u m a kwam met bet oog op de verdediging weder op voor de droogmaking der Zui derzee. Bij de behandeling der staatsbegrooting is de alge meene beraadslaging tot later verdaagd. De hoofdstukken I en 11 zijn aangenomen, alsmede hoofdstuk Vila (Nationale Schuld), nadat de heer van der Loeff op de duurte der courtage bij beleening had gewezen. Tien duizend gulden om 16,000,000 voor 8 dagen op te nemen was te hoog. Bij hoofdstuk II vestigde de heer Wintgens de aandacht op de onderlinge verhouding der beide Kamers. Indien die zou blijven beantwoorden aan de eischen eener grondwettige regeeringdan was het een volstrekt vereischtedat men bij de beraadslaging zich onthield van zinspelingen in de eene op de andere Kamer. De Voorzitter verzocht hem te blijven binnen de orde en niet in algemeene beschouwingen te treden. Daarna volgden de Credietwetten. De heer van der Loeff wierp de schuld van de late behandeling der begrooting op de regeering, daar zij vroeger had moeten ontbinden. De min. van binnenl. zaken meende, dat het geen parlementair gebruik istelkens op de afgedane zaak van de tijdigheid der ontbinding terug te komen, waarna de algemeene beraadslaging werd gesloten. Bij hoofdstuk III buitenl. zaken verklaart de minister deze en de overige kredietwetten te veranderen in kredietwet- ten voor 3 maanden. De heeren Schaepman en Lobman stelden voor, kre dietwetten voor 4 maanden op grond, dat de Kamer naar rust verlangde, daar dit jaar de zittingen veel tijd hebben gekost en de Kamer de laatste 1% maand hard gewerkt heeft. Anders zou zij in het einde van Januari moeten terugkomen. De heeren Cremers en van derLoeif bestrijden dat voorstel. De begrooting zou dan eerst na Paschen gereed komen en er is nog zoo veel te doen. Men denke aan het strafwetboek en de grondwetsherziening. Is het wachtwoord der rechterzijde rust, dat der linkerzijde afdoening (Toe- juichingen links). Waar lands belang eischt bijeen te blijven, daar past geen rust. Een korte behandeling van zaken strekt juist om veel onnoodig praten te voorkomen. Noch is Thor- becke's woord aan Willem II juist: Sire! geef een korten tijd, dan zal er snel en goed gewerkt worden. De heer van Houten verklaartdatal wordt het amen dement verworpenhij niet wenscht terugkomst der Kamer in Januari en hoopt, dat de Voorzitter dit ook zoo zal begrijpen. De min. van binnenl. zaken laat de beslssing aan de Kamer over. De regeering heeft alleen op den wensch der Kamer den termijn op 3 maanden teruggebracht De heer R o 11 zal tegenstemmen om de regeeringstaak niet te verzwaren. Het amendement wordt aangenomen met 39 tegen 37 stemmen. Vóór stemden alle anti-revolutionairen en katholieken met de heeren Corver Hooft en Schimmelpenninck tegen alle liberalen en de heer Wintgens. De regeering zegt in haar antwoord over de ontworpen kredietwetten voor 1885, dat het vaststellen van kredietwetten, hoezeer op zich zelf niet zoo heel wenschelijk, thans het eenige middel is ter voorkoming van stremming van de dienst in de eerste maanden van 1885 en om art. 119 der Grondwet en art.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 2