No. 11.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
25 JANUARI.
ONZICHTBARE HANDEN.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
De Europeanen aan den
Congo.
FBUXL.LETOISr.
ALKMAARSCHE COURANT.
.361
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,801 franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Terwijl de afgevaardigden van de verschillende zee
varende en handeldrijvende natiën die bij den handel
in het uitgestrekte gebied van de rivier de Congo aan
de westkust van Afrika belang hebben, te Berlijn ver
gaderd ziin, om orde en regel te brengen in den zeer
verwardeD toestand in die gewesten gevaarlijke bot
singen tusschen de vele belanghebbenden te voorkomen
en de grondslagen te leggen voor rust en veiligheid,
is allerwege en te recht ook in Nederland de alge-
meene aandacht op deze landstreek gevestigd. Het
geldt hier een groot land met een talrijke bevolking
Stanley, de beroemde reiziger in Afrika, schat het
aantal bewoners van het gansche gebied der rivier op
omtreeks 50 millioen. Al die millioersen menschen zijn
verdeeld in een tallooze menigte kleine staatjes. Het
aantal koningen en vorsten overtreft verre dat van het
voormalige in dit opzicht zoo rijk bedeelde Duitsche
Rijk. Elk dorp staat ongeveer op zich zelf en vormt
een zelfstandig gebied. Eu geenerlei gemeenschappe
lijke band houdt die staatjes bijeen bij hun bewoners
wordt geen besef hoegenaamd van gemeenschappelijk
belang gevonden. Erfelijke haat en voortdurende naijver
brengen hen telkens met elkander in bot.ing en strooien
het zaad voor nieuwe oneenigheden. Verschillend zijn
daarenboven de menschenrassen, die dit gebied bewonen.
De hoofdstam uit het binnenste des lands afkomstig
heeft met de wanstaltige Hotientitten en Boschjesman-
men van het zuiden even weinig gemeen als de min
dere negerstammen, waarmee het zich in sommige stre
ken vermengd heeft Hoe meer men de kust nadeit
hoe sterker het ras afneemt. Naast een ras zwak van
bouw misvormd van gestaltebaardeloos met binnen
waarts gekeerde voeten, buitengewoon dikke lippenen
dik gekroesd hoofdhaar wordt ons een ander ras ge-
teekend als flink gebouwde, knappe mannen en vrouwen,
recht van lijf en leden schoon gevormde handen en
voeten fijn besneden gelaat, knevel en bakkebaard en
lang hoofdhaar. Zelfs wordt door reizigers, die dieper
in het land zijn doorgedrongen, gewaagd van stammen,
wier evenredigheid van vormen en schoonheid van ont
wikkeling hen op gelijke lijn plaatst met de klassieke
beelden der Grieksche oudheid 1 En naast deze schooue
menschenrassen worden weer dwergrassen aangetrolieu
van geheel audere gedaante. Even verschillend als de
Vorm is de huiikleur dezer stammen. -INiet de gansche
bevolking van Atrika's binnenland is zwart. Er zijn er
met een warm getinte kleur van chocolade* ot rood
achtig bruinmet bronskleurige en nog lichter ge
kleurde huid bij wie en dit is een zeer belangrijk
voordeel ook de voor Europeanen zoo ondragelijke
reuk niet wordt aangetroffen.
Onder deze volksstammen van zeer verschillend ras,
uiteenloopende kleur, meer of minder geestkracht of
traagheid en lusteloosheid meer of minder sterk bij
geloof, meerdere of mindere wreedheid ot zachtaardig
heid maar alle onder elkander verdeeld en tegenover
elkander, achterdochtig en ijverzuchtig, hebben Engel-
schen Spanjaarden, Portugeezen Nederlanders,
Franscben en Duitschers zich gemengd, om handel te
drijven te koopen en te verkoopen met geen ander
doel dan om zoo groot mogelijke winst te beha en en,
wel niet op Afrikaansche, maar dan toch op Europee-
scbe manier evenzeer tegenover elkander ijverzuchtig
en achterdochtig. Enkele Eur peesche mogendheden
hebben er bezittingen maar wie weet te zeggen, hoe
ver zij zich uitstrekken? Wie is in staat er de grenzen
van aan te wijzen Waaruit blijkt van het bezit, waarop
men zich beroept Haast Dog bedenkelijker wordt de
zaak wanneer bet land bij minnelijk verdrag door de
inlandscbe vorsten is a'gestaan omdat niemand in den
regel met zekerheid zou kunnen zeggen of die in-
landsche vorsten hebben begrepen, welke overeenkomst
zij aangingen of zij bevoegd waren land at te staan
of de overgedragen landstreek tot hun gebied behoorde.
Botsingen kunnen in zulk een land onderzulke omstandig
heden niet uitblijven en zijn dan ook niet uitgebleven; bot
singen waarbij wij Nederlanders van zeer nabij zijn betrok
ken. Geen wonder. De Nederlandsche handel aan den
Congo is grooter dan die van alle andere natiën te zameu
en wordt grootendeels gedreven 'n streken, waar geen Eu-
ropeesch gezag vertegenwoordigd is waar de handela
ren daarom in bun eigen belang moeten trachten door
eerlijkheid en goeden omgang met de inboorlingen den
vrede te bewaren wetende dat in geval vau oorlog
niet alleen bun eigen veiligheid gevaar zou kunnen
loopen maar al aanstonds de boschpaden de eenige
wegi n in dit land door de negers afgesloten zouden
worden en alle vervoer zou ophouden.
In de maand Juni van het vorige jaar vernam men
eensklaps, dat eenige negervorsten, koningen vari Boma
genoemd een vrij uitgestrekt terrein in bet gebied van
den Congo hadden verkocht aan de Internationale
Afrikaansche Maatschappij door toedoen van den
Koning van Belgie in het leven geroepen die onlangs
ook door ome Regeering is erkend. Wantrouwen om
trent de ware toedracht der zaak bleef niet uit en
weldra verklaarden de negerkoningen dat zij bedrogen
waren en er nooit aan gedacht hadden eenig grond
gebied of hunne vorstelijke rechten daarop voor enkele
geweren een hoeveelheid sterken drank en eenige
lappen katoen te verkoopen. Ook Europeanen chefs
van handelshuizen en daaronder de agent-generaal van
de te Rotterdam gevestigde Nieuwe Afrikaansche Han
delsvennootschap woonden de vergadering waarin de
negervorsten tegen den verkoop opkwamen bij en
teeUenden een verklaring waarin zij zich met dat pro
test vereenigden. „Het komt ons voor' schreven
zij „dat de Internationale Afrikaansche Maatschappij,
misbruik makende van de onwetenheid der inlanders,
ten behoeve van bijzondere en handelsbelangen zich
rechten van souvereiniteit aanmatigtdie haar niet
toekomen en daardoor bestaande rechten krenkt die
tot heden door de vertegenwoordigers van alle natiën
werden geëerbiedigd. Tevens beloven wij aan de ko
ningen von Boma de bescherming, die zij van ons in
roepen." De directeuren der Nieuwe Afrikaansche
Handelsvennootschap zonden dit stuk aan onzen Mi
nister van Buitenlandscbe Zaken en riepen de be
scherming onzer Regeering voor de uegerkoningen_ en
hun grondgebied teg°n de Internationale Maatschappij in.
Het geschil werd later bijgelegd.
In October had een ernstiger botsing plaats. Aan
de Quillo-rivier, ten noorden van den Congo is een
factorij gevestigd van dezelfde Rotterdamscbe N.euwe
Afrikaansche Handelsvennootschap, waartoe onder an-
deren behoort bet plaatsje Impila waar behalve een
agent dezer Nederlandsche maatschappij ook een agent
van het Duitsche handelshuis Woermann te Hamburg
verblijf houdt. Geschillen tusschen de negers en deze
beide factorijen liepen zoo boog dat er schoten ge
wisseld werden rn de agenten der twee facto, ijen
beiden Portugeezen de plaats verlieten om hulp te
halen. De chef der Nederlandsche Qjillofactorij ging
in gezelschap van den cbef van bet ünitsche handels
huis met een stoomboot van de Rotterdamsche maat
schappij naar Impila vonden de dorpen door de ne
gers verlaten zor.den geschenken aan hunne prinsen
en riepen hen op tot een bijeenkomst om de zaak te
bespreken. De geschenken werden aangenomen maar
de negerpriusen bleven weg. Dit was verdacbt en
moestgelijk beweerd wordt, volgens de aldaar heer-
sebende begrippen als een zware beleedigicg wor
den opgenomen. Daarenboven waren de huizen der
beide factorijen door de negers beschoten. De Ne
derlandsche en de Duitsche chef meenden daarom
goed te doen met eenige verlaten negerdorpen te ver
branden. Den daarop volgenden nacht werd de Impila-
factorij hevig uit het boseh beschoten. Men besloot
hulp te vragen bij de naastbij gelegen post derzelfde
Internationale Maatschappij tegen welker oneerlijke
handelingeD men onlangs in verzet was gekomen. De
hulp kwam opdagen in de gedaante van een officier
met eenige zwarte so daten, maar tegelijkertijd versoheen
er een Fransche sergeant met zes negersoldaten die
den chef der Nederlaudsche factorij naar den F-anschen
commandant te Loango voerden om zich daar te
verantwoorden wegeus het voeren van oorlog tegen
Fransche onderdanen! De Franscben beweerden
namelijk dat het terrein waarop de dorpen verbrand
werden, hun toebehoort en de Nederlanders ontkenden
bet. Na het vertrek van den chef naar Loango greep
er te Quillo een hevig geschil plaats tusschen den al
daar met eenige soldaten achtergebleven Franscben on-
2)
Mevrouw Theresia Dreyfuss, geboren Klopberg was
eene persoonlijkheid van bizonderen aard. Men zeide,
dat zij vroeger de huishoudster van haren tegenwoordigen
echtgenoot geweest was toen deze nog niet den ste-
vigen nek onder het juk des huwelijks gebogen had
en het scheen wel dat er iets waars was in dit „on dit".
Er waren weinig menschen die zich herinnerden ooit
door haar in een ander gesprek te zijn gewikkeld,
dan over de geheimen van keukenlinnenkastot
provisiekamer. Zij was het belichaamde materialismus,
waaraan reeds haar uiterlijk hare statige kogelronde
figuur en het frisscheroode vollemaansgezicht deed
denken. Kunst kunstbelangen en kunstenaars duldde
zij stilzwijgend in hare omgeving voor de schilderkunst
openbaarde zj alleen eenige belangstelling, wanneer
deze zich eetwaren als „stilleven" tot onderwerp koos.
Haar lieveling was daarom een jonge schilderwien
Elimar Waldan aan haar had voorgesteld en die een
bizonder talent voor bet gemelde genre aan den dag
legde. De „stille Eugène", zoo heette de bedoelde
onder zijne collega's, terwijl hij zich anders Blankner
noemde, verzuimde dan ook nooit, zijne goedhartige
beschermster steedswanneer hjj daarvoor slechts eene
geschikte gelegenheid wist te vinden, als teeken zijner
hoogachting en vereering een keurig geschilderd „stille
ven", b. v. eene hollandsche kaas, waarop eene vlieg een
aanval deed of een schotel met sinaasappelen met
een champagneglas er naast, als geschenk aan te bieden.
Dat de prozaïsche nuchterheid van de vrouw van den
handelsraad niet als nachtvorst werkte op het vroolijke,
gezellige leven in buis, lag hieraan, dat zij, die tegen
over haren echtgenoot en haar dienstpersoneel op over
bluffende wijze de gave dor welsprekendheid wist ten
toon te spreiden, zich, wanneer er bezoek was, tamelijk
stil hield. Zij troonde dan in haren leuningstoel als
Juno op haren koninklijken zetelen bestuurde alles
slechts met den vinger en met den scherpen blik uit
hare kleine, vriendelijke, grijze oogen.
Nog eene derde persoonlijkheid behoorde tot de fa
milie van den handelsraad. Het was Anna Burger,
eene arme wees en nicht van den raad die deze na
den spoedig op elkander gevolgden dood harer ouders
in zijn huis had opgenomen. Dreyfusz was kinderloos,
Anna Birger dus zijne vermoedelijke erfgename. Ook
om deze reden waarschijnlijk was Anna steeds door
aanbidders en vereerders uit alle standen omringd. Zij
was niet mooi en zeer eenvoudig in haar wezen en
manieren ja, de overdreven strenge terughoudendheid,
die zij in acht nam, moest eerder afstooten dan aantrek
ken doch tegeu dat alles woog naar de meening van
het grootste aantal harer aanbidders de gouden nim
bus die haar omgafruimschoots op.
Toen de raad met Waldau en baron von Menken
het salon binnentrad had zich het kleiDe gezelschap,
zooals dit na het diner gewoonlijk geschiedde, verdeeld.
Enkele oudere dames, onder wie ook mevrouw Ilieresia
met een vuurroode coiffure en de karakteristieke ge
poederde krulletjes op het voorhoofd, dronken aan de
groote tafel langs de wand de geurige mokka en hadden
het daarbij zeer drukaangevuurd door eene opmer
king der gastvrouw over het verbeteren van den smaak
van anijskoekjes door een klein weinig cremortartari en
tegelijkertijd over het nieuwe schilderstuk, dat Gabriel
Max vóór eenige dagen Gurlitts knnstzaal tentoongesteld
had. Eene tweede groep, bestaande uit twee artillerie-
otficieren de luitenants Wedell en Markwitz den asses
sor Pringsberg en den „stillen Eugene" hadden zich in
eene vensternis teruggetrokken om daar, beveiligd voor
de blikken der dames, eene betere keuze uit het door
Frederik gepresenteerde likeurstel te kuDnen doen.
Tegenover deze materialistische heeren in de nabybeid
van de naar de kleine eetzaal leidende deurwaren
twee andere mannen de eerste luitenant Döring
en de journalist Bahlow in een ijverig gesprek ge
wikkeld met de nicht des huizes en mevrouw van Hil-
gersdorf, eene belangwekkende jonge weduwe.
„Twee vluchtelingen twee afvalligen 1" riep de han
delsraad en liet beider arm los; „in het duister moet
men zoeken, wanneer men ze vangen wil! Doch
altijd volgt de straf op de misdaad Mijn beste Wal
dau gij ziet dat de piano reeds geopend is en op
uwe'kunstenaarshand wacht. Mag ik u geleiden?"
„Zeer vriendelijk mijnheer Dreyfusz", antwoordde
Elimar glimlachend „ik vrees slechts dat ik u van
daag door mijn spel niet zal bevredigen ik ben niet
in de goede stemming
Waldau bezat eene goede muzikale school hij ver
stond echter ook de kunst om met bezieling to spelen.
De tonen, die hij aan het instrument ontlokte, sche
nen hem rechtstreeks uit het hart te komen san zijn
gemoed te ontsnappen. Hij voelde mede, hij ging ge
heel in zijn spel op. Zijn anders zoo bleek gelaat
werd dan door een licht rood gekleurd zijne bruine
oogen kregen eene zeldzame uitdrukking. Dan lag
daarin iets dat aan een zwaarmoedig dweepen en een
diep geschokt gemoed deed denken.
De meeste toehoorders bleven gedurende Waldau'a
spel zwijgen slechts de handelsraad wiens zich op
de wijs der muziek bewegend hoofd veel op den slin
ger van eene hangklok geleek verbrak nu en dan door
een zacht: „Ongeloofelijk mooi!" de aandachtige stilte.
Aller blikken bleven op den speler gericht doch van
niemand met zulk eene gloeiende bewonderingals uit
de koolzwarte oogen van mevrouw van llilgetsdorf
straalde
Een luid bravo beloonde Elimar toen bij met een
zacht wegruisciiend akkoord eindigde en snel opstond.
„Goddelijk Ongelooflijk schoon Onzen hartelijken
dank, mijn beste mijnheer Waldau", zeide de handels
raad en drukte den jongen man stevig de hand.
Terwijl Elimar de warme bijvalsbetuigingen, ook van