No. 20.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
15 FEBRUARI.
ONZICHTBARE HANDEN.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Waarom vooraf wijziging
der kiestabel?
FBUILIJETON.
V.
De onafscheidelijken.
if I
ALKM Uit SC Hl, COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. C08-
TEE ZOON.
Zoo gij al bedenkingen moogt maken tegen vooraf
gaande censusverlaging voeren de verdedigers der
herziening van het kiesrecht vóór de Grondwetsherzie
ning ons te gemoetaan een voorafgaande herziening
der verdeeling van het land in kiesdistricten kunt gy
niet ontkomen dat gebiedt de wet. En zij beroepen
zich op art. 77 der Grondwet en art. 99 der kieswet.
Het beroep op het Grondwetsartikel kon veilig ach
terwege blijven. „Het getal van de leden der Tweede
Kamer wordt bepaald naar-de bevolking, voor iedere
45000 één", schrijft het voor; maar het eischt natuur
lijk niet, dat telkens, wanneer de bevolking met 45000
zielen is toegenomen het land opnieuw in kiesdistric
ten verdeeld de Kamer ontbonden en nieuwe ver
kiezingen uitgeschreven zullen worden. De Grondwet
gever heeft niet gewild en het Nederlandsche volk
mag bom daarvoor dankbaar zijn dat wij elk jaar
Kamerontbindingen en algemeene verkiezingen zouden
hebben De zaak is nader geregeld in de kieswet
die voorschrijft „Eene bij deze wet gevoegde tabel
regelt de verdeeling des Eijks in kiesdistricten en be
paalt bet getal der in elk district te kiezen leden. Deze
tabel wordt om de vijf jaren herzien." De wetgever
is niet zeer getrouw geweest in het nakomen van deze
bepaling. De eerste tabel werd met de kieswet vast
gesteld in 1850, en de eerste herziening had plaats in
1858, alzoo niet na vijf, maar na acht jaren; de tweede
herziening geschiedde na zes jaren (in 1864), de derde
na vijf jaren (in 1839) en de vierde na acht jaren (in
1877). Wij zijn dus weder in het achtste jaar, en
niemand zal ontkennen dat onder gewone omstandig
heden een herziening der kiestabel nier, langer uitge
steld zou mogen worden. Maar verkeeren wij thans
in gewone omstandigheden Is men niet vrij algemeen
overtuigd dat voor een bevredigende regeling van het
kiesrecht herziening der Grondwet noodig is? Heeft
niet de laatste poging van den Minister Pijnakker Hor
dijk om de kiestabel te herzien, sch pbreuk geleden,
en zijn niet de voorstellen tot Grondwetsherziening
binnen korten tijd te wachten? Een staatscommissie
heelt onderzocht„van welke bepalingen der Grondwet
herziening noodzakelijk en thans raadzaam is"; haar
verslag is in het licht verschenen en van verschillende
zijden ontleed en beoordeeldvoorstellen tot Grond
wetsherziening zijn naar aanleiding daarvan met 's Ko-
nings machtiging ontworpen en aan het oordeel van
den Eaad van State onderworpenook dit hooge
staatscollege heeft daarover zijn advies uitgebracht en
de Ministerraad is thans bezig met dit advies te over
wegen en .de ontwerpen vast te stellen zooals zij bij
de Staten-Generaal zullen worden ingediend. Neen
wien het ernst is met deze zaak die eindelijk tot een
beslissing wil komen en het land rust wil gevendie
wars is van al het tobben sinds 1879die niet om
bijoogmerken opnieuw vertraging en oponthoud zoekt
die denkt er niet aan, om thans nog vooraf hetzij den
census te verlagen hetzij de verdeeling des Eijks in
kiesdistricten te herzien om te zorgen dat er precies
voor elk 45000tal der bevolking een lid in de Tweede
Kamer zal zitten.
Maar de bepaling der kieswet Jadie schrijft
aan de wetgevende Macht herziening om de vijf jaren
voor; maar de geschiedenis sinds 1850 bewijstdat
deze zich nooit met groote angstvalligheid aan dien
termijn, dien zij zich zelve heeft gesteldgehouden heeft.
Dezelfde machtdie een bepaling maakt kan die
bepaling weer veranderen en zich daarvan vrijstel
len. Zjj moet dit natuurlijk niet doen zonder over
wegende redenenmaar die overwegende redenen
zijn thans voor het laten verstrijken van den termijn
aanwezig. Met andere onderwerpen van wet is
meermalen hetzelfde gebeurd. De wet betreffende de
maten gewichten en weegwerktuigen bepaalt in haar
laatste artikeldat zij vóór 1 Januari 1880 zal worden
herzieu herhaaldelijk is die herziening beproefdmaar
steeds mislukt, en thans schrijven wij 1885. Wat meer
isde Grondwet zelve bepaalt sinds 1848, dat de wet
het algemeene en het bijzondere bestuur vau den wa
terstaat regelttocht ontbreekt die wettelijke regeling
nog altijd. In hare additicneele artikelen schrijft de
zelfde Grondwet voordat een aantal wetsvoorstellen
in de eerste zitting der Staten-Generaal volgende op
de afkondiging der gewijzigde Grondwet, een aantal
andere voorstellen, onder anderen betreffende de nieuwe
rechterlijke inrichting het onderwijs het armbestuur,
het recht vau vereeniging en vergadering in dezelfde
zitting althans niet later dan in de daarop volgende,
zullen worden ingediend. Wat is daarvan geworden?
Zat men nu na elke mislukking vau een herziening der
kiestabel opnieuw een poging moeten doen, om haar
tot stand te brengen en daarmee onafgebroken moe
ten voortgaaneer men de Grondwet mag herzien P
Want daartoe zou men ia het stelsel dezer letterknech
ten verplicht zijn. Immers er staat nietdat men een
voorstel moet indienen een poging moet doen om te
herzien neen „deze tabel wordt om de vijf jaren her
zien." 's Lands belang eischt inderdaad van de Wet
gevende Macht thans iets anders dan het angstvallig
opvolgen van een voorschriftdat zij zelve heeft ge
maakt en dat zij elk oogenblik zou kunnen wijzigen.
Wanneer alles gereed is voor een betere thans vrij alge
meen gewenschte herziening, dan heeft de natie recht, te
vorderen dat daartoe worde overgegaan en geen maan
den worden verspild met een nieuwe proefneming van
een kiesrechtsherziening op den veroordeelden grondslag
waardoor het geheele groote werk niet alleen vertraagd,
maar werkelijk in gevaar gebracht zou kunnen wor
den en uiterst vreemd voor het minst mag het ge
noemd worden dat zij die daartoe aansporen zoo
lang vrede hebben gehad met het duidelijk omschreven
programma der Eegeering om ter elfder ure nu de
hand aan het werk kan worden geslagen met een
bezwaar voor den dag te komendatzoo het een
bezwaar isvan den aanvang af bestond maar nu
eerst onverwachts schijnt ontdekt te zijn.
Maar men zou aan het bezwaar te gemoet kunnen
komenmeenen sommigenop een zeer eenvoudige
wijzedie weinig tijd eischt en geen Kamerontbinding
noodzakelijk maakt. Het is waar, zeggen zij, om het
ledental der Tweede Kamer in de verhouding tot de
bevolking te brengen van één op 45000zouden er
acht leden meer moeten zijn dan de 86, die thans zit
ting hebben maar daartoe is het geenszins noodig
dat het geheele Eijk van Groningen tot Maastricht,
opnieuw in kiesdistricten wordt verdeeld en de Kamer
wordt ontbonden om gelegenheid te geven tot verkie
zing van een geheel nieuwe Kamer. Dat eischt de
kieswet nietal heeft men bij vorige gelegenheid aldus
gehandeld. De Kamer kan blijven en de bestaande
indeeling in hoofdzaak onveranderd worden gelaten
men herzie de tabel zóó dat de ontbrekende leden
worden gekozen in die kiesdistricten die de grootste
overbevolking hebben en de bestaande Kamer met deze
nieuwe leden worden aangevuld. Inderdaad, zoo kan bet en
elders, in België, doet men het zoo. In de wijze, waarop
de bestaande tabel herzien moet worden, laat de kies
wet ons vrij. De Eegeering heeft zich dan ook tot een
herziening op dezen voet bereid verklaard en houdt zich
reeds met de voorbereiding van een daartoe strekkend
wetsontwerp bezig. Zoo zouden met een zoo beperkt
mogelijke verschikking van kiesdistricten eenige verschik
king is altijd noodig), acht nieuwe leden gekozen wor
den uit die gedeelten van het land, waar de bevolking
het sterkst is toegenomen na de laatste herziening, die
door de wet van 2o Januari 1878 tot stand kwam. Of
de Eegeering voorzichtig beeft géhaudeld met dit be
sluit te nemeu zal de toekomst leeren. De aoti-revo-
lutiouairen althans de Standaard, en dat zegt veel
keuren den voorgenomen maatregel in de hevigste be
woordingen af. Het blai eischt een algeheele nieuwe
indeeling des Eijks in kiesdistricten met gelijktijdige
verlaging van den census en daarna natuurlijs Kamer
ontbinding, met de bedreiging, dat bet anders lang niet
onmogelijk is dat van de geheele Grondwetsherziening
in de eerste twintig jareu niets komt. „Dan gaat de
deur dicht". Zoo spreekt de dictator en hij zou er het
gansche land aan wagen „Het einde zal wezen, dat tegen
die dichte deur een knods wordt geslingerd, die van haar
paneeten de spaanders af doet vliegen", maar wij zullen
daarvoor niet verantwoordelijk zijn, zegt de Standaard. Al-
zoo geen Grondwetsherziening dan juist, zooals wij het
willen en langs den weg, dien wij voorschrijven Zal
dat inderdaad het laatste woord der antirevolutionairen
ii)
Baron von Menken was in de beste kringen van
Berlijn een zeer geziene gast. Zijne vriendelijkheid
de groote gave van met alle menschen te kunnen om
gaan zijn onuitputtelijke schertsdie even onschuldig,
als scherp kon zijn waren eigenschappen die hem
spoedig bemind maakten. Toch beweerden enkele men
schen dat er iets als een sluier over zijn persoon
cn zijn leven hing. Gravin "WaldburgMauernsteig
eene drieenzestigjarige damedie vroeger aan een klein
hof geweest was en nu ter wille van hare veertigjarige
nicht er in Berlijn eene huishouding op na hield had
h®' „geheimzinnige" in Menken's karakter het eerst
ontdekten van dit oogenblik week de geheimzinnige
nimbus, die hem omgaf, niet meer van hem. De baron
was dit in den grond niet onaangenaam het verhoogde
nog de aantrekkingskrachtdie hij reeds door zijn
eigenaardig wezen op anderen wist uitteoefenenen
maakte hem nog belangwekkender.
De meeste zijner bekenden zagen in Menken eene
oppervlakkige natuurdie zich door hare uiterlijke
voordeelen spoedig „vrienden" wist te maken. Weinigen
slechtsdie hem meer van nabij kendenbeweerden
dat hij anders schijnen wildedan hij werkelijk was.
Zijn geblaseerdheid de vermoeide trek op zijn gelaat
dat alles was slechts een maskerom zijne ware natuur
te verbergen. Zelfs de trekken van zijn gelaatde
uitdrukking zijner oogen zou de baron zoo in zijne
macht hebbendat het hem gemakkelijk viel te mis
leiden, wanneer hij misleiden wilde. Wanneer in een
vroolijk oogenblik een dezer „vrienden" Menken open.
hartig zijn oordeel over hem zeide en daarbij ook ver
raadde dat men vermoedde dat hij zelfs de plooien
van zijn gelaat geheel in zijn macht hadverklaarde
hij zeer ernstig dat dit ook volkomen waar was
want dat hij jarenlang les genomen had bij eenen der
beroemste mimikers van Duitschlanddoch alleen om
dadelijk een beroep bij de hand te hebbenvoor het
gevaldat hij plotseling zijn vermogen mocht verliezen.
Dit laatste was nu wel is waar nauwelijks te veron
derstellen want men wistdat Menken zich slechts
met de grootste voorzichtigheid aan speculaties van
eenig belang waagde. Hoe groot zijn vermogen was,
daarover had men zich genoeg het hoofd gebroken. De
een beweerde, dat hij rijk, zeer rijk was, anderen
weer, dat hij nauwelijks welgesteld kon genoemd wor
den doch zeer zuinig wist huis te houden en de kunst
verstond met zijne geringe middelen te woekeren. Daar
Menken met geen der berlijnsche bankiers in betrek
king stond en slechts nu en danwanneer hij met
eenige duizenden guldens aan eene hem voordeelig
schijnende onderneming wilde deelnemen zich nu eens
tot dezen dan tot genen wenddewaren natuurlijk alle
onderzoekingen op dit punt te vergeefs en bleef de
dikwijls genoeg opgeworpen vraagis baron Menken
rijk onbeantwoord. Naar de uiterlijke omstandigheden
te oordeelen was het buiten twijfeldat hij over een
aanzienlijk vermogen moest beschikken. Hij bewoonde
eene zeer sierlijke woning voor de Hallesche poort
en had liefhebberijen die zich slechts werkelijk ver
mogende lieden plegen te veroorloven. Zijne beide
renners „Hinkepinke" en „Lord Eedcliffe" waren op
alle renbanen van Duitschland gevreesde concurrenten,
zijne kleine troep jachthonden bestond slechts uit dieren
van de edelste rassen en zijn jachtterrein in Silesië
omvatte eene zeer aanzienlijke uitgestrektheid. Ofschoon
Menken in het algemeen zeer soliede leefde en vooral
van de wilde genoegens der „jeunesse dorée" zeer af-
keerig washield hij er aan de andere zijde toch zeer
veel vanom in engeren kring en met persoonlijke
matigheid het genot hulde te brengen. Hij was door
en door een fijnproeverhad een uitstekenden wijnkelder
en zijne kleine diners waren beroemd in hun soort.
Eenen hartstochtdien men anders veel bij eenen
man van de wereld van het slag van Menken, pleegt
te vindenbezat de baron nietdien van het spel.
Ontelbare malen had men hem in opgewonden oogen-
blikken uitgenoodigdaan een of ander kaartspel deel-
tenemen, maar telkens had hij met denzelfden ernst
het hoofd geschud en nadrukkelijk verklaard dat hij
nooit eene kaart zelfs maar aanroerde dat hij er echter
wel van hieldom als toeschouwer de kansen van het
spel nategaan. Menken had ook nooit kaarten in huis
dat wisten de bij hem verkeerende kennissen en daar
zij er van hieldenna een goed diner tot prikkeling
der door het materiëele genot verslapte zenuwen een
partijtje écarté of vingt-et-un te maken, namen zij ge
woonlijk zelf kaarten mede. Graaf Stureneen jonge
luitenant van de garde-cavaleriewas het geweest, die
dit „gebruik" ingevoerd haden sedert trof het met
onfeilbare zekerheid steedsdat deze of gene van bet
gezelschap natuurlijk zeer toevallig een spel
kaarten bij zich had. Menken werd volstrekt niet boos
over dit zonderlinge gedrag zijner gasten cm zijn huis
voor een speelzaal te gebruiken een sigaar in den mond,
de koffie naast zich en de beenen gekruisd op den
tegenover hem staanden stoelplacht hij urenlang
zwijgend toe te kijken en de wisselende uitdrukking op
het gelaat der spelers gade te slaan. „Ik maak studiën",
beweerde hij dan „laat je door mij niet storen". En
men liet zich ook werkelijk niet storendoch speelde
lustig verderofschoon steeds binnen de grenzen
door Menken aangegeven. De baron wilde nietdat
in zijn huis groote sommen gewaagd werden en daarom
had hij verlof gevraagd, als gastheer en onpartijdige de
grootte der som die mocht worden ingezette mogen
aangeven. Hij zorgde er voor dikwijls genoeg tot
groote ergernis der volbloed-spelers dat deze niet
al te hoog was. Wordt vervolgd.