Na 23. Zeven en tachtigste Jaargang 1885. ZONDAG 22 FEBRUARI. ONZICHTBARE HANDEN. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. De achteruitgang van den landbouwenden stand. ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door bet gebeele Kijk f 1, De 3 nummers O 06. Per regel f 0,15. G-roote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEKMs. COS- TEE ZOON. Algemeen heerscht tegenwoordig in ons land een zeer gedrukte stemming, tengevolge van den ongun- stigen gang van zaken in vele takken van bestaan. Verschillende oorzaken werken daartoe samen en wel zooveeldat het onmogelijk is in een kort opstel geheel den economiachen toestand te ontwikkelen en te overzien. In den laatsten tijd is echter de achteruitgang van de landbouwende klasse op den voorgrond getreden en heeft men voornamelijk daaraan de aandacht gewijd een zeer verklaarbaar feitals men bedenktdat in ons land de landbouw een zeer overwegend element is, dat groo- ten invloed uitoefent op andere takken van bestaan. Gaat het den boer slecht, dan gaat het iedereen slecht, is een wel wat overdreven uitspraak, maar toch niet geheel van grond ontbloot, omdat de talrijke landbouwende bevolking de algemeens welvaart zeer kan bevorderen of tegenhou den. Nu was het al verscheidene jaren duidelijk, dat over het algemeen de landbouwers in Nederland achteruit gingen doch men schreef dit veelal toe aan de geringe opbrengst van den grond. Het afgeloopen jaar echter heelt de oogen geopend. Er was over het algemeen een ruime oogst en goede producten maar de prijzen zijn zoo laag dat de boer niet alleen geen winst kan maken, maar zelfs dikwijls nog schade lijdt. De hoofd producten van den landbouwer koren, aardappelen en suikerwortelen hebben een rijk gewas geleverdmaar kunnen niet dan tot ongekend lage prijzen aan de markt worden gebrachtvoor suikerwortelen was dit verschijnsel verklaarbaar door de crisis in de suiker industrie en wat het koren betreft is men tot inzicht gekomen dat de sterke aanvoer van granen uit Amerika vooral de prijzen van het inlandsch gewas drukt. Masr heeft men gevraagd waaraan is het toe te schrijven dat ook andere producten, als aardappelen geen geld kunnen opbrengen en dat nuin de aatste dagen ook de vleeschprijzen weder dalen. Oofc dit is gemakkelijk op te lossen en heeft dezelfde oorzaak. 't Is eene dwaling van velen, dat het geld de waar demeter is voor de zaken die in den handel zijn en de staathuishoudkundigen hebbenop grond van de ervaring, er op gewezen, dat integendeel het koren de prijzen regelt. Is Let koren goedkoop, dan zijn alle andere levensmiddelen goedkoop wat trouwens zeer verklaarbaar is omdat indien de graanprijzen laag zijn, ieder gemakkelijk en goed in de voeding kan voorzien; er is dan minder behoefte aan andere voedingsmiddelen, die derhalve eveneens in prijs dalen zoodra het koren duurder wordt, is er weer meer vraag naar aardappelen, 14) Elimar was gedurende deze korte alleenspraak voor den Bpiegel gaan staan en bekeek zich zelf aandachtig; tijn gelaat was doorzichtig bleek onder de oogen la gen donkere schaduwen. Hij zag er ziek uit; hij voelde zich dan ook matzoowel naar lichaam als naar geest. Met eene haastige beweging greep hij eene sierlijke op de waschtafel staande flacon en hield dien onder den neus. De verdoovende scherpe reuk van het vocht dreef hem het bloed naar het gelaat en kleurde zijne wangen een weinig. Hij deed eene veelkleurige das omechoot zijne kamerjapon aan en trad het atelier binnen. Op het kleine tafeltje rechts van het half gesloten boogvensterwaarvoor de met eenen doek bedekte schildersezel stond had Susanne de oude huishoud ster, het ontbijt klaar gezet. Susanne was de vrouwe lijke factotum van Elimarde zeventigjarige vrouw zorgde voor* den jongen schilder, alsof hij haar zoon was. Zij gaf hem somtijds in haar onvervalscht ber- ljjosch dialect strafpredicatieswanneer hij te lichtzin nig wasen prees hemwanneer hij eene welgeslaagde schilderij had voltooid. Elimar liet zich dat alles wel gevallen zelfs wanneer de oude eene enkele maal het wat al te bont maaktezeide hij nietshij wistdat zij het goed met hem voorbad en hij hoorde gaarne eene oprecht gemeende vermaning. Susanna had juist hare bezigheden geëindigd en was met den „stillen Eugène" in een levendig gesprek gewik keld toen Elimar binnentrad. »Ei eiWaldau", riep Blankner den binnentre dende toe, „dat zijn piquante dingendie Susanna mij daar verteltEn gij zelf weet er nog niets van erwtenboonenrijst en andere voedingsmiddelen en ook op de vleeschprijzen oefent de lage stand van de graanprijzen zijn invloed uit. Alzoo de tegenwoordige toestand van den nederlandschen landbouwer wordt grootendeels beheerscht door den aanvoer van koren uit Amerika. Zoodra heeft mendit niet ingezien of men begon te vra gen om bescherming voor den landbouwer, door invoering van inkomende rechten op het graan. Telkens als eenige tak van productie kwijnt wil men zijn heil zoeken in onnatuurlijke en kunstmatige bescherming om zoodra als de crisis voorbij is en men weer kans ziet om met goed gevolg af te zetten, opheffing van alle belemme ring te eischen want en dit wordt dikwijls uit het oog verloren gaan wij rechten heffen op hetgeen wij niet direct uoodig hebben, dan gaan andere rijken rech ten heffen op hetgeen wij gaarne afzetten. Daarenboven is een invoerrecht op levensmiddelen altijd zeer bedenkelijkwant daardoor treft men in de eerste plaats dat aanzienlijk gedeelte der eigen bevol king dat alles koopen moetterwijl bij eenig misge was in het e;gen land terstond gevaar ontstaat voor gebrek en nood zoodat men dan de poorten weder moet openzetten, wat de andere rijken dan nog volstrekt niet doen ten aanzien van die artikelen waarop zij tol hebben gelegd op die wijze wordt men dubbel ge- stiaft. Gesteld al: er wordt een invoerrecht op graan ingevoerd, zal dan de landbouw gebaat zijn? Volstrekt nietde daling in de graanprijzen is te sterk om die door een invoerrecht zóó hoog op te voerendat de nederlandsche landbouwer weder op den ouden voet met goede winst zijn bedrijf zou kunnen uitoefenen en zelfs al ware dit mogelijk, dan nog zou het tot een veel treuriger toestand ua verloop van enkele jaren slechts leiden omdat daardoor de gebreken in den nederland schen landbouw zouden worden bestendigd en aan gemoedigd. De productivit?it van onzen gezegenden bodem heeft gemaaktdat onze boeren gemakkelijk de concurrentie met alle landen van de oude wereld konden volhouden; andere landen konden niet voordeeliger produceeren dan wijzoodat maar altijd op de oude manier en volgens voorvaderlijken sleur werd voortgeboerd, zon der zich te bekommeren om de ernstige waarschuwin gen en de nuttige wenken van hen, wier blik verder reikte dan hun neus lang is. Deze toch zagen wel aan komen hoe de bodem werd uitgeput en de opbrengst al minder en minder werd. Met diepe verachting voor alle theoretische voorlichting, bouwde de boer jaar op jaar hetzelfde gewas op denzelfden grondwerkte slechts zooveel en zooweinig als hij kon en haalde kalm zijne oogsten binnen, in de overtuiging dat dat zoowel altijd zou duren. Daar komt de geweldige aan voer der producten van den maagdelijken Amerikaan- schen bodem en nu roepen onze boertjes help, help Zij moeten zich zeiven helpen en beginnen, hun bredijf anders in te richten. Over het algemeen bestaat hier te lande en heeft nog sterker bestaan een ongunstige verhouding tusschen bouw- en weiland. In de bleistreken, waar het meest koren wordt verbouwd, werd het minste gemest en daarenboven volstrekt niet gedacht aan braking of zelfs aan wisselbouw; men ging rnaa:' steeds voort het zelfde jaar op jaar in denzelfden grond te teelen, zon der te zorgen voor behoorlijke aanvulling der uit den grond getrokken stoffen. Onze boertjes kwamen er gemakkelijk zij wierpen het zaad in de voren, verzorgden hun weinige beesten gingen zondags met een pijpje in den mond eens naar den akker kijken en als het koren dan rijp was, hadden ze het een wijle druk. Daaraan is het toe te schrijven dat tbans in Gelderland op sommige plaatsen landerijen onbebouwd blijven liggen ze zijn uitgemergeld er is niets aan gedaan ze zijn noch bewerkt, noch gemest; ze kunnen niet opbrengen en de eigenaren hebben geen kapitaal, om er iets aan te doen in de goede jaren hebben de kleiboeren goed geleefd en cu worden ze arm ze hebben niet gezorgd voor het onderhoud van den bodem. Als ze in tijds eens hadden nagegaan wat in andere streken uit een oorspronkelijk schralen grond door noesten arbeid en krachtige bewerking werd verkregen, zouden ze misschien den achteruitgang hebben kunnen voorkomen. De hei en zandboeren, die als de parias van den landbouwstand werden beschouwd zijn er tegenwoordig best aan toe; ze zijn gebleven eenvoudig zuinig werkzaam woeke rend met hun grond en ze trekken er tegenwoordig vrij wat meer van dan de boeren op liet kleiland. Sedert eeu paar jaren beginnen deze hun weilanden te vermeerderenvooral aangelokt door de hoogere veeprijzen. Dit is goed mits men niet van het eene uiterste valle in het andere wordt de veeteelt over dreven dan werkt men zelf mede tot overvoering van de markt en wordt er te veel land in gras gelegd, dan zou weer geen mestspecie genoeg gemaakt worden, om het hooiland steeds in goeden staat te houden. Een juiste verhouding tusscheu bouwland hooiland en wei- laad is dringend noodzakelijk, om met succes te kunnen boerenwant de boer moet wat hij voor zijn bedrijf noodig heeft zoo min mogelijk koopen en daarom zijn eigen Looi ea stroo teeien waar de grond dit toelaat. Niet overal is zoo'n verhouding mogelijk, en zal men tot andere middelen zijn toevlucht moeten nemen als wisselbouw braking en betere bemesting en dan wat men teelt of wat raen kweekt, laat het vooral wezen vau de beste soort en bet edelste ras. Ook daarop is veel te weinig geletvele producten van den neder landschen landbouw hebben een slechten naam gekregen, om hun geringe qualiteit en de zorgeloosheid, waarmede zij zijn behandeld. De tegenwoordige crisis moet worden doorleefd en de nederlandsche landbouwer moet zich zelf en zijn bedrijf hervormen naar de eischen van den tijd in overeenstemming met den vooruitgang van kennis en wetenschap dan eerst kan hij verwachten, dat ook voor hem weer voordurend betere dagen zullen aanbreken. „Hoe zou mijnheer dat ook kunnen weten", viel de oude hem in de rede. „"Wanneer mijnheer 's middags uitgaatden volgenden morgen eerst terugkomt en dan tot elf uur slaapt mijn lieve hemeldan kan hij na tuurlijk niets weten Zie nu toch eens, mijnheer Blank ner hoe bleek mijnheer er weer uitzietEn dan zou iemand niet boos wordenwanneer men het goed meent het is om te huilen „Spaar mij in Godsnaam vandaag dat oude deuntje, Susanna", riep Elimar half lachend half boos. „Ik ben niet in eene stemmingom je zedelessen aan te hooren. Wat is er dan? Heeft iemand naar mij ge vraagd „En wat voor een iemandzeide Blankner. „Zie toch dit goudgerande naar patchouli riekende visite kaartje eeDS aan hebt gij geen voorgevoelwiens naam dit draagt?" Elimar fronste het voorhoofd. „Ik begrijp het al", antwoordde hij kortaf, „juffrouw Eisnerde soubrette van de Eriedrich-Wilhelmstadtkwelt mij reeds sedert wekenom haar portret te maken. Het ontbreekt mij echter aan lustom voor dat onbeduidende gezicht de kleuren te mengen 1" „Neendie is het niet. Ik wil je geduld echter niet langer op de proef stellengij raadt het toch nietmevrouw van Hilgersdorf is hier geweest Elimar liet van verbazing het theelepeltje vallen dat hij in de hand hield. Wat wilde die jonge weduwe van hem den jonggezel De nitvoering van de een of andere schilderij?Had zij hem daarover echter niet evengoed kunnen spreken op een der vele partijen, waar hij haar ontmoet had „Mevrouw von Hilgersdorf?" herhaalde hij nog steeds op verwonderden toon. „Waarlijk dat is een bezoek dat ik nooit verwacht zou hebben En dat zoo vroeg in den morgen Ik ben waarachtig nieuwsgierig, om te weten wat de schoone vrouw van mij begeert De „stille Eugène" lachte hatelijk. „Gij zult het weldra hooren zelfs zeer spoedigDe schoone weduwe heeft de boodschap achtergelaten, dat zij over een half uur nog eens zou terugkomen; dat was vóór ongeveer twintig minuten, zij kan dus ieder oogen- blik hier zijn." Een krachtig schellen klonk bijna in hetzelfde oogen- blikwaarop Blankner de laatste woorden Bprak. „Dat zal zij zijn", zeide hij; „hare kleine hand schijnt my krachtig genoeg toe om de schel zoo te mishandelen. Wil ik mij verwijderenmen kan niet wetenwat de schoone je heeft toe te vertrouwen Elimar was opgesprongen. „Ga in het salonals ik je verzoeken mag", zeide hij„hierneem het theeservies mee het is niet noodig dat mevrouw van Hilgersdorf mij nog aan het ontbijt vindt." Er werd geklopt en tegelijkertijd trad zonder op het „binnen 1" te wachten baron Menken in de kamer. „Hamijnheer von Menken Nu kan ik het ontbijt wel weer op zijne plaats zetten Pardonbaronik zou u bijna doen denken dat ik mij bij Waldau als bediende verhuurd had wij speelden een beetje comedie, want wij verwachtten niet udoch eene gast feminini generis mevrouw von Hilgersdorf Menken knikte Blankner tamelijk onvriendelijk toe en reikte Elimar de hand. „Dan stoor ik je dus", zeide hij zijn overjas los- knoopende. „Ik zal je ook met lang lastig vallen daar ik om twaalf uur bij den ouden Schlieben ben genoodigd. Ik wou je evenwel graag eenige minuten spreken Elimar." Dat was duidelijk genoeg voor den „stille." Hij wierp Menken eenen juist niet zeer vriendelijken blik toe en ging daarop met de opmerkingdat het den heeren waarschijnlijk aangenamer zou zijn, elkander onder vier oogen te praten naar het aangrenzende vertrek. De baron schoof zijnen stoel naar de ontbijttafel, waaraan Waldau zat. Hij bekeek een oogenblik met groote opmerkzaamheid zijne handschoenenen keek daarop Elimar ernstig aan. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1