No. 24. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885. WOENSDAG ONZICHTBARE HANDEN. 25 FEBRUARI. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen, EERSTE BLAD. ©fftctëcl (Bcbcclt®. H E R IJ K. Btmtcttianb. Vervolg der zitting van de a 21 Febr. GO II RA NT. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ALKNAARSCHE Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, De 8 nummers f 0.06. NATIONALE MILITIE. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR herin nert den belanghebbenden, dat hij op Donderdag, 26 Februari e.t., 'snamiddags te 6 uren, op het raadhuis zitting zal houden tot het ontvangen der getuigen, die de bewijzen voor Iroederdienst en enigen zoon willen onderteekenen. AlkmaarDe Burgemeester voornoemd 23 Febr. 1885. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gezien het k.k. besluit van 27 November 1884 (Staatsblad n°. 226) en het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord holland van 7 Januari 1885 n°. 2 (Prov. blad n°. 2) Brengen ter kennis van belanghebbenden dat de gemeenten Alkmaar, Akersloot, Bergen, Reerliugowaard BeilooQterleekOudorpKoedijkLimmenSint Pancras en Schorl voor den herijk zijn samengevoegd dat die herijkwelke kosteloos geschiedten zich, blijkens aangehaald koninklijk besluit, bepaalt tot de maten en gewich ten, zal plaats hebben in het Uklokaal in bet Victoriepark te ALKMAARvoor de te Alkmaar wonende neringdoendenvan 's morgens 9 tot 's namiddags 3 uur voor ten verkoop bestemde maten en gewichten 2 en3 Maarte.k.; voor gewichten, bestemd tot fijnere wegingen 4, 5, 6 en 7 Maart e.k.; voor den herijk in het algemeen van 9 Maart tot en met 2 Aprilop alle werkdagen. Voor de ingezetenen van 3 April, Akersloot van 9 tot 12 uur, Bergen van 12 tot 3 uur, 1 Heerhugowaard *9 *12 Heiloo 12 3 7 Oterleek 9 .12 r Oudorp 12 3 8 Koedijk 9 u 12 Kimmen 12 3 9 Sint Pancras 9 *12 e Schoort 12 3 De belanghebbenden worden tevens herinnerd 1.dat de maten en gewichten behoorlijk schoon, droog en roestvrij ten herijk moeten worden aangeboden, om onderzocht te kun nen worden, alsmede dat de verificatie der milligram-gewich ten uitsluitend geschiedt aan de ijkkantoren dat ingevolge het kon. besluit van 27 November 1884 (Staatsblad n°. 226), de termjjn voor den herijk in dit jaar eindigt op 1 October en dat voor hen, die verzuimd mochten hebben hunne maten en gewichten op tijd ten herijk aantebie- den, alsnog gelegenheid bestaat, die voorwerpen te doen her ijken op de dagen en uren, waarop het ijkkantoor zal geopend zijn; 2. dat ieder verplicht is zijne maten en gewichten te doen herijkenterwijl voor den geregelden gang der werkzaam heden aan het ijkkantoor bij de aanbieding van maten en gewichten volgbriefjes moeten worden gevoegd, waarop dui delijk naam, woonplaats en wijkletter vermeld zijn. Belanghebbenden worden dringend verzocht niet tot de laatste nor den herijk bepaalde dagen te wachten met de aanbieding hmtr maten en gewichten, ten einde den geregelden loop van den hrijk te bevorderen. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 84 Febr. 1885. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. KENNISGEVING. Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge meente, dat het suppletoir kohier van het Patenrecht over het 3e kwartaal van het dienstjaar 1884/85, op 19 Februari 1885 door den Provincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaardheden aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invor dering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn., 21 Eebr. 1885. A. MACLAINE PONT. GEVONDEN VOORWERPEN. Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de recht hebbenden terug te bekomeneen stalen horlogeketting (lange schakels); een witte handschoen; een klein sleuteltje; een huissleutel; een gouden oorbelletje; een zilveren vingerhoed een bruine parapluie met witte knop; een jongenspet met bont en linteen onderstukje van een belletje met roodsteenen kegeltje; een blauw zakje met eenige vrouwsndoeken. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. De heer van der Kaay bespreekt de houding der re geering in zake de kieswet. Het verwondert hem ook zeer dat zij na haar vroeger standpunt er toe is kunnen komen een voorstel aan te kondigen tot herziening der kiestabel. Wat heeft haar kunnen bewegen den goeden weg te verlaten De voorloopige verslagen, zegt zij. Hij wijst er op, dat in de sectiën enkel als huismiddeltje, om aan het bezwaar der niet voldoening aan den eisch der kieswet tot herziening der tabel tegemoet te komen, is aanbevolen het aanvullen der Kamer doch zonder verschikking der kiesdistricten. Zij, het huismid deltje overnemende, erkent echter, dat eenige verschikking niet kan uitblijven. Een eisch van recht noemde de heer Lohman het, de grondwetsherziening niet te overwegen, dan met een zoo voltallig mogelijke Kamer. Maar wat is recht Een positief recht bestaat niet en moet alleen door meerderheid van stemmen beslist worden. Bovendienwaarom een voltallige Kamer Is de grootste Kamer de beste (gelach) Of is als waarborg voor een goede herziening niet veeleer noodig het beste kiezers personeel Maar hoe lang zou het niet durenvoordat men de grondslagen van het kiesrecht naar eisch heeft herzien. Wat de herziening dier tabel betreft, hij beschouwt ze niet als een eenvoudige zaak. Men zal daarbij alle stelsels tegen elkaar overstelleno.a. het stelsel-Hare. Gelukt de herziening nietdan zal dadelijk een nieuwe moeten worden voorgedragen. Aan de overzijde vraagt hijwaarom zijindien zij werkelijk herziening der kiestabel verlangde, dit niet vroeger heeft uit gedrukt en den heer Keuchenius alleen liet staan? Wellicht komt zij nog bij nader inzicht van haar overtuiging terug en erkent zijdat de herziening der tabel een voorschrift is van de jkieswet, die voor wijziging vatbaar is. De heer van D e 1 d e n dringt aan op spoedige beantwoor ding der finantiëele wettenopdat de middelen tot dekking der uitgaveneene door de tegenwoordige grondwet zeker ge vorderde aanwijzing, voorhanden zijn. Verder wenscht hij te 15) „Ik ben niet voor zedepreeken in de wieg gelegd"; begon hij „je weet hetElimarIk spreek ook niet gaarne ernstig met je ik heb slechte ervaringen op dit punt opgedaan op dien avond bij Dreyfesz toen ik het voor de eerste maal beproefde. Wanneer ik je das na verzoekzeer vriendelijk verzoekmij met minder lichtzinnigheid dan gewoonlijk aan te hoorendan geschiedt dit op mijn eerewoord Elimar alleen kit je eigen bestwilJe waart gisteren in een vroolijk in een zeer vroolijk gezelschap niet waar Waldau knikte; deze inleiding verraste hem eenigermate. »Ja", antwoordde hij „Pringsberg, Döring, Markwitz ffl eenige anderen hadden elkander bij Juldtz ontmoet. Het toeval schijnt mijn meest verbitterde vijand te fijnwant het voert mij bestendig de dolste gezelschappen in de armen." Menken schudde het hoofd. „Vrees niet, dat ik je verwijten zal doen", zeide hij. „Ik heb het wel is waar nooit verheeld, dat ik het beter >cbt voor lichaam en geestom ook in het genieten van het leven kieschkeurig te zijn, doch je zijt nog jong en zult je met der tijd van zelf wel aan het al te woelige leven onttrekken. Neen dat is het nietwaar jk je over wilde spreken. Wees vroolijk zorgeloos jevendighaal mijnentwegen dolle streken uitzooveel 1® wilt, doch wees voorzichtiger in de keus van je gezelschap Elimar hief het hoofd opzijn voorhoofd fronste zich een weinig. «Men zegt algemeendat wij beiden jij en ik •ntime vrienden zijn zou dat «Wordt niet weer heftig, niet weer driftig, Elimar", '•el Menken den spreker in de rede. „Je zult langza merhand hebben ingezien dat al je pijlen op mij af- Btootenwant ik ben werkelijk je vriendniet alleen in het oog der wereld. En juist als zoodanig verzoek ik je wees zorgvuldiger in de keus van je vrienden „Spreek duidelijkerMenken ik haat die omwegen; voor wien moet ik mij in acht nemen Je hebt een bepaalden persoon op het oog dat voel ik ik verzoek je namen te noemen 1" „Waarom niet! Ik behoef mij voor niemand in acht te nemen,, niemand te vreezen, zelfs niet zulk eenen gevreesden doordraaier als in zijne kringen de jonge lïackert-Selchern is „Ha h|Elimar glimlachte. „En voor dezen kinderachtigen zwetser wil je me waarschuwen Mijn hemel Ottobar, dat was onnoodig „De hand op het hart, Waldau, was het dat werkelijk? Heeft de student je ook niet zijne aangename zijde getcond „Dat geef ik gaarne toe hij is volstrekt niet onuit staanbaar ondanks zijne blufierij en lichtzinnigheid. Maar ik ga met hem niet anders omdan met ieder anderdien ik op een feestje ontmoetHackert zal nooit mijn vriend worden Doch zeg eens oprecht, Menken waarom waarschuw je me juist voor Bern?" „Laat mij dat verzwijgenElimar ik verzoek er je om Ik heb mijne redenenom den jongen Hackert in ieder opzicht te wantrouwen. Je zult onder je be kenden genoeg menschen vinden bij wie je je kunt aansluiten Hackert is niet de manin wiens omgang je behagen kunt scheppen. Hij is niet alleen zeer lichtzinnig ik vreesdat bij ook slecht is." Waldau werd nadenkend. „Het is mogelijkdat je gelijk hebt", antwoordde hij na eene kleine pauze„ik vertrouw zijn karakter niet. Hij zoekt mijne vriendschap dat weet ik doch ik wil hem vermijden, zooveel ik kan." „Je zult zelf later leeren inzien dat dat beter is. Vergeef mij, Elimar, dat ik openhartig ben maar ik ken je natuur, je sluit je al te licht bij vroolijke men- weten, hoeveel van het tekort door kredietmiddelen mag wor den gedekt. Bovenal acht hij hetnadeelig, onderscheid te maken tusschen gewone en buitengewone uitgaven. De heer de Beaufort heeft zich over de beraadslaging verbaasd. Hetzelfde verschijnsel doet zich nu voor, als in 1853 na de toenmalige ontbinding. De leuze was toengeen bis schoppen! De natie aanvaardde die leuze en bij de beraadsla ging werd daarover geen woord gesproken. Zoo ook nu. Het hoofdbeginsel van den verkiezingsstrijd is, dat het volk uitspraak heeft gedaan in zake het lager onderwijs en brak met het stel sel, sedert 1806 in ons land inheemsch. Men moge dat be treuren, een feit is het. Men heeft nu gesproken van liberale beginselen en taktiek. Die beginselen zijn bekend en de taktiek met deze motie is geen ander, dan om uit te spreken, dat sedert de liberale partij grondwetsherziening in haar vaandel heeft geschreven zij wenschtdat niets tusschen beide worde ge schoven. In elk geval, ook al wordt de motie verworpen, hoopt hij, dat de regeering zal willen verklaren, de herziening van de kiestabel alleen te doen uitvoeren, gelijktijdig met de grond wetsherziening. Op die wijze alleen zou de ter handneming der kiestabel geen verschuiving worden. De minister van binn. zaken betoogtdat de regee ring niet is afgeweken van haar program en steeds er naar gestreefd heeft, het evenwicht in de geldmiddelen te herstellen. Zij heeft daarbij geen ander stelsel toegepast, maar de oude onderscheiding tusschen gewone en buitengewone uitgaven ge handhaafd. Hij wijst er opdat in het adres van antwoord der Kamer reeds de wensch uitgesproken is met de grondwetsherziening voortgang te maken. Waarom zal deze wensch nu nogmaals in eene motie uitgesproken worden? Welk landsbelang is er mede gemoeid nu een uitspraak te doen over den voor rang van onderwerpendie er nog niet zijn Daarna bestrijdt hij uitvoerig het verwijtdat de regeering zich zelve niet ge lijk blijft en van gevoelen is veranderd. Ook merkt hij nog op dat het waar moge zijndat de herziening der kiestabel geen grondwettelijke bepaling is, zij is toch een wettelijk voorschrift, dat men niet geheel kan weg cijferen. Alleen omdat een poging tot herziening is beproefdis men nog niet van het wettelijk voorschrift af. Als er zijn die bezwaren hebben om tot grond wetsherziening over te gaan met een wettelijk onvoltallige Ka mer, dan is wegneming dier bezwaren zeker van belang voor hendie grondwetsherziening voorstaan. De heer Röell betoogt, dat er wellicht leden zullen zijn, die tegen de motie zullen stemmen, zonder daarom grondwets herziening af te keuren. Aanvankelijk was hij voornemens te gen te stemmen. Hij vraagt inlichtingen van de regeering, of zij bedoelt een voorstel tot kiesrechtswijziging voor te stellen. Zoo jadan ziet hij in de verschuiving der kiestabel een mid del tot verdaging en zal hij vóór de motie stemmen. De minister verklaartdat de regeering zich plaatst en houdt op het standpuntaangenomen in de memorie van ant woord. Het is haar meening om niet voor de behandeling der grondwetsherziening voorstellen tot wijziging in het kiesrecht in te dienen. Een gewichtig onderdeel der grondwetsherziening raakt toch kiesrecht. Noch uit een wetgevend, noch uit een staatkundig oogpunt ware dus voorafgaande kiesrechtswijziging gewensoht. Daarna heeft de heer Lohman uitvoerig verdedigd het evoelen der antirevolutionaire partij dat kiesrechtsherziening noodzakelijk is, zonder welke grondwetsherzienining niet naar recht kan geschieden en hoe zij onmiddelijk na de eerste grond wetsherziening de Kamers wil ontbinden om dan de nieuwe kieswet in werking te doen treden met de nieuwe grondwet. Eerst tegen het einde van 1886 zal de grondwetsherziening Ln staat van wijzen zijn; er is dus alle tijd voor kieswetswijzi» schen aan. Ook Bl&nkner is naar mijne meening geen geschikte omgang voor je" Waldau lachte. „De „stille Eugène? Nu, Ottokar, ik kan je de verzekering gevendat hij mij in den grond mijner ziel tegenstaat. Hij is laf', onoprecht, afgunstig en boosaardig. Het is waarhet is niet gemakkelijk zich dit reptiel van het lijf te houden t de vent dringt zich aan iedereen op." Menken stond op. „Dus is mijne zending geëindigd en ik hoop met goeden uitslag." Hij keek naar de klok. „Half twaalf, ik moet voortmaken, de oude Scblieben houdt er niet van, om zijne Moskovische pastijen koud te laten worden. Je verwacht daarenboven mevrouw von Hilgersdorf het schijntdat zij een oogje op je heeft eh bien de schoone vrouw was volstrekt geene slechte partij voor je." De baron had bij de laatste woorden zijn gelaat van Waldau afgewend. Toch zag hij dat een gloeiend rood het gelaat van zijnen jongen vriend bedekte. „Laat datMenken Mevrouw van Hilgersdorf is my even onverschillig als al die andere jonge en oude damesmet wie wij omgaan Ik stel niet het minste belang in haar, in geen enkel vrouwelijk wezen behalve in de eene, die je kent zoo goed als ik Menken's oog rustte met eene bliksemsnelle beweging en eene zeldzame uitdrukking op Elimar's gelaat. „Het zou beter zijn wanneer je beproefdet dezen hartstocht als eenen man te onderdrukken", antwoordde hij bedaard en op eenen berispenden toon. „Je strijdt te vergeefsElimar, en niets verlamt meerdan eene nuttelooze worsteling." „Nutteloos Menken!" riep Waldau en onwillekeurig verhief hij zijne stem tot groote vreugde van Blankner, die in het zijvertrek stond te luisteren. „Wat drijft je er toch toe aanom mij steeds weer opnieuw de hoop te willen ontnemen en mij ook van den laatsten zedelijken steun te beroovendie mij staande houdt Jijmet je ijskoude hart, kunt natuurlijk het onstuimig

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1