ftimtstiianb.
der regeering en het strafbare talmen met den aanvang
der krijgsverrichtingendoch dat het gevaarlijk voor
Egypte en in strijd met de belangen des rijks zou zijn,
om geheel Soedan te verlaten na afloop der militaire
operatiën.
De min. van bnitenl. zaken antwoordde in die zitting op
eene vraag van den heer Delaware, dat de italiaansche re
geering den 3 Nov. 1884 gevraagd had, of Engeland zich
dacht te verzetten tegen de uitbreiding van het italiaan
sche rechtsgebied ten noorden van Assab, opdat Beiloel
daarin werd opgenomen op dezelfde wijze als reeds
met Baheita in het zuiden was geschied. De engelsche
regeering antwoordde dat zij niet ijverzuchtig was op
de uitbreiding van Italie's invloed in dat deel van de
kust der Boode Zee; dat die uitbreiding haar zelfs
aangenaam zou zijn. Toch was zij niet bevoegd om te
geven wat haar niet toekwam, en zij achtte het dus raad
zaam, dat Italië eene poging deed om het met de Porte
eens te worden. De heer Nigra vroeg daarop den 22 Dec.
d.a., hoe de regeering dacht over de voorloopige bezetting
van Zoella. Hij antwoordde, dat Egypte niet het geheeie
Afrikaansche kustland aan de Boode Zee in bezit kon
houden maar de daaraan liggende havenplaatsen dan
onder het gezag van den Sultan zouden terugkeeren. Hij
gaf verder den Sultan den raad, om eenige dier plaats
terug te nemen. Wilde Italië eenige havens bezetten,
dan moest het zich met Turkije verstaan. Engeland
had volstrekt geen bezwaar tegen de bezetting van
Zoella, Beiloel en Massowah door Italië. Den 10 Ja
nuari j.l. antwoordde hij op eene vraag van Musurus-
pachaden turkschen gezantdat Engeland met leed
wezen het niet bezetten van eenige der bedoelde havens
door Turkjje bad gezien. Toen de Porte tegen de
italiaansche bezetting van Massowah protesteerde, uitte
hij de hoop dat Turkije en Italië het over de zaak
inderminne eens zouden worden. Tevens bad hij aan
Musurus-pacha doen weten dat Engeland alle verant
woordelijkheid in deze zaak van zich afweesomdat de
Porte geen gehoor gaf aan den wenk om de havens te
bezetten.
Lagerhuis. Minister Eitzmaurice zeide den 23
dat de regeering den 14 van den russischen gezant
de verzekering had gekregen dat het gerucht onge
grond was als zouden de Bussen naar Herat oprukken.
Het zou volgens hem niet oprecht zijn tot zulk een
stap te besluiten op een tijdstip, dat nog onderhande
lingen tusschen beide kabinetten aanhangig waren. Ook
zou zulk een maatregel eene dwaasheid zijn want Af
ghanistan zou daardoor tegen Busland opgezet worden.
Northcote ontwikkelde daarop zijne motie tot beris
ping der regeering.
De heer Motley stelde als amendement voor, dat net
Huis geen gevoelen over de regeeringsstaatkunde uit-
spreke maar verklare het besluit der regeering te
betreuren, om britsche troepen tot tnuiking der macht
van den valschen profeet te gebruikeu.
Minister Gladstone bestreed beide voorstellen. De
regeering was hare belofte om te trachten Gordon te
bevrijden nagekomen doch door het gepleegd verraad
werd zij in de vervulling daarvan verhinderd. De ver
rader had reeds sedert lang aan den valschen profeet
beloofd om hem de poorten te openen zoodra de Brit
ten die stad naderden. Engeland's doel was om in
Soedan en in Egypte over het algemeen rust en orde
te herstellen. Daarmede waren in menig opzicht reeds
goede vorderingen gemaakt. De geldelijke verwarring
en het bankroet waren afgewend door de bijna gesloten
schikking. Hij meent te mogen aannemen dat die
overeenkomst binnen weinige dagen zal voltrokken zijn.
De regeering kan het voorstel van Northcote niet aan
nemen omdat het vestigen van een britsch bestuur
over vreemdelingenvan eene christenregeering over
Mohammedanen, tot onafgebroken strijd zou leiden.
Evenmin kan zij zich vereenigen met Motiey's amende
ment want in den tegenwoordigen toestand kan zij
geene verplichting aanvaarden buiten die, om alles te
doen wat billijk en verstandig is en door de omstandig
heden geboden wordt.
„Al primo heet ik dus Cadama, mijnheer de baron-
niet Caldauna zooals gij mij gelieft te noemen nam
de Italiaan weder het woord. „A1 secondo, ben
ikzooals u wel reeds uit mijn kaartje en de wijze
waarop ik het duitsch radbraakgebleken zal zijn
geen landsman van u doch ben ik afkomstig uit het
landwaar volgens de meening van uwe groote dich
tervorsten „im dunklen Laub die Goldorangen bliihen
waar naar mijn oordeel echter slechts onkruid in alle
mogelijke vormen en kleuren woekert. Al tertio,
mijnheer de baron heb ik alleen om uwentwille^ de
voor eene romaansche tong niet al te gemakkelijke
taal van uw land geleerd heb ik de reis naar
Duitschiand gemaaktalleen om u aan geld te helpen!"
De sigaar viel den student bijna uit de hand. Hij
slingerde den roman naar den uitersten hoek van het
vertrek gaf Montazsa zijnen hond die het boek wilde
apporteereneenen krachtigen schop, en zette de
beide handen onder het hoofdmet de ellebogen op
de knieën terwijl hij zijnen bezoeker met strakke blik
ken aanzag.
Signor Cadama veegde zijn hoog voorhoofd met zij
nen zakdoek af en vervolgde daarop langzaam met
gedempte stem „Ik wil zaken met u doenmijnheer
de baronzaken die voor beide partijen voor u en
voor mijzeer voordeelig kunnen worden. Om mij bij u
met eenige hoop op eenen goeden uitslag te kunnen in-
troduceeren was er eene kleine maatregel van geweld
noodig. Ik wist reeds lang uit andere bronnendat
er van u steeds een groot aantal accepten in omloop
zijn en het was volstrekt niet moeielyk eenige dezer
zeer goedkoop machtig te worden. Gij kunt niet be
talen het zal voor mij echter een genoegen zijn
de wankelende zuilen van uw budget te steunen zoo
dat gij al uwe verplichtingen nakomen en bovendien
nog een zeer aanzienlijk kapitaal zult kunnen overhou
den
Hackert sloeg met de vlakke hand op de tafelzoo
dat de inktkoker met zijnen verdroogden inhoud met
eenen zwaren slag op den grond tuimelde.
Minister Gladstone ontkende den 24dat de regee
ring ooit voornemens was geweestSoedan na de in
neming van Khartoem te verlaten. Hij heeft den 19
over ontruiming van Soedan door Egypte gesproken
maar in die zitting geen woord gezegd over het terug
trekken der Britsche troepen uit Soedan. Hjj herhaalt,
dat zijn zeggen betrekking had op de ontruiming van
Soedan door Egypte. Hierin bestond ook de oorspron
kelijke staatkunde der regeering waarin geene ver
andering is gekomen ofschoon gebeurtenissen waren
voorgevallenwelke de onmiddelijke uitvoering verhin
deren. Hij stelde ten slotte voor, aan het votum van
afkeuring den voorrang te geven.
Hiertegen verklaarden zich de Parnellisten, die gedu
rende anderhalf uur de beraadslaging ophielden, onder
kenteekenen van ongeduld van het Huis. De voorzitter
verklaarde eindelijkdat het Huis de sluiting van de
beraadslaging verlangde welke mededeeling groote op
winding deed ontstaan. Een der Iersche ledende
heer O'Brien werd met 244 tegen 20 stemmen ge
schorst wegens „ongehoorzaamheid aan den voorzitter."
Met 207 tegen 46 stemmen werd de sluiting der be
raadslaging over den voorrang uitgesproken.
De beraadslaging over de motie van afkeuring ging
daarop voort.
EBANKEIJK. Senaat. Den 23 zijn bij de be
handeling der begrooting van eeredienst de kredieten
voor den aartsbisschop van Parijs voor de bisschoppen
in Algerie en voor de kanunniken en pastoorsdie de
Kamer geschrapt of verminderd had hersteld.
Den 24 werd de door de Kamer geschrapten post
van f 152000 voor de Seminaria herstelddoch een
amendement van den heer Lucien Brun tot verdubbe
ling dier som met 188 tegen 82 st. verworpen. Ver
volgens werd na langdurige beraadslaging de verkie
zing in het Eure-departementwaar de hertog de
Broglie niet herkozen werd goedgekeurd met 181 tegen
3 stemmen.
Kamer. Den 23 is bij de hervatting van de
behandeling der graanwet een amendement, om het
invoerrecht op f 2 vast te stellen, met 262 tegen 212
stemmen verworpen en met 377 tegen 56 stemmen
een ander amendementneder komende op het herstel
der beweegelijke schaal.
Met 316 tegeD 175 stemmen is den 25 besloten, op
tarwe een recht van f 1.50 te heffen en op tarwe van
buiten-europeeschen oorsprong een recht van f 3.30.
ITALIË. De minister verklaarde den 23 in de
Kamerdat de regeering onmogelijk op vragen over
de Boode Zee kon antwoorden, zoolang de tegenwoordige
toestand duurde. Zij nam de volle verantwoordelijkheid
voor haar staatsbeleid op zich en stond met Engeland
in de beste verstandhouding.
De interpellanten hielden aanmaar de Kamer
stemde met den minister in en besloot tot verdaging
der beraadslaging.
VEBEENIGDE STATEN. Het krankzinnigenge
sticht te Philadelphia is in brand gestoken door een
halfwyzen armen neger op aansporing van een oppasser,
die zich wilde wreken op den geneesheer van dat ge
sticht. Die oppasser is in hechtenis genomen.
STATEN-GENEBAAL.
Tweede Kamer.
Den 24 verdedigde de heer Borgesius zijne motie. Hij
herinnert aan het in 1847 gebeurde toen de Kamer de kies-
rechtontwerpen verwierp en de regeering daarna alleen grond
wetsherziening mogelijk achtte. Hij ontkendedat de anti
revolutionaire partij niet getrouw zou zijn gebleven aan haar gevoe
len ten aanzien van kiesrechtherziening. Dit noemde hij een ge
legenheidsargument. Hij had zich verbaasddat de heer
Schaepman zijne motie bestreden had, want juist zijne brochure
over grondwetsherziening betoogt, dat verdeeling en versnippe
ring van kiesdistricten en censusverlaging den wetgever doemen
tot knoeierij. De motie had niet de bedoeling het ministerie
te laten optreden als zaakwaarnemer der rechterzijdeu
juist het tegendeel om het over te halen den schijn te vermijl
van als zoodanig op te treden. Een vijandelijk karakter li
zij evenmin en zij strekte volstrekt niet, om de liberalen als li
delende hervormingspartij te doen optreden.
De heer Beelaerts kwam terug op zijn aandrang totI
zuiniging door vereenvoudiging van vele kostbare
gen en betoogde, dat de vraag naar de liberale be
zeer gewettigd is, daar tegenover het duidelijk omscb
antirev. program geen liberaal program bestond. Men ven:
naar de beginselen van 1848maar zijn de gevoelens ontp
de verhoudingen der staatsmachten omtrent onderwijs, kiesres
enz. onveranderd gebleven? Neen, de verwijzing naar dt!
ginselen van 1848 brengt geen stap verder. Of zij heeft si
beteekenis of ze zou tegen de bedoeling der liberalen dt:
teekenis kunnen hebben, dat zij tevreden zjjn met het besla:
en welbehagen daarin vinden. Dit kan hij niet aannemtt
hoopt hij voor de liberalen ook niet en als de groote lik
vergadering van 5 Maart slechts dit in het licht mocht 3k
zou zij een weldaad bewijzen aan haar eigen partij.
De heer van der Kaay bestreed den heer Lohnrn
deed uitkomen, dat zelfs, indien kiesrechtherziening vooijl
er volstrekt geen zekerheid zou bestaan, dat de vereischte»
derheid voor grondwetsherziening zou gevonden worden,
de regeling der plaatselijke gesteldheid zou zeer moeielijk
len en waar het bijna zeker is, dat men evenveel kiezers
buiten sluiten, die gelijke aanspraak hebben op kiesrecht,
men niet bewerendat het recht gehandhaafd zou worden
kiesrechtherziening te laten voorafgaan.
Hij bestrijdt daarna de verwijten van dien heer tegen dt!
rale partij en zegt, dat die partij enkel zich wil vrijwarentt
alle aansprakelijkheid voor vertraging van grondwetsherzit:
De heer Cr'emers betoogde in eene zeer langdurige
het verkeerde om nu nog aan den census te tornen tl
moeielijke vraagstuk der plaatselijke gesteldheid uit te i
en bestreed de bewering der clericalen, dat de liberalen ts
den godsdienst ijverden. De liberale partij was eene pari
geen kerk als heerscheresse in den staat beschouwde, h
herinnerde hij o. a., dat de katholieken de volledige vrijhei:
hun kerkgenootschap aan de liberalen te danken hadden,
De motie had geene vijandelijke bedoelinghad zij i
zou tegen stemmen. Zij geeft alleen te kennen, dat de li
len tegen elke verdaging van grondwetsherziening zijn.
De heer Haffmans wees op de onduidelijkheid dezer
waarvan de strekking door niemand begrepen werd en
onmacht der liberale partij in de laatste jaren.
De heer Rooseboom, voorstander van het tot
brengen van zaken in het belang van het land wemelt
partijman te zijn in den vollen zin des woords, al kent
hem genoeg als anti-kerkelijk en eensgezind met de lil*
op de hoofdpunten. Hij zal voor de motie stemmen als
stander van eene staatkunde van krachtige maatregelent:
vijand van niets doea. Hij heeft zich verbaasddat dt
Schaepman, voorstander van grondwetsherziening, tege:
stemmen. Hij wijst op de noodzakelijkheid eener onver»
grondwetsherziening met het oog op de onduidelijkheden
de grondwet omtrent de troonsopvolging bevat.
De heer Rutgers, o.a. opmerkendedat het zeer
sehelijk ware, den naam van Jezus Christus uit de mure:
Kamer te verbannen, wees op de onderlinge oneenigl*.
anti-liberalen, hun schermen met woorden waardoor hete
geschreeuw niet evenredig is aan de krijgsoperaties,
inziens zou de rechterzijdede meerderheid goed dot
besluiten in haren geest uit te lokkenwant voor de
is het wenschelijkdat spoedig de crisis intrede en 1
slagvaardige legers zoo spoedig mogelijk den slag lever
niet eerst na een tijd van uitputting. Daarom verheugt!
hem, dat de linker- en rechterzijde tegenover elkander
ling innamen. Hij had gehooptdat ook de rechte.'
eene motie zou indienenwaarbij de Kamer als bare overt»?
uitspreekt, dat censusverlaging endistrictsverknippingra»
ZJDe heer Oorver H o o f t (in zijne nabijheid)
wij aan u over.
De heer Rutgers: U hebtmijnheer Corver Hoot
in te brengen met uw drie man! (Gelach). Maar de
terzijde blijft thuis en verschijnt niet met onthulde M
het strijdveld. Hoe kan onze staats-kanselier weten, w»
te doen staat? Hij kan weten hoe te sturen, als de:
Borgesius wordt aangenomen maar gelukt dit niet, dt
de verlammende toestand verlengd worden en de malaiset
durendank zij de houding der rechterzijdedie de bals:
kunst in wezen houdt en oorzaak is, dat de machine
doode punt vastroest.
De heer S e r e t doet uitkomendat hijhoewel tejs
motieniet geacht wil worden grondwetsherziening
achtergrond te schuiven. Hij acht de motie praematuu
heer Rutgers merkt hij opdat de anti-revolutionais
naam van den Koning der Koningen niet kunnen ven»?
waar zij hem steeds in het hart dragen.
„Inderdaad gij komt als eene reddende engel, Signor
Cadama Tot op dit oogenblik begrijp ik wel is waar
volstrekt nog niet, wat gij eigenlijk wilt en op welke
wijze gij mij voor eenen finantieelen ondergang wilt
behoeden doch ik ben overtuigd dat gij mij helpen
kuntga dus voort
„Bedaard, bedaard, baron! "Wij hebben niets te
verzuimen en het is beterdat wij deze zaak kalm
behandelendan dat wij ons er mede overhaasten.
Vooreerst nog iets" de advocaat keek voorzichtig de
kamer rond „zijn wij hier volkomen vrij is het
niet mogelijk dat wij beluisterd worden
„Bepaald onmogelijk doch laat ons toch maar
eenigzins zacht spreken wanneer hetgeen gij mij ver
tellen wilt geheim moet blijven."
„Zoo is het en het zou onberekenbaar slechte
gevolgen voor ons kunnen hebben wanneer iemand
ons gesprek beluisterde. Dat g ij mijn geheim bewaren
zultdaarvoor staat mij het belang borg dat gij zelf
bij deze aangelegenheid hebt."
De student schoof zijnen stoel nog dichter bij dien
van den Italiaan. „Gij maakt mij nieuwsgierig, mijnheer
Cadama
„Ik zal u dadelijk tevreden stellen", zeide de Italiaan
glimlachend en streek zich over den zwarten baard.
„Veroorloof mij echter eerst nog eenige vragen. Gij
zijt volgens den adelkalender de eenigedie nog den
naam Hackert-Selchern draagt is dat zoo
„Zeker. Behalve mijne nichtde dochter van het
kortgeleden gestorven hoofd onzer familievan den
kapitein von Hackert, en mij bestaat er niemand meer,
die het recht heeft onzen naam te dragen."
„Va bene dus heeft zich het geheeie vermogen
uwer familie op uwen gestorven oom geconcentreerd.
Op hoeveel schat gij dat ongeveer?"
„Bij de opening van het testament werd de som
niet genoemd intusschen schat ik het op ongeveer
tweemaal honderd duizend gulden misschien ook iets
meer."
„Uwe nicht zal zeker wel zeer nauwkeurig weten
ii Si«l
hoeveel zij geërfd heeft; wat mij betreftis mij
bekend dat het vermogen van den kapitein ongw
vijfmaal zoo groot was, als gij vermoedt."
„Duizend duivels De student sloeg tentw«3
op de tafeldat de wormstekige oppervlakte W
en kraakte „Wanneer dat waar is sapperWr
zou mijn oom mij dubbel slecht behandeld te.
Weet gij wat mij zijnen eenigen mannelijke»"
meling van deze som ten deel is gevallen
duizend gulden ik zweer het je Signor
een ellendige veertig duizend gulden waaraan j
niet eens komen kan vóór ik mijn hoofd ge*' 1
een offerlam onder het juk des huwelijks buig.
„Welnu trouw dan", zeide niet zonder ironn
advocaat.
„Gij hebt goed praten, mijn waarde maar
den duivel zou lust hebben, met een verloopen»
in het huwelijksbootje te stappen Ik kan toco
gelijk mijnen goeden ouden naam zoo door M
sleuren en maar de eerste de beste trouwen
vooroordeelen heb ik reeds lang over boord
als laatste van mijnen stam echter het een of an<let
van twijfelachtige reputatie naar het altaar te
alleen om eindelijk in het bezit van eene onbedm
erfenis te komen neen, mijn waarde .daar»
mij de naam die reeds voor Akkon en Nicopo
vol genoemd werdtoch nog te lief.
De advocaat fronste het voorhoofd. Het
baar volstrekt niet in zijne plannen, dat er in
loopen student nog eene snaar was, die zijn ee-
wakker kon schudden. Hij tastte met eene
achtige beweging naar zijne das en trok d0ie
terwijl zich om zijnen mond nu opnieuw het
reotype sarkastische lachje vertoonde.
„Het zou ook jammer zijn, wanneer een maQ
zijne neiging niet zou kunnen volgen", meende
zou het u niet gemakkelijk vallen eene P8886!1,
te vinden, baron? Wat zoudt gij byvoorbee
van uwe nicht? Dan waart gij meteen een rij
TPordt tertof