Zeven en tachtigste Jaargang.
1885
ZONDAG
1 MAART.
Wijziging der drankwet.
ONZICHTBARE HANDEN.
No. 26.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
FEUILIjBTON.
Deze Courant wordt Dinsdag-Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Bijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS-
TEB ZOON.
De wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad nr. 97), die
den langen, maar niet schooners en zelfs niet zaer juis-
ten titel draagt vac „wet houdende wettelijke bepalin
gen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank
en tot beteugeling van openbare dronkenschap", doch
gewoonljjk kort weg de „drankwet" wordt genoemd
heelt reeds in het vorige jaar eece kleine wijsiging on
dergaan van weinig beteekenis, terwijl de wijziging, die
vrij algemeen verwacht werd, door de Begeering niet
werd voorgesteld en door gebrek aan don noodigen
tijd om de vereisehte eenstemmigheid tusschen Eegee
ring en Vertegenwoordiging te verkrijgen, achterwege
bleef en tot nadere gelegenheid werd uitgesteld. Men
zal zich herinnerenwelke wijziging bedoeld wordt.
Terwijl namelijk was bepaalddat voor lokaliteiten,
waarin reeds op 1 Mei 1881 sterken drank werd ver
kocht, de vergunning om met dit bedrijf voort te gaan
gedurende een bepaalden tijd niet mocht worden ge
weigerd verbood een andere bepaling na 1 Mei 1884
sterken drank in het klein (dat is bij hoeveelheden
van minder dan twee liter) te verkoopen in lokaliteiten,
waarin een andere winkelnering wordt uitgeoefend of
loten in de Nederlandscbe staatsloterij worden verkocht,
of die met zoodanige lokaliteiten gemeenschap hebben.
Tegen dit verbod verhieven zich allengs meerdere
en krachtige stemmen niet alleen van de belangheb
benden. Hoezeer bereid om het te groot aantal gele
genheden om sterken drank te bekomen te beperken
en voor het vervolgbij het verleenen vau nieuwe ver
gunningen ook de verleiding tot het gebruiken van
sterken drank tegen te gaan in winkels, waar tevens
andere waren worden verkocht, kruidenierswinkels,
sigarenwinkels enz., meende men echterdat voor de
bestaande inrichtingen van deze soort een uitzondering
moest worden gemaakt. Duizendeu vinden daarin bun
middel van bestaan, en daaronder zeer velen, die geen
eigenlijke tappers zijn die niet schenken maar alleen
sterken drank verkoopen, betzij dan in gesloten flesschen
of halve flesschen of bij de maat. Terwijl nu aan de
eigenlijke tappers, wanneer zij zeiven in de zaak blij
ven gedurende hun leven, en ran anderen, die hunne
zaak overnemen gedurende twintig jaren het recht is
toegekend, om hun bedrijf voort te zetten vond men
bet hard en onbillijkpersonen, die behalve sterken
drank ook nog andere waren verkoopen tegen 1 Mei
1884 te noodzaken hetzij uitsluitend drankverkoopers
en tappers te worden hetzij hun overige winkelnering:
kruidenierswaren, tabak, sigaren enz. aan kant te doen.
Daar kwam nog bijdat men het volkomen in strijd
achtte met het doel der wet, allen, die gewoon waren
een flesch of een halve flesch ponsrumcognac of
jenever of een paar maatjes brandewijn in winkels te
halen, waar niet werd getapt, te verplichten voortaan
hun inkoopen te doen in tapperijen en lokalen, waar
geschonken wordt. Vóór i Mei 1884 kon men er ech
ter niet in slagen deze zaak behoorlijk te regelen en
daarom bleef er wel Diets anders over, dan het verkoo
pen van sterken drank in winkels van deze soort vrij
te laten tot 1 Mei 1885terwijl men zich voornam
intussehen de wet te herzien.
Een voorstel tot wijziging der drankwet is dan ook
dezer dagen bij de Tweede Kamer der Sfcaten-Generaal
ingedienden naast verschillende andere wijzigingen
bevat dit voorstel ook een nieuwe regeling omtrent den
verkoop van sterken drank en andere waren in den
zelfden winkel of in lokalen, die binnenshuis met dien
winkel gemeenschap hebben. Het aantal inrichtingen
van deze soort is na onderzoek gebleken zeer groot te
zijn. In meer dan een derde der bestaande lokaliteiten,
waar sterken drank in het klein wordt verkocht, wordt
tevens eene andere winkelnering uitgeoefend namelijk
in 11574 van de 29496 in ons geheele land In som
mige provinciën bedraagt haar getal meer dan de helft.
Op welke wijze meent nu de Eegeering het doodvon
nisdat de wet over deze inrichtingen uitspreekt en
met 1 Mei van dit jaar voltrokken zou moeten wor
den te moeten wijzigen? Volgens haar toelichting
dient hier op twee dingen gelet te worden. „Pleit de
billijkheid" schrijft zij „voor verzachting der be
paling omtrent de gecombineerde bedrijven de onder-
geteekenden hebben niet uit het oog verloren de be
zwaren, welke zoodanige combinatie medebrengt. Die
bezwaren zijn voornamelijk gelegen in de verleiding,
welke deze inrichtingen opleverenbepaaldelijk voor
vrouwen en andere niet aan sterken drank verslaafde
personendie in den winkel inkoopen komen doen.
Maar aan die bezwaren is te gemoet te komen, door
het tappen in zoodanige winkels te verbieden en alleen
den verkoop van sterken drank bij de fleschkan of
kruik te vergunnen. Met deze beperking bannaar
het gevoelen der ondergeteekenden aan de eischen
der billijkheid worden voldaan en aan de tegenwoordige
houders van gecombineerde neringen, behoudens strenge
maatregelen tot wering van misbruikeen dergelijke
toestand van overgang gegund worden, als de wet voor
tappers, die in 1881 bestouden, gevestigd heeft." Op
deze gronden nu stelt de Eegeering voor ook na 30
April 1885 de gemeenschappelijke winkelnering te ver
oorloven, mits in de voor het publiek toegankelijke
lokaliteiten het drinken van sterken drana niet worde
toegelaten, geen sterken drank worde verkocht bij hoe
veelheden van minder dan acht deciliter en in gesloten
flesschen kannen of kruiken en in deze lokaliteiten
geen aangebroken vatenflesschen kannen of kruiken
met sterken drank worden gevonden.
De eerste van deze drie voorwaarden de Eegee
ring noemt haar eerst in de derde plaatsmaar de
eerste plaats komt haar toe drukt het hoofddenk
beeld der beperking uit. Er mag in deze lokaliteiten
niet worden geschonken er mogen geen ge'agen wor
den gezeter mag geen gelegenheid worden gegeven
om sterken drank te gebruiken ofgelijk de Eegee
ring het in één woord uitdrukt, het drinken van ster
ken drank mag er niet worden toegelaten. Daarover
was men het zoo langzamerhand eens geworden, en
tegen deze voorwaarde zal dan ook wel geen ernstig
bezwaar worden gemaakt. Maar nu de beide andere
voorwaarden? Zij hebben blijkbaar alleen ten doej, ont
duiking van de eerste voorwaarde te beletten. Het
zijn de „strenge maatregelen tot wering van misbruik,"
waarvan de Eegeering in baar toelichting spreekt. Dat
zij streng zijn zal men gaarne erkennenmaar er
dient tevens onderzocht te worden of zij ook te streng
zijn en daardoor wellicht met het hoofddoel, de be
trachting der billijkheid, strijden, of zij noodig en doel
treffend zijn.
In deze winkels moet na 30 April 1885zegt de
Eegeering geen sterben drank verkocht mogen worden
bij hoeveelheden van milder dan acht deciliter of acht
maatjes, dat is: niet mmder dan bij de flesch. Wordt
deze bepaling gehandhaafddan bereikt de wijziging
der wet haar doel niet. De verkoop bij de halve flesch
komt in verreweg de meeste van deze winkels het meest
vooren dat is volkomen natuurlijk. Tegenover het
betrekkelijk gering aantal ingezetenen, die hun cognac,
rum, brandewijn, jenever of likeur bij de flesch opdoen,
staat de groote meerderheid, die haar inkoopen bij de
halve flesch of bij een paar maatjes doet. En nu zieu
wij niet iuwaarom, indien toch bij gesloten flesschen
of kruiken verkocht moet worden, de inkoop niet even
zeer bij de ha've flesch als bj de flesch gedaan kan
worden. In elk geval zou dus „acht" deciliter of
maatjes veranderd moeten worden in „vier" deciliter
of maatjes. Maar er is meer.
Is het noodig dat alleen verkoop in gesloten fles
schen bannen of kruiken veroorloofd en het aanwe
zig zijn van aangebroken vaten flesschen kannen of
bruiken in de voor het publiek toegankelijke lokalen
verboden zal worden Het laatste beteebent als voor
zorgsmaatregel natuurlijk niets. Die ook beneden de
geoorloofde maat en in ongesloten flesschen wil ver
koopen en natuurlijk weet dat dit verboden iszal
zijn aangebroken flesschen niet in zijn winkel zetten
maar in de huiskamer, die er achter ligt en dat zal
hij zonder eenig gevaar kunnen doen. In zijn huis
kamer mag ieder een aangebroken flesch met sterken
drank in voorraad hebben. Dat staat ieder vrij en kan
niemand verboden worden. Het wetsontwerp verbiedt
dau ook alleen maar het aanwezig zijn van aangebro
ken flesschen enz. in de voor liel publiek toegankelijke loka
liteiten. Verder kan de wet niet gaan. Maar wat baat
het dan? Het middel tot ontduiking geelt zj zelve aan
de band. Daarenboven kan men een winkelier zelfs
al heeft hij geen vergunning verbieden in zijn winkel
een aangebroken vat, kruik of flesch met sterken drank
17)
„Wanneer gij anders niets te zeggen hebt, mijn waarde
lieer Cadama, dan zulke ongerijmdheden dan hadt gij u
de moeite van een bezoek kunnen besparen", antwoordde
de student geërgerd. „Denkt gij dat ik er naar ver
lang om bij dat hoogmoedige meisje een blauwtje te
loopen of mij door de vrouwelijke Cerberusdie haar
tegenwoordig bewaaktmet een zoet lijntje de deur
te laten uitzetten Ik denk er in de verste verte
niet aan Bovendien moet ik je zeggen mijn waarde,
dat een vrouwelijk wezen als mijne nichtin staat
was, voor mij zelfs bet aangename bezit van een mil-
lioen gulden te vergallen Lucia is mijne naaste bloed
verwante maar ik zweer umijnheer Cadamazij
behoort met hare grootedoordringende oogen en hare
scherpe tong tot die menschen die ik het minst van
allen kan uitstaan Het is misschien niet goeddat
ik zoo spreek maar ik ben niet gewoon van mijn hart
cenen moordkuil te maken
De advocaat streek zich weder met de langewitte
hand over den baard.
„Dus zijn wij nu tot het eigenlijke doel van mijn
bezoek gekomen", zeide hij en ieder woord gleed lang
haam over de dunne lippen. „Schrik nietbaron
van de mededeelingdie ik u ga doen hoe onwaar
schijnlijk zij moge klinken zij is waar! Uw
afkeer van mejuffrouw Lucia is mij volkomen begrijpelijk,
jvant dit meisje is uw meest verbitterde vijandin in
hare aderen zit geen druppel Hackert's bloed zij is
niet de dochter van den overleden kapitein en heeft
geen rechtden naam Hackert-Selchern te voeren. Zij
is onrechtmatig in het bezit van het haar nagelaten
vermogen gekomenwant de eenige werkelijk recht
matige erfgenaam van het millioendat de kapitein
heeft nagelaten zijt g ij
Er verliep een geruime tijd wel verscheidene
minuten vóór de student zich van de uitwerking
die deze woorden op hem maaktenhersteld had. Hij
was als verdoofd de mededeeling van den advocaat
had hem als een donderslag getroffen. Op alles was
hij eerder voorbereiddan op deze bijna ongeloofelijk
klinkende bewering. Het kwam zelden voordat hij
van zijn stuk gebracht werd nu echter kostte het hem
buitengewone inspanningom zich te beheerschen.
„Ik kan mij in 't algemeen niet op mijne menschen-
kennis beroemen", antwoordde hij zoo bedaard moge
lijk „ik ben echter overtuigddat gij niet gekomen
zijt, om mij te bedriegen. Wat zoudt gij daar ook
aan hebben Mij geld uit den zak te kloppen ik
zweer het je, dat is den slimsten jood nog niet gelukt!
Door de nauwkeurige inlichtingen die gij zooals ik
bemerk omtrent mijne familieomstandigheden hebt in
gewonnen moet gij bovendien weten, dat ik meer schuld
dan geld heb. Ik heb dus geen reden u te wantrouwen,
ik geloof, dat uwe bedoelingen eerlijk zijn. Wat ik
echter Diet geloof, voorloopig niet gelooven kan, dat
is het dolle sprookje, dat gij mij daar op de mouw wilt
spelden. Ik vrees, dat gij zelf het offer van een mis
verstand zijt."
Voor de eerste maal werd het gelaat van den ro-
meinschen jurist ernstiger.
„Gelooft gij dan baron", gaf hij ten antwoord, „dat
ik alleen op bloote vermoedens naar Berlijn gekomen
ben Wanneer het u genoegen kan doentelegrafeer
dan eens naar het een of ander informatie-bureau in
Bome of direct naar het Tribunale reale en vraag in
lichtingen omtrent mij; men zal u misschien antwoorden,
dat ik de meest gewetenlooze en geslepenedoch te
gelijkertijd dat ik ook de knapste advocaat van de
Tiberstad ben. Gij zult uit deze korte en openhartige
bekentenis zien dat ik alleen dan een zeker doel na
jaag wanneer ik het helder voor oogen heb. Ik zou
u niet opgezocht hebben, wanneer ik niet de bewijzen
de bewijzen baron in handen had dat g ij tegen
woordig de eenige afstammeling van het geslacht Hac-
kertSelchern zijten dat de vrouw, die gij tot heden
als uwe nicht hebt erkend, niets is als eene armzalige
bedelaarsdochter
De advocaat had op levendige toon gesproken dan
in het begin. Zijne woorden werkten daardoor zoo
meeslepend en overtuigend op den studentdat deze
zich niet meer aan den invloed er van kon onttrekken.
Hoe ongeloofelijk Hackert ook in bet begin Cadama's
mededeeling had toegeschenen hij twijfelde nu niet
meer ofschoon de advocaat hem de bewijzen nog niet
geleverd had. De student nam nog eens met eenen
snellen oogopslag den Italiaan op. Dit spitse vogel*
gezicht met de scherpe, lichtgrijze oogen en het hooge
voorhoofd droeg de kenteekenen eener groote verstan
delijke ontwikkeling en scherpe denkkracht. Men zag
bet duidelijk een man als Cadama kon niet op zand
grond bouwen de bodem, waarop bij zijne beweringen
steunde, was zonder twijfel rotsvast. De Italiaan mocht
een gewetenlooze schurk zijnhij zelf aarzelde niet, dat
openlijk te bekennen maar hij was zeker te slim om
in deze aangelegenheid niet de volle waarheid te zeggen.
Hackert was plotseling geheel veranderd. De groot
spreker was verdwenen en op het hoogroode, zorgelooze
gezicht van den jongen man kwam een trek van
slimheid en arglistigheid. Hy kruiste de armen over
de borst en nam bedaard zijne vroegere gemakkelijke
houding weder aan.
„Gij kunt begrijpen mijnheer Cadama", begon hij
opnieuw met schijnbare bedaardheid „dat uwe mede-
deeliDgen mij veel belang inboezemen. Het spreekt van
zelf, dat ik mijn goed recht tot het uiterste zal verde
digen daarvoor is het echter noodig, dat gij mij met
volkomen openhartigheid alles mededeelt en mij deze
geheimzinnige zaak tot in de kleinste bizonderheden
uiteenzet".
Cadama knikte. Wordt vervolgd.