QUUvltu
Het nederlandsch. koloniale leger
op Sumatra.
Een herberg te Aartswoud die voor ongeveer
11 jaren niet te koop was voor f 11000, voor 4 jaren
ruim f 8000 opbracht, voor 2 jaren te koop aange
boden doch opgehouden werd voor f 4500is den
4 verkocht voor f 2800.
Het lid der 2e Kamer Duijvis te Utrecht heeft
voor zijne rekening voor 24 werklieden deel genomen
in het werklieden-pensioenfonds.
De heer mr. D. J. C. van Lennep heeft ontslag
gevraagd als directeur der Centraal-Spoorwegmaat-
achappij. Den 8 April wordt een opvolger benoemd.
Te Zaandijk is het kohier van den hoofdelijken
omslag voor 1885 vastgesteld op 9549.24%.
De tabaks-maatschappij Arendsburg te Rotterdam
keert over 1883 60 pet. of f 1500 per aandeel uit.
Aan de houders der actions de jouissance is f 12000
uitgekeerd op de bezittingen der maatschappij is afge
schreven f 48.311.15 en op de reserve-rekening over
geschreven f 32000.
De gemeenteraad van Venloo heeft eindelijk be
paald dat de barak voor lijders aan besmettelijke ziek
ten gebouwd zal worden op de heide, op 5 minuten af
stand van de station.
Mej. A. C. M. Reich overleden te Amsterdam
heeft aan de gemeente Amsterdam f 120000 vermaakt,
bezwaard met vruchtgebruik ten behoeve van haren
broeder en na zijnen dood na uitkeering van eenige
legaten, bestemd tot het schenken van beurzen van
f 900 voor jongelingen uit de burgerklassedie aanleg
tot studie hebben en wel in het bijzonder in de ge
neeskunde. Zoolang de vrijkomende kapitalen hiertoe
ontoereikend mochten zijnzullen ze worden besteed
voor het uitschrijven ,van prijsvragen.
De minister van binnenl. zaken heeft voorloopig
ter kennis van belanghebbenden gebrachtdat in 1885
examens zullen worden gehouden ter verkrijging van
acten van bekwaamheid I voor het lager onderwijs
a. in de fransche hoogduitsche en engelsche taal in
Augustusb. in de gymnastiek in JuliII. voor het
middelbaar onderwijs in genoemde vakken in Nov. en
Dec., gelijktijdig met de overige acte-examens voor la
ger onderwijs in handteekenen en landbouwkunde. De
tijd van aanmelding voor die examenB wordt later be
kend gemaakt.
B. en W. van Amsterdam hebben den gemeen
teraad voorgesteld de betrekkingen van kommandant
der brandweer en directeur der reiniging te splitsen en
de jaarwedde van laatstgenoemde betrekking te bepa
len op f 3000 a 4000.
Te Zandvoort heeft een kind van 2% jaar ge
zeten in een kinderstoeldoor het trekken van eene
schaar van onder eene brandende petroleumlamp, die
lamp over zich heen gekregen waardoor het zulke
brandwonden bekwam dat het na een lijden van bijna
2 dagen bezweek.
Aan de gemeente Egmond aan Zee is f 8538.60
en aan de gemeente Petten f 1425 subsidie boven de
vergoeding van 30 p.ct. verleend voor de behoorlijke in
richting van het lager onderwijskrachtens art. 49
der wet.
Bij de arr. rechtbank te Breda zijn weder 17
zaken met 27 beklaagden in behandeling wegens het
ontduiken der zoutbelasting.
De voornaamste vleeschhouwers te Rotterdam
hebben den prijs van het rundvleesch met f 0.10 per
pond verlaagd.
Tot hoofd der R. K parochiale school te Was
senaar is benoemd de heer F. P. Lazaroni te Haarlem.
Pieter Bruinsma te Sneek heeft om buiten zijn
wil gerezen moeielijkheden Axel Paulsen thans uitge
daagd om een nader te bepalen prijs, in plaats van om
de championmedalje.
In Januari is in de rgkspostspaarbank ingelegd
f 452.968.22 en terugbetaald f 266,201.42. Op den
31 bedroegen de inlagen f 4.837.484.47. 3704 nieuwe
boekjes werden uitgegeven en 687 geheel afbetaald
zoodat op den 31 in omloop waren 93815 boekjes.
Op de 4 pet. geldleening van de gemeente Hooge-
zand van 40000 is ingeschreven voor ruim f 200000
tegen den koers van 97% a 100 p.ct.
De directeur der landsdrukkerijdoor de duit-
sche regeeriDg uitgenoodigd in de staatsdrukkerij te
Berlijn zijne nieuws uitvindingen aangaande de post
en plakzegels in te voeren is daarheen vertrokken.
De min. van binnenl. zaken heeft bekend ge
maakt dat alleen op gezegeld papier geschreven aan
vragen om vrijstelling van het verbod tot in- en
doorvoer van rundvee schapen bokken geiten enz.
en waarin de "plaats van herkomst en bestemming is
opgegevenvoor beschikking in aanmerking kunnen
komen.
De heeren J. Zijp Kz. te Abbekerk B. Wijsman Hz.
te Amsterdam J. M. de Keijser te Delft, P. Buis Jz. te
Schagen en J. Rinkes Borger te Leiden ten vorigen
jare door het hoofdbestuur der Hollandsche Maatschappij
van Landbouw daartoe benoemdhebben aan de be
langhebbenden bij het vervaardigen v a n en den bandel
in natuurboter een schrijven gericht over de middelen,
om de knoeierijen in den boterhandel tegen te gaan.
Na een ernstig en onpartijdig onderzoek zijn zij tot de
slotsom gekomen, dat de verkoop van kunstboteronder
den naam van natuur- of roomboter of van boteral
dan niet met natuurboter vermengdop uitgebreide
schaal plaats vindten belangrijke schade doet aan den
afzet der natuurboterzoo in Nederland als in het
buitenland.
Hun rapport eindigde met het voorstel, waarmede de
algemeene vergadering zich eenstemmig vereenigde
dat het wenschelijk ister bestrijding van het kwaad
eene vereeniging op te richten die onder den naam
van „Vereeniging tot bestrijding van knoeierijen in den
Boterhandel" de zaak ter hand neemt. Daartoe roepen
zij thans de medewerking in. Zij gelooven dat om
die medewerking zeer algemeen te doen zijn de bij
drage slechts 50 cents (waarschijnlijk jaarlijks) moet
bedragen dat de vereeniging moet trachten be
tere, en zoo mogelijkeenvoudiger middelen te ver
krijgen om boter te onderzoeken door het uitschrij
ven eener prijsvraagen zij het publiek moet inlichten
omtrent de vervaardigingsamenstelling en voedings
waarde van natuur- en kunstboter, door het opsporen
en openbaar maken van opzettelijk bedrog, het steunen
van eerlijke handelaars het uitlokken van doelmatige
wetten reglementen enz. enz.
Zij rekenen op den steun van alle veehouders en
eerlijke boterhandelaarsdie thans door knoeierijen
schade lijden, van de landeigenaren, en de gebruikers,
die er prijs op stellen onvervalscbte boter tegen de
werkelijke waarde te koopen. Bij voldoende blijken
van instemmingdoor middel van naam- of briefkaart
aan genoemden heer Rinkes Borger te Leiden te zen
den, zal binnen kort te Amsterdam eene vergadering
worden belegdter bespreking en oprichting van de
vereeniging.
Een in het buitenland verblijf houdend Hollander
schrijft ons het volgende:
In de „Bremer Nachrichten" van 22 Februari komt
een schrijven voor, van de hand van een onderofficier
(duitscher) van ons Indisch leger in Atjeh, dat wel de
moeite waardig is, om onder de aandacht van de lezers
der Alkm. Ct. te worden gebracht. Niet zoozeer om
dat het slechts fraai van inhoud is of leerrijke bizon-
derheden omtrent ons koloniaal leger bevat het te
gendeel is waar maar veeleer omdat het ons doet
zien op welke onwaardige manier de schrijver er van
zijn best doet, om ons dapper Indisch leger in het naar
koloniën „sehnende" Duitschland, in discrediet te bren
gen. Natuurlijk verzwijgt de man die behoort tot de
bezetting van het fort Anagaloeëng bij Kotta Radja
zijn naam.
De vertaling luidt als volgt
Sedert ik mijnen laatsten brief schreef ben ik tot
mijne groote voldoeningnaar Atjeh in Duitschland
zegt men Atschin verplaatst. Al is het leven hier
voor den soldaat verre van pleizierigzoo gaat men er
toch niet zoo gebukt onder den ondragelijken drildienBt,
welke op Java een vereischte schijnt te wezen in één
woord men gevoelt zich vrijerprettiger op Sumatra.
Spoedig heb ik mij met de hier heerschende zeden en
gewoonten vertrouwd weten te maken en eenige zeer
geschikte jongelui onder de onder-officiers aangetroffen,
bij wie ik mij heb aangesloten. Natuurlijk zijn dat al
leen Duitscherswant onder de Hollanders zijn „nette
lui" eene groote zeldzaamheid.
De reis van Java hierheen was zeer interessantwij
hebben SingaporePoeloe-Penang en een paar andere
plaatsen aangedaan welke inderdaad zeer bezienswaar
dig waren. Atjeh ligtzooals gij wel weten zult, aan
de noordpunt van Sumatra. Het hoofdkwartier der Ne
derlanders Kotta Radja d. w. z. koningstad ligt op
ongeveer twee uur gaans van de zee. Het fort Ana
galoeëng waar ik op 't oogenblik ben ingekwartierd
ligt weer drie uur ongeveer van Kotta Radja, doch meer
landwaarts wel te verstaan. Ik ben ingedeeld bij de
tweede compagnie van het tweede infanterie-bataillon
hetwelk het eenige is in geheel Nederlandsch Indie
dat geheel uit Europeanen bestaat. De grootste helft
van het koloniale leger hier, moet gij weten, is bij
eengeraapt uit Javanen en Maleiers. Behalve de twee
eerste compagniën van dit bataillon hebben wij op
het fort nog twee javaansche compagniën van het 10e
en 12e bataillon benevens een detachement artillerie
met vijf stukken. Dit zijn altemaal voorladers achter
laders vindt men op geheel Atjeh hoogstens vier tot
vijf en wel om deze reden dat men geene achterladers
hier gebruiken kan omdat het sluitstuk bij het rijden
door de sawa's (rijstvelden), door het aanzetten van
modder en slijk veel te snel geheel onbruikbaar wordt.
In den regentijd, namelijkstaat het water vaak voeten
hoog op de meestal laag gelegen veldende grond
wordt daardoor natuurlijk volkomen doorweekt en ver
andert in eene modderkleurige breidie het vervoer
van kanonnen hoogst bezwaarlijk en niet zelden onmo
gelijk maakt. Men glijdt gedurende de lange marschen,
langs deze zonderlinge wegenvoortdurend uit en kan
zich nauwelijks op de been houden meer dan eens is
het voorgekomen dat schoenen en sokken in den modder
bleven vastzitten. De vijand wordt dus door den toe
stand van het terrein niet weinig begunstigd. Men
heeft hier niet anders dan bqsschen sawah's en bergen.
Nu eens moeten onze troepen zich door de dichtste
wouden waar men geene hand voor oogen zien kan
eenen moeielijken doortocht banen dan weer bloots
voets langs den zoom van een boschdoor een sawa
waden. De Atjehers zouden dommer wezendan zij
werkelijk zijn indien zij van dergelijke hoogst belang
rijke voordeden geen voordeel wisten te trekken zij
doen dan ook meermalen goed geslaagde krachtige uit
vallen die ons meestal op verscheidene manschappen
komen te staan.
Mijn kwartier in het fort bestaat uit een houten
gebouwtjedat wij in Duitschland voor stal zouden
gebruiken uit latten opgetrokken en met palmbladeren
bekleed en gedekt. Toen ik dit fraai verblijf betrok
vond ik er niets dan eene verhevenheiduit plakken
samengesteld en datgelijk ik later vernamde baleh-
baleh (slaapplaats) moest voorstellen. Tafelsstoelen
en een eenigzins dragelijke inrichting om er zijn hoofd
neer te leggenzijn hier even talrijk als bij u de witte
ravenniettegenstaande het fort Anagoloeëng reeds
langer dan vijf jaren bestaatzoodat ook ik mij
zonder dergelijke weelde-artikelen moest behelpen, totdat
ik eindelijk na een verblijf van meer dan drie maanden,
in het bezit van een tafel kwamhet eerste fatsoenlijk
stuk huisraad in mijne woning. Eenen stoel heb ik
naderhand gekocht en uit eigen zak bekostigdhij
geleek wel is waar niet op eenen stoel zooals gij u
die voorsteltmaar een soort van zetel was het toch
het allerbest zoudt gij dien kunnen vergelijken met de
krukdie de melkmeid mede naar het land neemt, om
bij het melken der koebeesten baar gemak te nemen.
Wat mijne gezondheid betreft, slechts een paar
dagen had ik de koortsgedurende mijn verder verblijf
in Indie ben ik voortdurend benijdenswaardig gezond
en vroolijk gebleven en ik vertrouwals ik hier nog
een jaar blijf, dat ik volkomen geacclimatiseerd «al zijn.
Overigens zijn er al een groot aantal van hen, met wie
ik gezamenlijk de reis naar Indie maakte, door ziekte
of vijandelijke kogels om het leven gekomen. En dit
laatste is geen wonder, want men heeft hier dag aan
dag uitmuntende gelegenheid om het tijdelijke met het
eeuwige te verwisselen. Indien de Atjehers niet zoo
verfoeilijk slecht schoten, zou de zoogenaamde toestand
van vrededie hier officieel behoort te bestaan nog
oneindig veel meer menschenoffers kosten. Die toestand
is inderdaad nauwelijks te beschrijven en vaak van dien
aard, dat hij, indien het niet te treurig was, onuitput
telijk stof voor de „Fliegende Blatter" zou opleveren.
In het jaar 1874 na de tweede expeditie, hebben
de Hollanders met veel bluf rondgekraaid, dat Atjeh
onderworpen en bij het Nederlandsch koloniaal gebied
ingelijfd was en daarna heeft men er den toestand van
vrede afgekondigd die, dit verzeker ik u stellig
in waarheid nooit bestaan heeft. In werkelijkheid is 't
oorlog bier een strijd op leven en dood ten minste
van den kant der Atjehers. Daaruit volgt dat de
nederlandsche troepen onafgebroken op voet van oorlog
staanzich alle gevaren en ontberingenverbonden
aan eenen oorlog tegen eenen verbitterden en onbe-
schaafden vijand moeten getroosten zonder dat hun
evenwel de aan den oorlogstoestand verbonden voor-
deelen wat aangaat verpleging soldij pensioen enz.,
hun van rechtswege eerlijk toekomende worden toege
kend. In de macht der Hollanders is op 't oogenblik
feitelijk niet veel meer dan het stuk grond dat door
de palissaden van het fort wordt ingesloten. Zoodra
men zich honderd schreden buiten deze omheining waagt,
loopt men veel kansom van alle kanten een kogel in
het lijf te krijgen. Gelukkig voor ons ik zei het
reeds schieten de Maleiers slecht iets dat ik hoofd
zakelijk meen te moeten toeschrijven aan hun gebrek
aan goede vuurwapenen. In de Tenom-kwestie heeft
Holland zich weer eens in zijne ware „Gloria" (f)den
volke vertoond. Nadat de poging om de gevangen
schipbreukelingen door geweld van wapenen te bevrij
den jammerlijk was misluktten gevolge van het ge
ring aantal troepenwaaruit de expeditie bestond en
nadat de regeering bekennen moestdat met een en
kel bataillonbestaande uit twee compagniën Euro
peanen en twee compagniën inlandersgeen louweren
waren te behalen in eene streek, waarin zij niet alleen
nog niet eens vasten voet heeftmaar waar zij boven
dien volkomen onbekend bleek te zijn met de eigenaar
dige bizouderheden van het terrein, zou natuurlijk ieder
ander gouvernement die pogingen met verdubbelde
krachten hebben hernieuwd. Niet aldus de Hollanders.
In de plaats van met een sterke troepenmachtof
indien 't niet anders kon, met behulp_van de Engelschen,
ter handhaving van hun gezag en ter tuchtiging van
den overmoedigen en verradelijken Radjah van Tenom,
naar diens gebied terug te keeren en de arme gevan
genen te bevrijden, stemmen zij veel liever in alle eischen
van den Radja toed. w. z. zij betalen een verbazend
groot losgeld en stellen de havens van den vorst
voor den vrijen smokkel handel open. De slimme
maleische vorst heeft dus niet anders meer te
doen dan uitgebreide betrekkingen met de engelsche
koloniën aan te knoopenbetreffende den handel in
wapenen en verdere oorlogsbehoeften ietB waarbij
hij zooals men zegtvroeger al een aardig duitje moet
hebben verdiend. Nu, bet zal met de hollandsche
heerlijkheid in Atjeh wel niet lang meer durenwant
aan moed ontbreekt het den onderdrukten inlanders
geenszins slechts aan goede wapenen. Thans wordt er
reeds gemompeld dat de hollandsche regeering het
voornemen heeftom alle posten en forten in het bin
nenland op te geven en te verlaten omdat de provi
andeering daarheen aan te groote bezwaren onderhevig
is en te groote kosten vereischt en in de toekomst al
leen de kusten bezet te houden.
De dienst is zooals ik boven reeds aanmerkte, over
het algemeen hier oneindig beter dan op Java. Hoofd
zakelijk bestaat hij in transporten naar de verder in het
binnenland gelegen posten en forten. In den regel
rukt men dan 's morgens voor dag en dauw op laat
zich onder den hand van alle kanten beschieten in
dit geval moet onmiddelijk de looppas worden aange
nomen daar de hollandsche krijgskunst den aanval
schijnt te verbieden en gaat dan met een stuk of
wat dooden en gewonden weer bedaard naar huis. Zijn
er manschappen tot dat doel beschikbaardan hebben
wij 's morgens wel eens anderhalf uur exerceeren of
instructie daarna 's middags half vijf appel en daarmede
is de geheele dienst afgeloopen. Van discipline is bier
geen spoor te vinden de kerels zijn den geheelen dag
dronken en doen precies wat zij verkiezen zoodat
het nederlandsch indische leger in
Atjeh meer op eene rooverbende, dan
op eene christelijke armee gelijkt.
De officieren zien zeer ongaarne, dat men iemand op
het rapport brengt, de onderofficier staat dus geheel
machteloos tegenover zijne minderen en doet gewis 't
verstandigst, zich nooit en aan niets te ergeren.
Je ziethet is waarlijk geen benijdenswaardig lot,
sergeant in het nederlandsche koloniale leger te zijn;
maar Goddankbinnen eenige jaren is het kwaad ge
leden en hoop ik op betere manier aan den kost te
komen.
Waarschuw evenwel iederen duit-
schen jongen, om toch in geen geval
zich te laten verlokken door het fraais,
dat de hollandsche wervers hun voor
spiegelen, bij eventueele dienstname
voor Atjeh.
f-H ik laat dit opzettelijk onvertaald.
U' Vert
De vertaler spatieert.
Dit laat de briefschrijver met groote letters drukken.