No. 35. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885. ZONDAG 22 MAART. De nieuwe Notariswet. ONZICHTBARE HANDEN. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. ©fficiiel (Bcöccttc. Jacht en Visschert). FEIJIT .T .FiTQ]>J. iSimtenlanb. ALKHAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR maakt bekenddat ter secretarie dier gemeente kosteloos verkrijgbaar zijnblanco aanvragen ter bekoming van jacht en visch- acten voor bet dienstjaar 1885/86. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd 19 Maart 1885.A, MACLAINE PONT. U E R I N O van den RAAD der gemeente ALKMAAR, op Woensdag, 25 Maart 1885. 's na middags 123/4 uren. Namens den Voorzitter van den Raad De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Lijst van brievenwaarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e helft der maand Januari 1885 Hartogwed. P. Bek, Amsterdam; W. Brinkgreve, Deven ter; L. Bruinsma, Dordrecht; G. Stroker, Egmond a/d Hoef; mej. L. Velu, 'sGravenhageA. Smit, Nijmegen; M. Buis, Watway. Van het hulpkantoor Schoorldam: C. GraafBeemster. Verzonden geweest naar Amerika: C EeversNew-York, Van het hulpkantoor Broek op Langedijk: Klaas Madderom New-York. Het wetsontwerp tot regeling van het notarisambt, door den heer Sannes ontworpen en besproken in ons blad van 27 Mei 1883, is door hem met de notarissen Bodaan te s Gravenhage en Moll te Arnhem herzien, doch men kan niet zeggen, dat het verbeterd is. 't Is duidelijk merkbaar, dat genoemde heeren hoe bekwaam en geleerd misschien ook, d© praktijk van Let notariaat evenmin kennen als de beginselen van staatsrecht en organiek recht, terwijl men hoe dwaas het ook moge klinken moet twijfelen aan hunne kennis van de Neder- landsehe taal. 't Is inderdaad onbegrijpelijk, dat mannen, die, volgens officieele opdracht der regeering, deze een officieel stuk durven aanbieden dat zoo krioelt van fouten als het aangeboden wetsontwerp taal stijl interpunctie, t is alles even slordig en onjuist, wat in dit geval den samenstellers te sterker mag worden aan gerekend, omdat zij zelf verlangen, dat aan de aanstaande candidaten hooge eischen zullen worden gesteld ten aanzien van de kennis der taalgoede stijl enz. Af gaande op de voor ons liggende cacographie zouden genoemde heeren het bedoelde examen vermoedelijk niet doorstaan. Hoogst waarschijnlijk zullen de ontwer pers deze opmerkingen eenvoudig aan naijver en vitzucht toeschrijven, wat in den regel geschiedt, wanneer men op taal en stijl wil letten en toch kunnen in dat opzicht 24) „Men ziet wel, dat wij in de eeuw der electriciteit leven," merkte Pringsberg op „er ontbreekt nog maar aan, dat Dreyfusz hem de huwelijksgift langs telegra- fiechen weg doet toekomen „Daaraan valt evenwel niet te denken", gaf Mark- witz lachend ten antwoord. „Integendeelde oude Raad raast en tiert als een razende Rolandzonder naar zijne vrouw te willen luisteren die eenen aanval van beroerte voor hem vreest. Hij kan echter niets aan de zaak veranderen want zijn nichtje is meerderjarig en geheel onafhankelijk van hem." „Dan zal het er met de huwelijksgift voorloopig wel slecht uitzienDöring heeft immers ook geen ver- mogen „Weinig, maar hij krijgt stellig een klein pensioen- omdat hij vijftien jaar in dienst is en de laatste veld, tochten heeft medegemaakt. Bovendien bezit Anna eene kleinigheiddie zij geërfd heeft niet veel maar toch zeker genoeg om bij eene zuinige levenswijze de dagelijksche zorgen te kunnen afweren. Een ei gen vermogen, mijnheer von Hackert ik kom op uwe vraag van zooeven terug is het niet er !yn namelijk nog menschenzelfs in deze prozaïsche eeuw die niet uit hebzuchtmaar uit liefde trouwen." De student boog spottend. „Hartelijk dank voor uw welwillend lesje", zeide hij. „Wat wil Döring nu beginnen? Weet gij daar ook •eta van vroeg Blankner nieuwsgierig. „Hij wil ergens eene plaats als ingenieur zoeken. Döring heeft zich steeds op de technische wetenschap pen toegelegd en bezit eene ijzeren vlijt en eene taaie volhardingzulke lieden kan men overal gebruiken." ten aanzien van eene wet geen te hooge eischen worden gesteld een man als de minister Modderman zelf een zoo uitstekend stylist achtte het dan ook niet beneden zich zijne ontwerpen-strafwet eerst nog door zijn collega de Vries voor de zuiverheid van taal en stijl te laten nazien. De voorgestelde invoering van het ressortenstelsel zou ongetwijfeld een veel beter onthaal hebben ge vonden indien de heeren voorstellers niet zoo onbe suisd waren te werken gegaan, door eene indeeling te ontwerpen die in de praktijk tot de grootste moeie- lijkheden aanleiding zou geven. Niet alleen dat geen de minste rekening is gehouden met de plaatselijke toestanden zelfs de wettelijke voorschriften zijn geheel uit het oog verlorendaaraan toch moet worden toegeschreven dat verscheidene notarissen volgens de voorgestelde reeeling in geen kantonshoofdplaats zouden mogen instrumenteeren, wat noodzakelijk ten gevolge zou hebben dat de kantonrechters altijd naar de woonplaats van den notaris zouden moeten gaan, indien in hunne tegenwoordigheid akten moeten worden ge passeerd. Tal van notarissen zouden door invoering van het voorstel met een slag van het grootste gedeelte van hun praktijk worden beroofd en het publiek zou in niet geringe onaangenaamheden worden gebracht. De zncht om alles te willen reglementeeren heeft de ontwerpers verleid tot samenstelling van eene indeeling, die onmogelijk is en daardoor hebben zij algemeenen tegenzin tegen een goed beginsel opgewekt Beperking van de ressorten mits met beleid in overeenstemming met de plaatselijke toestanden, onder voorlichting van de officiers van justitie en procureurs-generaal en met doeltreffende overgangsbepalingen ingevoerd zou zeer heilzaam kunnen werken of men moet alle ressorten afschaffen en allen notarissen recht geven om door het geheele land te praktiseerenmaar wat de heeren bannesMoll en Bodaan hebben voorgesteld is on mogelijk. Dezelfde uitvoerigheid en reglementeering heeft de regeling van het toezicht op de notarissen bedorven. Een koude rilling moet ieder notaris over het lijf gaan, die de bepalingen van art. 33 leestwaarin wordt op gesomd welke de verplichtingen van de kamers van toezicht zijn. Geen notaris zal een scherp toezicht af keuren, maar het gaat niet aan, om alle notariskantoren ten allen tijde open te stellen voor de zeven leden van de kamers van toezichtzoo ligt zijn er onder die heeren, die iets tegen den een of anderen notaris hebben en dien zij het leven zeer onaangenaam zouden kunnen maken alleen slechts door hem telkens te bezoeken. Als het toezicht moet worden geregeld zooals de ont werpers willen, dan zijn de notarissen er nog erger aan toe dan menige schooljongen wiens driemaandeiijksch getuigschrift door drievier of vijf leermeesters wordt opgemaakteen vierschaar van zeven mannen zal jaarlijks aan de fiegeering bericht geven „over het gedrag en de handelingen" van ieder notarisen dat nog wel na ingewonnen rapport van „de kan tonrechters en ontvangers der registratie." De minste klerk op een publiek of particulier kantoor kan niet zoo scherp gecontroleerd worden en aan zooveel on aangenaamheden worden blootgesteld als de heeren Sannes, Moll en Bodaan voor de notarissen verlangen, want men moet in het oog houden, dat de controle van justitie en ambtenaren der registratie toch blijven bestaan en deze laatsten maken het menig notaris lastig genoeg, dank zij de lieflijke registratiewetgeving. Door rege ling van het toezicht op de wijze als is voorgesteld, zou het notarisambt in de oogen van het publiek nood zakelijk zoodanig worden vernederd dat het weldra öf geheel zon moeten worden afgeschaft en hervormd wor den tot een bezoldigd staatsambt. Trouwens het geheele ontwerp moet noodzakelijk strekken tot vernedering van het notariaat er is geen enkele bepaling voorgesteld, die het zou kunnen ver heffen of veredelen. Het treurige getuigenstelsel, dat voor verreweg het grootste deel van het publiek een grief isoiadat het geen enkele verkeerde handeling kan voorkomen en slechts strekt om de zaken van de cliënten op straat te brengen, wordt niet alleen gehand haafd maar nog uitgebreid in dien zin n.l., dat voortaan ook vrouwen getuigen zullen kunnen zijn en zelfs de huisbedienden van den notaris. Verbeeldt u de notarissen zullen eenvoudig hun knechts en meiden als getuigen kunnen nemen en dat moet een waarborg heeten voor de waarheid van den inhoud der akten I Vernederender nog dan al het vorige is het voorstel om ten aanzien van de kassierderij de notarissen een voudig buiten de wet te plaatsen. Wil men eenvoudig verbieden dat de notarissen zich met dergelijke zaken ophouden dit is althans een te verdedigen Btelsel hoewel het getuigt van volkomen onbekendheid met den toestand vooral ten platten lande, waar het zeer moeielijk zou zijn voor het publiek indien de notarissen alle geldzaken moesten laten varen maar te zeggen pas op, want als je een notaris geld leent, heb je geen recht zelfs om het terug te vorderen, is de notarissen in zekeren zin burgerlijk dood verblaren. lal van bedenkingen zijn op meer ondergeschikte punten te maken doch de grieven tegen de voornaam ste beginselen in het ontwerp neergelegd en ontwik keld moeten algemeen de overtuiging vestigen dat dit ontwerp noch in het belang van het notarisambt noch in dat van het publiek is. De regeering zal wel iets beters kunnen verkrijgen dan dit voorstel, dat, veel te breed uitgeplozen toch nog lijdt aan onduide lijkheid en zelfs in strijd is met de beginselen van co dificatie daar er artikelen in voorkomen die er niet in hooren. 't Is waarlijk jammer, dat zooveel werk geen beter vruchten draagt. Den 19 zijn te Heiloo tot onderwijzeressen be noemd mej. A. Heemskerk te Oudesluis en S. R. ter Haar te Kolhoru. „Toch is het jammer, dat hij geen militair gebleven ishij zag er zoo flink uit in zijn nauwsluitenden rok met het gouden snoer over de borst. Ik zou hem graag eens uitgeschilderd hebben maar „Gij hadö het te druk met uwe stillevens, mijn waarde, wij weten het al", viel Pringsberg hem spottend in de rede. „Maar zie eens daar komen Waldau en Menken zij blijven bij Rahlow staan o dat geeft een scène let eens op Waldau wil zeker vol doening vorderen voor het R-artibel." Aller blikken wendden zich in de aangeduide rich ting maar de assessor vergiste zich tot eene „scène" kwam het niet. Waldau was vlak voor den reporfer gaan staan. „Ik wilde u gaarne een oogenblik alleen spreken", zeide hij op zachten toon tot Rahlow. „Wilt gij de goedheid hebben mij naar gindsch kabinet te volgen Rahlow stond op hij was bleek gewordenwant hii zag vooruitdat hot tot eene heftige woordenwisseling komen zou. Toch behield hij zijne bedaardheid. „Met genoegen", antwoordde hijen Pringsberg en zijne vrienden zagen hem tot groot leedwezen der kleine „babbelclub" achter de deur van het steeds gereserveerde kabinet verdwijnen. Menken had hen gegroet, doch aan een ander tafeltje plaats genomen. Waldau keek den reporter een oogenblik ern stig aan. „Het met R aangeduide artikel in het nummer van heden van uwe courant komt uit uwe pen, niet waar begon hij. „Ik heb geen reden om het te loochenen." Een gloeiend rood overdekte plotseling Elimar's galaat hij stak de handen in de zakken van zijne overjas en trad eene schrede achteruit. „En wilt gij ook de goedheid hebben mij te zeggen welk doel gij met dit schandelijke stuk hebt „Geen ander, dan om mijne lezers te onderhouden." „Op m ij n e kosten mijnheer Rahlow op m ij n e kostenOf gelooft gij nietdat de geheele wereld nu reeds weetwie die Elimar en wie die Ilona van uwen interessanten roman is?" „Dat betwijfel ik ik begrijp evenwel in het geheel niet, mijn beste vriend „De duivel is uw vriendmijnheer", riep Waldan woedend„i k verlang uit uwen mond dergelijke vertrouwelijke benamingen niet meer te hooren LuisterIn het nummer van morgen zult gij om mijnen goeden naam en dien van de dame die gij gecompromitteerd hebt weder geheel van alle smet te zuiveren de vandaag opgedischte geschiedenis woord voor woord terugnemen Rahlow trad verschrikt achteruit. „Verlang alles van mij, mijnheer Waldau, slechts dat nietriep hij bijna smeekend. „Dat zou mij mijne betrekking, geloof mij, mijne broodwinning, mijne toekomst kosten Ogij weet niethoe de uitgever van onze courant ons zijne redacteurs tyranniseert Eene herroepingeen dementi en ik ben mijne be trekking kwijt en kan gaan bedelen! Zie eens, mijnheer Waldau het artikel is immers volstrekt niet zoo erg wanneer gij mij daarom wildet aanklagen, dan geloof ik waarachtig, dat ik zou worden vrijgesproken „Ik u aanklagen Om daardoor de babbelzucht nog meer voedsel te geven Ik weet waarlijk nietwaar voor gij mij eigenlijk houdtmijnheer Rablow 1" „Maar laat die geheele geschiedenis dan toch rusten Ik geef toe dat ik met het noemen der namen een beetje voorzichtiger had kunnen zijn maar toch mijnheer Waldau geloof mij, over drie dagen spreekt geen mensch meer over de geheele zaak In drie dagen is alles reeds vergeten ik ken het publiek „Dus weigert gij mij het dementi, de eenige voldoening, die ik recht heb van u te vorderen, daar ik u niet gerech telijk vervolgen k a n en niet met u duelleeren wil?" „Mijnheer Waldau ik moet mijne toekomst staat op het spel „En de m ij n e En die der dame Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1