No. 44*. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885. Grondwetsherziening. ZONDAG 12 APRIL. Prijs der gewone Advertentiën: TWEEDE BLAD. Troonopvolging» &nitenlAtib ALKIAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele rijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COS TEE ZOON. Bij koninklijke boodschap van 18 Maart 1.1. heeft de Eegeeriug twaalf ontwerpen van wet ingediend tot het in overweging nemen van voorstellen tot verandering in de Grondwet. Na al hetgeen omtrent de noodza kelijkheid van Grondwetsherziening in het algemeen reeds in de Staten-Generaal is gezegd onthoudt zij zich wijselijk van breede beschouwingen daaromtrent. Op haar voordracht werd de staatscommissie benoemd, die verslag heeft uitgebracht van het haar opgedragen onderzoek van welke bepalingen de Grondwelsherz.e- ning noodzakelijk en thans raadzuam is. Omtrent de hoofdpunten herinnert de Eegeeriug thans alleen hoe de ondervinding heelt geleerd dat te zeer beperkende bepalingen der Groudwet eenige algemeeu gewenschte verbeteringen van het kiesrecht en, wegens het verband daarmede van de belastingen zoowel als van de de fensie en de rechtspraak tegenhouden of belemmeren. Zij wijst er op dat ook buiten het gebied van die ge wichtige belangen de ervaring leemten in sommige grondwettelijke bepalingen heeft aangetoond b. v. het gemis van voorschriften omtrent den staat van oorlog en beleg en dat de voorzichtigheid gebiedt, de onduide lijkheid van andere bepalingen weg te nemen. Niet zonder reden meent de Eegeering ten slotte dat het de naudacht zal trekken dat van sommige deelen der Grondwet geen wijziging is voorgesteldbepaaldelijk niet van Hoofdstuk X, dat onder anderen de bekende bepalingen omtrent het onderwijs bevaten evenmin van Hoofdstuk XI dat na aanneming van de wetsont werpen, waarbij de wenschelijkheid wordt uitgesproken van het in overweging nemen van voorttellen tot ver andering der Grondwet, ontbinding der Kamers en twee derden der uitgebrachte stemmen in de nieuwe Kamers voor de aanneming dezer voorsteilen vordert. De Ee geering is niet overtuigddat verandering van deze hoofdstukken door de noodzakelijkheid of door een blijkbaar staatsbelang wordt geëischt. Omtrent art. 194, de bepalingen omtrent het onderwijs verklaart zij dat het, juist opgevat, voldoende ruimte van beweging aan den gewonen wetgever laat. Wij zijn het om trent dit laatste punt met de Eegeering eens, maar vreezendat anti-revolutionairen en katholieken niet van hetzelfde gevoelen zullen zijn. De veranderingen, die de Eegeering in het eerste Hoofdstuk der Grondwet voorstelt bevatten niet veel meer dan het wegnemen van onduidelijkheden en enkele wijzigingen van minder belang, die wij hier met stil zwijgen kunnen voorbijgaan. De eerste afdeeling van het tweede Hoofdstuk regelt de troonopvolging. Inder daad geen onbelangrijke zaak. Toch heeft de Eegeering geen reden gevonden, daarin eenige wezenlijke verande ring te brengen; alleen de vorm is verbeterd, ten einde verschil van opvatting en de moeilijkheden, die daaruit misschien te eeniger tijd zouden kunnen voortvloeien, te voorkomen. Art. 21 dat in zeker geval de zuster van wijlen Koning Willem I en hare wettige nakomelingen tot den troon riep vervalt om de zeer eenvoudige reden, dat deze Prinses reeds sinds lang is overleden en er van haar geen afstammelingen bestaan. Overigens is het stelsel behouden dat in 1815 is aangenomen en dat in de eerste plaats de Kroon opdraagt aan Z. M. Willem ErederikPrins van Oranje-Nassau (wijlen Koning Willem I) en aan zijne afstammelingen, bij voorkeur aan den naannelijken tak en eerst bij gebreke daarvan aan den vrouwehjken tak steeds bij recht van eerstgeboorte en representatiegelijk het in de be staande Grondwet, doch niet altijd even duidelijk, is omschreven maar voor het geval dat geen afstamme lingen van dien vorst in leven zijn tot de nakomelin gen van Prins Willem V en Prins Willem IV, den eersten erfstadhouderopklimt. Door het overlyden der zuster van wijlen Koning Willem I Prinses Fre- derika Louisa Wilhelmina van Oranje, douairière van wijlen Carel George August, Erfprins van Brunswijk Luxemburg en bet ontbreken van afstammelingen van deze Prinses kan ergelijk wij reeds opmerkten, van andere nakomelingen van Prins Willem V, dan die van zijn zoon wijlen Koning Willem I, geeu sprake meer zijn. Bij gebreke echter van nakomelingen van deze vorstin gelijk inderdaad het geval is bepaalt de Groudwet, dat het erfrecht op den troon overgaat op bet wettig mannelijk oir eener doebter van Prins Willem IV, wijlen de Prinses Carolina van Oranje, zuster van wijlen Prins Willem V en gemalin van wijlen den Prins van Nassau Weilburg. Deze bepaling is door de Staatscommissie en thans ook door de regeering behoudenondanks de bezwaren die er van verschillende zijden tegen waren ingebracht. Zoo wenschte de hoogleeraar Buys dit artikel geschrapt te zienten einde dan het erfrecht te be perken tot de nakomelingen van Willem I. „Naarmate WÜ den toestand meer nabij komen, voor welken art. 22 geschreven werd" aldus schrijft hij „krijgt ook de vraag meer beteebenis, of het daar gegeven voor schrift werkelijk met het belang van den Nederland- schen staat strookt, en of de omstandigheid, dat vreemde vorsten van vrouw's zjde afstammelingen zijn van Prins Willem IV, eene voldoende reden is, om die vorsten misschien niet enkel van onzen staat maar ook van onze dynastie geheel vervreemd, on Ier sommige omstandig heden onvoorwaardelijk tot de rogeering te roepen.'t Is waar, mocht het noodig zijn, een ongeschikten troonop volger te weren, dan zou men met toepassing van art. 23 nog altijd bij machte zijn, om verandering te brengen in de erfopvolging. Maar wijziging van het door de Grondwet gegeven recht is eene uiterst moeielijke zaak, te moeielijker naarmate het oogenblik, waarop dat recht Zou moeten worden toegepast, meer nabij ligt. Waarom zich doelloos aan die moeieiijkt.eid blootgesteld en niet liever voor den wetgever het recht bedongen, om, ais de nakomelingen van ons vorstengeslacht immer geheel mochten ontbreken, de nieuwe dynastie in volle vrijheid te kiezen. Uit den aard der zaak zouden bij die keuze de verdere nakomelingen van onze stadhouders mede het eerst in aanmerking komen, maar iets anders is het, aan deze de kroon op te dragen, omdat men van hunne geschiktheid voor die taak overtuigd is, iets anders, dit te doen, omdat de Grondwet het beeft voorgeschreven." Zoo is het inderdaad. Wanneer een Prinses eenmaal tengevolge van haar huwelijk met een vreemden vorst haar vaderland verlaat, dau zullen reeds haar kinderen, in den vreemde opgevoed, vreejmd blijven aan het vader land hunner moeder, onbekend met den aard, de zeden en de taal des volks, en haar kleinkinderen en achter kleinkinderen zullen voor het volk in den vollen zin des woords vreemdelingen zijn. Er is geen band meer, die beiden verbindt. Gevaarlijk is het ongetwijfeld, aan deze vreemde vorsten in sommige gevallen een recht op den troon te geven, met de bevoegdheid, uitsluitend aau den koning te verleenen, om een wetsvoorstel in te dienen, teneinde den aangewezen troonopvolger voorbij te gaan en een ander aan te wijzen. Niet alleen zou dit aanleiding kunnen geven".-.» allerlei kuiperijen, waarbij de invloed van vreemde mogendheden zich sterk zou kunnen doen gelden en gevaarlijke verwikkelingen niet tot de onmogelijkheden zouden belmoren, maar de koning zou, juist om dit te vermijden, het wellicht beter kunnen achten van die bevoegdheid geen gebruik te maken, of een onverwachte dood des konings zou de toepassing van dit middel, om een ongewenschten op volger buiten te sluiten, onmogelijk kunnen maken. Een lid der staatscommissie, de onlangs overleden Groning- sche Hoogleeraar Teilegen, heeft dan ook in zijn af zonderlijk advies den raad gegeven, aan het huis van Nassau-Weilburg, thans reeds geheel en al vreemd aan het Nederlandsche volk, niet langer een recht op den troon toe te kennen, en daarenboven geen onbeperkt erfrecht aan de vrouwelijke lijnen van het Huis van Oranje-Nassau te verzekeren. Volgens de tegenwoordige bepalingen der Grondwet wordt voor dat recht als voor waarde gesteld, dat de troonopvolger moet geboren zijn uit een huwelijk, waartoe de Staten Generaal toestem ming hebben gegeven. Dit heeft ten aanzieD van de buitenlandsche Pr nsen en Prinsessen geen plaats gehad, ook niet met die uit het Huis van Nassau-Weilburg. Zij zouden dus daardoor alreeds zijn buitengesloten maar meermalen is de vraag geopperd, of men wel mag aannemen, dat deze voorwaarde met het oog op de buitenlandsche Prinsen en Prinsessen is geschreven, daar men in dat geval immers van het Huis van Nassau- Weilburg iu 't geheel geen melding had behoeven te maken, en, mocht dit geacht worden wel het geval te zijn, of dan een latere goedkeuring van het huwelijk het bezwaar niet zou kunnen opheffen. Thans stelt de regeering inderdaad voor, dat voor een Prins of Prinses uit een ander stamhuis latere erkenning van een huwe lijk, bij de wet, in plaats van voorafgaande goedkeuring kan treden. Wordt dit aangenomen dan kunnen een vrij aanzienlijk getal vreemde Prinsen en Prinsessen voor den troon in aanmerking komen. De heer Tellegen noemde thans reeds twee uit het Huis van Saxen- Weimar, drie uit het Huis van Eeuss, zes Deenscbe Prinsen en Prinsessen, drie kinderen van Prins Albert van Pruisen, ééne Prinses van Mecklenburg-Schwerin en drie Prinsen en Prinsessen van Meiningen. Hij zou er daarom de voorkeur aan geven, het erfrecht in de vrouwelijke lijn alleen toe te kennen aan al de afstam melingen van den laatsten koning en aan al de Prin sessen van Oranje en hare afstammelingen in den eersten graad. Mochten deze ontbreken, dan zou hij den troonopvolger willen doen benoemen door de Staten- Generaal. Inderdaad verdient dit denkbeeld ernstige overweging. Te recht wordt thans voorgesteld te bepalen dat afstand van de kroon voor de troonopvolging dezelfde gevolgen heeft als overlijden, de tegenwoordige Grond wet zwijgt op dit punt. Eindelijk bepaalt de Grondwet, dat de koning geen vreemde kroon kan dragen behalve die van Luxemburg. De staatscommissie stelde voorzichtigheidshalve voor er bij te voegen: „De kroon van Luxemburg, eenmaal aan een ander dan den koning der Nederlanden ver vallen, kan niet weder gelijktijdig met die der Neder landen worden gedragen." Ten onrechte heeft de re geering deze bijvoeging niet overgenomen. BELGIE. De man die het rijtuig in den konink lijken stoet aangevallen heeft is gebleken aan gods dienstwaanzin te lijden. Na het breken der glasruit van het rijtuig, uitte hij eenige onsamenhangende woor den. Na zijne aanhouding moest de politie hem binden. De Koning en de oostenrijksehe kroonprins werden door de menigte zeer luid toegejuichttoen zij van de wapenschouwing terug kwamen. Des avonds woonde de koninklijke familie de gala-voorstelling in den schouwburg bij. DUITSCHLAND. Prins Bismarck heeft met zijue huisgenooten de Paaschdagen doorgebracht op het hem geschonken landgoed Scbönhausen. De duitsche bladen toonen zich ingenomen met den afloop der ministeriëeele crisis in Frankrijk, vooral omdat de heer de Freycinet, wiens gematigdheid bekend is en van wien men verwacht, dat hij de goede verstandhou ding tusschen Frankrijk en Duitsehland zal blijven be vorderen, minister van buitenlandsche zaken is geworden. Over den heer Brisson, den nieuwen minister-president, laten zij zich weinig uit zij bepalen zich hoofdzakelijk tot de opmerking, dat hij vermoedelijk jegens Duitseh land in de voetstappen zijner voorgangers treden zal daar hij hoewel juist niet duitschgezind toch nooit l et drijven der op wraak bedachte partij aangemoe digd heeft. FBANKKIJK. De bekende Eochefort schrijft om trent de nieuwe ministers o. a. het volgende. Henri Brisson braaf burger van Bourges en van karaktor. Vijftig jaren oud. Gelaatsuitdrukking weinig scherp rok zwart das wittaal kleurloos. Van ouds bekend als ernstig en bedaard een naam ongetwijfeld aan het opzettelijk onderdrukken van eiken lach of zelfs glimlachje te danken. Sedert den 3 November 1883 president der Kamer, vlassende op het president schap der Eepubliek en daarom afkeerig van dat des Kabinets. De Freycinet. Uitstekend ingenieur bekend onder den bijnaam van de Witte Muis, fijngevoelig en schroom vallig in 1870 werkte hij de plannen voor de lands verdediging, in 1876 die voor het spoorwegnet uit. Af gevaardigde, Senaatslid, herhaaldelijk minister. Hij is beducht voor verantwoordelijkheid en vat de teugels van het bewind alleen op om ze te laten g ippea en wan neer hij ze laat glippen koestert hij reeds de hoop om ze weder op te vatten. Allain Targé ging na onder het Keizerrijk rechterlijk ambtenaar te zijn geweest over in het groote ministerie. Bondgenoot van Ferry want hij is Karei Ferry's schoon vader. Vroeger voorstander van Barodets candidatuur, gemeentelijke zelfstandigheid afschaffing der begrooting van eeredienst en beuoeming der rechters door de kiezersheeft hij sedert wat water in zijn wijn gedaan, te opmerkelijker, omdat zulks bij hem niet zooveel voorkomt. Goblet is het schrikbeeld der Eepublikeinsebe Unie. Vóór drie jaren werkte hij met den heer de Freycinet samen en struikelde toeu over het vraagstuk der Pa- rijsche mairie. Uitstekend redenaarhelder en beslist. CampenonLewals voorgangerwelbekend wegens zijne in het duister gehulde deportatie-geschiedenis. Tot zijne eer zij gezegd dat hij liever zich van den Tonkinees Ferry scheidde, dan het loger nog dieper in onzekere avonturen te wikkelen. Sedert 4 September 1870 zijn 120 ministers opge treden en wegens het herhaaldelijk optreden van som migen zijn ongeveer 160 benoemingen tot minister geschied. De prefect der Seine, de heer Paubelle, heeft ontslag genomen. JAPAN. Als gevolg van den opstand te Seoul is mot Korea het volgende verdrag gesloten „1° De regeering van Korea zendt aan die van Japan schriftelijke ver ontschuldiging. 2» Zij betaalt f 281.000 schadevergoe ding aan de gezinnen der bij den opstand omgebrachte of gekwetste japanneezen. Bovendien stelt zijdejapan- sche handelaren schadeloos, wier winkels bij die gele genheid geplunderd of beschadigd zijn. 3° De moorde naars van kapitein Isobayashi worden in hechtenis ge nomen en overeenkomstig de beteekenis van hun mis daad gestraft. 4° De gebouwen van het japansche gezantschap en consulaat worden op kosten van Korea hersteld, dat daarvoor de materialen levert en f 50.000 voor den herbouw. 5° Op een terrein grenzende aan het huis van het japansche gezantschap, moet eene ka zerne voor de japansche soldaten gebouwd gelijk in in 1862 overeengekomen is. Binnen drie maanden moeten verschillende sommen zijn uitbetaald. De moordenaars van genoemden kapitein moeten binnen twintig dagen gestraft zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 5