No. 52.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
V R IJ D A G
1 M E I.
ONZICHTBARE HANDEN.
Prijs der gewone Advertentiën
©ffwiëtl ©cbcclte.
fómtcntanb
FEÜILLEITON.
1LKMA4RSCHË COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag", Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; Iraneo door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS-
TER ZOON.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast
krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande verlofgangers
zich tot bijwoning der oefeningen bij hun korps aan te melden
op den dag hieronder vermeld, 's namiddags voor 4 uur, als volgt:
5 Mei 1885 4e regiment vesting-artillerie, te Helder, lich
ting 1883 JAN VOLKERS en ANTHONIUS JOHANNES
ZENTVELD.
De opgeroepenen hebben recht op vrij transport naar hun
korps en op een daggeld van 25 centen een en ander tijdig
ter gemeente-secretarie aan te vragen.
AlkmaarDe Burgemeester voornoemd
29 April 1885. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat G. BOUMA kastelein
wonende aldaarhun heden vergunning gevraagd heeftden
verkoop van sterken drank in het klein, in het gebouw, ge
naamd „Diligentia" aan de Gedempte Nieuwesloot, No. 11, te
mogen voortzetten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
28 April 1885. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat zij in hunne op heden ge
houden vergadering ingewilligd hebben het verzoek vanChr. BAK
KER goud- en zilversmid aldaar, om vergunning tot het ves
tigen eener goud- en zilversmederij in het perceel aan de
Boterstraatwijk A No. 20.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
28 April 1885. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
vestigen de aandacht der ingezetenen op den inhoud van de
hierna volgende artikelen der politieverordening op de ge
bouwen straten pleinen enz. van^ December 1881, iui,jen{je
18 Januari 1882,
als volgt
Art. 57. Niemand mag elders dan vóór zijne woning en niet
dan tusschen 6 en 10 uur des morgens, op straat karpetten,
loopersmattentafelkleeden of andere niet bij het volgend
artikel genoemde voorwerpen uitslaan of uitkloppen.
Art. 58. Tapijten of vloerkleeden mogen op straat uitsluitend
worden uitgeklopt op plaatsendoor den burgemeester daartoe
aangewezen.
en verzoeken de naleving dier bepalingen tot voorkoming
van de gestelde straffen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
30 April 1885. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
BELGIE. De Kamer nam den 28 met algemeene
stemmen het besluit aan waarbij de Koning gemachtigd
wordt, om als Souverein van den Congo-Staat op te
treden. Den 29 werd bet wetsontwerp, waarbij rechten
op vreemde suiker met 5 p.et. verhoogd worden, insge
lijks aangenomen.
ENGELAND, De ondervinding in dit rijk heeft ge
leerd, dat alleen de 3e klassereizigers voor de spoorweg
maatschappijen voordeel opleveren; de le klasse reizigers
maken de kosten nauwelijks goed en op die der 2e klasse
wordt verloren. Verscheidene maatschappijen beginnen
de 2e klasse rijtuigen af te schaffen en dat die afschaf
fing nog niet algemeen geschiedt, is al een éfen gevolg
Van de hooge kosten die deze verandering veroorzaakt.
Minister Chamberlain was den 28 des avonds tegen
woordig bij een banket van de Empire-Club en voerde
daar het woord. Na gewezen te hebben op de overal
heerechende bezorgdheid wegens een naderenden strijd,
verklaarde hij dat zelfs een met goed gevolg gevoerde
oorlog voor allen die daaraan deelnamenzulk een
groot ongeluk zou zijn dat eike regeering, die haar
vaderland liefhad, verplicht was, alle mogelijke mid
delen aan te wendenom eene eervolle vreedzame
oplossing van het geschil te verkrijgen. Gelukkig waren
de zakea niet zoo ver gekomen, dat alle hoop op zulk
eene oplossing opgegeven behoefde te worden. Maar
de regeering bevond zich tegenover een opzettelijken
aanval en was genoodzaakt, een beroep te doen op de
trouw en den steun van het Rijk. Hij vertrouwde
dat de eugelsehe democratie hetzelfde geduld, denzelf
den moed en volharding aan den dag zou leggen, welke
in vroegere tijden het anglo-saksische ras onderscheidde.
Hoogerhuis. Den 8 Mei zal een voorstel van
lord Lamington behandeld worden strekkende om te
verklaren dat Engeland's plicht en belang medebren
gen de instemming met de parijsche verklaring van
1856 in te trekken op grond dat die verklaring nooit
door het Parlement bekrachtigd en door de Koningin
goedgekeurd is.
Den 28 werd het wetsontwerp betreffende de egyp-
tische leening bij derde leziDg aangenomen.
Lagerhuis. Minister Gladstone zeide den 27
tot toelichting van de krediet-aanvragedat Soedan
geene belemmering mocht zijn voor de vervulling van
Engelands plichten elders. Wat het krediet voor bij
zondere maatregelen van voorbereiding betreftwaren
allen het eens over de jegens Iudie aangegane verplich
tingen en de te volgen nationale staatkunde. Nadere
inlichtingen konden op dit oogenblik niet gegeven wor
den Engeland was nog niet in oorlog en misschien
was er zelfs geen oorlog op haDden. Het was onmo
gelijk, den graad der gevaren aan te geven, die konden
ontstaan. De regeering had steeds getracht en zou
voortgaan hare beste krachten aan te wenden, om door
vreedzame middelen eene oplossing van het geschil te
verkrijgen. Zij zou trachten, zich tot het einde toe zoo
te gedragen dat zij als ongelukkigerwijs wapengeweld
of eene vredebreuk ten slotte onvermijdelijk mocht zijn,
de vraag, of niet alle billijke en eervolle middelen aan
gewend waren ter vermijding van den oorlog met een
gerust geweten aan het oordeel der beschaafde wereld
kon onderwerpen. Wat zij thans deed, waren voorberei
dende maatregelen. Zij moest 's lands verplichtingen
jegens den Emir vervullen en hem bij de bescherming
zijner bezittingen en rechtmatige aanspraken bijstaan.
De uitvoering van het plan eener grensregeling was
ongelukkigerwijs gestaakt. Zij geloofde dat de schik
king met Rusland van 17 Maart (dat geene der beide
partijen voorwaarts zou rukken) overeenkomstig do eer
en goede trouw was aangegaan en dat zij zou worden
erkend als de heiligste verbintenis tusschen twee groote
mogendheden en dat, mocht er van worden afgeweken,
er tusschen die mogendheden een wedstrijd zou ontstaan
om het vraagstuk grondig na te gaan om de oorzaak
en de schuldige persoon te ontdekken. Hij wist niet
of de regeering reeds met alle feiten bekend was, maar
de bekende feiten gaven een ongunstigen indruk van
eenige handelingen der andere contracterende partij.
Hij wilde evenwel niet vooruitloopen op de uitkomst
van een nauwgezet onderzoek dat de regeering inge
steld wenschte te zien. Hij hoopte, dat het Huis geen
tijd van beraad zou vragen maar door zijne eenstem
migheid aan de wereld het bewijs zou leveren dat het
bereid was de eischen van 's lands recht en eer in te
willigen. Gedurende het uitspreken zijner rede werden
herhaaldelijk luide toejuichingen gehoord.
Den 28 verklaarde minister Gladstonedat de regee
ring geene inlichtingen ontvangen had omtrent een
beweerd gevecht tusschen de russen en afghanen.
Minister Ashley zeide dat er sedert den 24 met de
opstandelingen in Canada niet gevochten was. Zij waren
verdwenen en generaal Middleton zou zoodra mogelijk
verder trekken.
FRANKRIJK. Mej. Dosne heeft aan de akademie
van Marseille het geboortehuis van Thiers ten geschenke
gegeven en een kapitaal waarvan de rentegroot
f 2000, jaarlijks voor het uitloven van een Thiersprijs
zal dienen. Het huis zal ingericht worden voor de ver
gaderingen der akademie.
RUSLAND. Bij den Keizer werd den 28 een ge
heime raad gehouden waarin behalve de leden van den
Raad van State en verschillende officieren vele voorna
me personen tegenwoordig waren. Een voorstel van
den minister von Giersom op eenige kleine punten
in Let afghaansche vraagstuk toe te gevenom aan
Engeland een eervollen terugtocht mogelijk te maken,
werd bijna eenparig verworpen. De heer von Giers
bood daarna den Keizer zijn ontslag aandat deze
echter op dit hachelijke oogenblik weigerde. Staande
het onderhoud van den Czaar met zijn minister werd
het bericht van eene nederlaag der russischo troepen
ontvangen.
Als gevolg daarvan meldt Reuters officezou
de Czaar aan de engelsche regeering eene depeche
gezonden hebben die met een ultimatum gelijk staat
en waarin hij Engeland uitnoodigtom onmiddelyk
te verklarenof het de door Rusland voorgestelde
russisch-afghanische grens aanneemt. Doet Engeland
dit nietdan zou onverwijld bevel gegeven worden,
Herat te bezetten.
40)
Mevrouw Dreyfusz was de eenigedie weinig genot
vond in den aanblik vau deze natuurschoonheden. Zij
was vermoeid en hield den zakdoek voor de oogen
omdat de gloed der kleuren haar verblindde. Zij voelde
ook zoo iets van hoofdpijn in den linker slaap en wees
bijna met verontwaardiging het voorstel van Waldau
van de hand om zich spoedig op weg naar den Rüttli
te begeven vóór de gloeiende middagzon dezen kleinen
toer te vermoeiend maken zou. Daartegen kon men
niets inbrengeü. Ook mevrouw von Sporken scheen
een weinig vermoeiden zoo bleven alleen Lucia en
Elimar die niet verzuimen wilden, de plaats te bezoeken,
waaraan poëzie en sage zulke onvergetelijke herinne
ringen hadden vastgeknoopt.
„De weg is kortmejuffrouw", zeide "Waldau zich
tot Lucia wendende „en in elk opzicht de moeite waard.
Gij zoudt er veel bij verliezen wanneer gij dit schoonste
deel van het Urnermeer geen bezoek bracht."
Lucia zweeg eenige minuten zij wierp eenen snellen,
vragenden blik op mevrouw von Sporken en antwoordde
toen haastig alsof zij zich schaamdedat zij hem zoo
lang op antwoord had laten wachten „Zeker, gij hebt
gelijk mijnheer WaldauTante en mevrouw Dreyfusz
kunnen hier uitrustenterwjjl wij de wandeling naar
den Rüttli doen." Zij keek nog eens naar het bloeiende
landschap rondom haar en wierp toen eenen uitvor-
schenden blik naar de lucht. Ik hoopdat de don
kere wolk daarginds wel de goedheid zal hebben zich
boven onze hoofden te verdeelen", ging zij schertsend
voort„het zou toch onaangenaam zijn wanneer ons
een stortbui verraste."
Mevrouw Dreyfusz zocht naar haar tooneelkijker zag
naar het grauwe wolkje in het westen en gaf ook hare
bezorgdheid te kennen. „De Föhn*), die in deze streek
beerschte kon men niet recht vertrouwen hij kwam
plotseling een met de gewone hevigheid van eenen
storm in het gebergte men moest dus voorzichtig zijn,
en een waarschuwend voorbeeld aan haren man en
zijn kiespijn nemen.''
Lucia glimlachte over de bezorgdheid der voorzichtige
dame en Elimar was onuitputtelijk in het betoogen
dat een storm bij den hoogen barometerstand eene
onmogelijkheid was. Ten overvloede deed Lucia nog
eenen wollen doek omtoen namen beiden afscheid
en begonnen bunne wandeling.
Zij liepen flink door naast elkander, en de menschen,
die hen ontmoetten bleven Btaan en zagen hen na en
bewonderden het schoone paar, den slanken blonden man
en de sierlijke meisjesgestalte, met de prachtige zwarte
oogen. Zij spraken eerst geen woord en toch was
er veeldat zij elkander zoo gaarne hadden willen
toevertrouwen.
Lucia was plotseling angstig geworden. Een on
willekeurig gevoel van onrust had haar aangegrepen
het was de vrees alleen te zün in het groene woud
op de eenzame rots, met den man, die haar liefhad.
Hij beminde haarLucia wist dit reeds lang
Doch ook Elimar's hart klopte in bange verwachting.
Toen zij de eerste boomrijen achter zich haddentoen
zij onder het gebladerte traden waar de wind ruiscbte,
toen had een droomerig zoet verlangen hem onweder-
staanbaar aangegrepen. Het zou hem onmogelijk ge
weest zijn, een dier zoutelooze gesprekken te beginnen,
waarmede men gewoonlijk een onderhoud inleidthij
had wel willen jubelenof zwijgend neerzinken tot
een gebed om liefde.
Buiten bet gefluister van den wind en het gezang
der vogels liet zich niets rondom hen hooren. Het
was Elimar, alsof hij het knetteren van het gras hoorde,
dat zich onder den kleinen voet van Lucia boog. Het
Warme zuidenwind.
ruischen van haar donker kleed klonk hem als muziek
in de ooren ieder harer bewegingen voelde hij mede.
Zij had de ocgen op den grond gevestigd en zag er
nadenkend uit aan wien dacht zij welen aan wat?
Er bestaat een graad van liefde die niet aitijd in
den toenemenden hartstocht der zinnen haar uitgangspunt
vindteen soort geestdriftdie geheel en al idealisme
en dweeperij is. Zoo was het ook bij Elimar. De
adem van den wind die hem langs de wangen streek,
riep hem toe: „Heb haar lief, heb haar lief!" De
vogel op den tak van eenen boom riep hettusschen
het ruischen der bladeren klonk het in zijn oor en op
het stukje blauwe luchtdat door de boomtoppen
scheen, stond het geschreven: „Heb haar lief, heb
haar lief!" En „heb haar lief, heb haar lief 1" klopte
ook zijn eigen hart en toch vonden zijne lippen niet
den moed, om dit „ik heb je lief!" uit te spreken.
Een luid en jubelend gezang uit forsche mannen-
keelen klonk den wandelaars in het oor. Om eenen
bocht van den wegdie hier steiler naar boven ging
kwamen nu drie jonge mannen gearmd te voorschijn
den hoed in den neken met hoog rood gekleurde
gezichten. Zij zongen allerlei volksliedjes „Jetzt gang
i an's Brünnele", en „Musz i denn" en anderen en
de echo weerkaatste dit honderdvoudig.
Die vroolijke knapen wekten Elimar uit zijne over
peinzingen. Nu opeens bemerkte hij, welk een stil,
weinig onderhoudend cavalier hij geweest was. Wat
moest zij wel van hem denkendat hij haar oogen-
schijnlijk zoo weinig opmerkzaamheid geschonken had.
Zoo weinig O Godof zij wel begreepdat iedere
zijner gedachten aan haar en geheel alleen aan baar
gewijd was
Elimar vond spoedig den ongedwongen toon terug
ofschoon het hem moeielijk viel. Hij praatte over
allerlei en het viel hem niet eens op dat ook Lucia
stiller en nadenkender geworden was.
Wordt vervolgd.