No. 56.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
ONZICHTBARE HANDEN.
10 M E I.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer beslaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
Grondwetsherziening.
Kiesrecht naar do belasting of naar de
huurwaarde van de woning
FEUTLiLETOKr.
CO II RAM.
Per regel f 0,15. Groote letters! naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
ALKMAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
De Staatscommissie isgelijk reeds is opgemerkt
van meening dat de regeling van het Kiesrecht een
zaak van te groot belang is om haar aan den gewonen
wetgever over te latenomdathoewel het gevaar
„zeer zeker voorshands uiterst gering" ishet toch
„denkbaar" is dat de wetgever in bewogen tijden
„onvoorbereid" voor den aandrang der voorstanders
van het algemeen stemrecht zou zwichten of dat een
bovendrijvende partij het stemrecht te veel zou gaan
beperken om zich staande te houden. Om deze „denk
baarheden" te voorkomen wil de commissie het stem
recht in de Grondwet geregeld hebben en stelt zij
zells twee regelingen voor waarvan de eerste at hankelijk
is van het bestaan eener rijksbelasting die geheven
wordt ter zake van de bewoning van een huis zooals
de personeele belastingen de tweede bestemd zou
zijn omwanneer geen belasting van dieu aard meer
geheven mocht worden de eerste regeling te vervangen.
Geen gelukkige regeling inderdaad Wil men het
kiesrecht in de Grondwet regelen dau gaat het niet
wel aan die regeling afhankelijk te maken van het
bestaan eener belasting die door den gewonen wet
gever kan worden afgeschaft. Waar toch blijft in dat
geval de grondwettelijke waarborg tegen „de wisselende
meerderheid" in de Kamers waarvoor de commissie
zoo bevreesd is? Werd het kiesrecht overeenkomstig
het voorstel der commissie in de Grondwet zelve ge
regeld en bij gevolg na ontbiuding der Kamers met
twee derden der stemmen vastgesteld dan zou immers
een gewone meerderheid van stemmen in de Staten-
Generaaï voldoende zijn ooi eenvoudig door do per
soneele belasting geheel aan de gemeenten af te staan
en geen nieuwe rijksbelasting ter zake van het bewonen
van een huis in te voeren terstond de regeling die
def Grondwetgever in de eerste plaats bad vastgesteld
te doen vervallen en de regeling die hij eerst in de
tweede plaat) begeerde, in werking te doen treden.
Maar daarenbovenis het niet allervreemdst en in
strijd met de taak van den Grondwetgever, het kiesrecht
te regelen voor een geval dat zich na verlcop van
vele jaren zou kunnen voordoen Onderstel dat het
voorstel der commissie werd aangenomen en na een
25tal jaren de eerste regeling vervieldan zou de
tweede regeling krachtens de Grondwet zelve onmidde-
lijk tot stand komen ofschoon men dan misschien aan
een andere regeling de voorkeur zou geven. Wil men
al in de Grondwet zelve de grondslagen van het kies
recht vaststellen men gaat toch inderdaad te ver met
bepalen wat na 20 of 30 jaren die grondslagen zul
len zijn.
Maar hoe luidt overigens de tweeërlei regeling die
de commissie voorstelt?
Door te bepalen dat de leden der Tweede Kamer
rechtstreeks worden gekozen door de meerderjarige
mannelijke ingezetenen Nederlandersdie niet bij
rechterlijke uitspraak do beschikking of het beheer
hunner goederen hebben verloren, noch van eenige
rechten zijn ontzetwordt de bestaande toestand ge
handhaafd. De vrouwen worden uitdrukkelijk uitgesloten.
Voorts wordt voor de toekonning van het kiesrecht
gevorderd dat men in de belasting ter zake van de
bewoning van een huis of een gedeelte van een huis
ten volle is aangeslagen en die belading over het
laatst verschenen jaar geheel heeft voldaan. Voor h>m
die op kamers wonen welke niet afzonderlijk in de
belasting zijn aangeslagen wordt de zaak in dezelfde
verhouding geregeld. Alzoo wordt opnieuw een band
gelegd tusschen het kiesrecht en de personeele belas
ting. Men moet in die belasting ter zake van het be
wonen van een huis of een gedeelte van een huis, alzoo
naar de drie eerste grondslagen (huurwaarde, deuren en
vensters en haardsteden) ten volle zijn aangeslagen. Wat
dit beteekent blijkt uit art. 1 der wet van 2-1 April
1843 (Staatsblad No. 15), waarin van de pe soneele
belasting naar de drie grondslagen geheel of gedeelte
lijke vrijstelling wordt verleend. Volgens dat artikel
wordt in de kleinste gemeenten de volle belasting ge
heven wegens woningen en woonhuizen waarvan de
jaarlijksche huurwaarde ten minste f 24,bedraagt
dit bedrag klimt naar gelang van de grootte der gemeen
ten en is voor de gemeenten welker kom 48000 of'
meer zielen telt bepaald op ten minste 100,In
gemeenten van 12000 tot beneden 17000, waartoe Alk
maar behoortwordt volgens deze schaal de belasting
reeds ten volle geheven wanneer de huurwaarde ten
minste 44 bedraagt. Allen die te Alkmaar zulk
een huis bewonen, zouden volgens deze regeling kiezers
worden. Intusschen erkent de commissie, dat de vrij
stelling tegenwoordig in wrhoudiug tot de werkelijke
huurwaarden vee! te laag zijn gesteld. De schaal zou
dan herzien moeten worden, en de commissie stelt voor
in de Grondwet te bepalen, dat de ten volle belastbare
huurwaarde nergens lager zou gestold mogen worden
dan op f 36 of hooger dan op f 300. Naar die ver
houding zou zij bv. te Alkmaar wellicht f 100 kunnen
bedragen. Doch daaromtrent valt niets met zekerheid
te zeggen dat zou afhangen van de nadere regeling
der geheele en gedeeltelijke vrijstellingen, en die zou
later door den gewonen wetgever moeten geschieden.
Reeds aanstonds wordt dus in de Grondwet een andere
regeling der geheele en gedeeltelijke vrijstellingen van
de drie eerste grondslagen der personeele belasting
gebiedend voorgeschreven en wanneer de wetgever
daartoe overgaatzal hij, een onderwerp van belasting
regelendehet oog moeten vestigen op het daarvan
afhankelijke kiesrechthet groote gewicht van dit ou-
44)
„Mag ik ook weten, welker" vroeg de baroD. „Gij
kent mijne positie in deze zaak en weet ook dat ik
eens diplomaat was. Diplomaat en politie-beambte
is dat niet hetzelfde Gij kunt mij vertrouwen mijn
beer von Hölgen ik zal voorzichtig zijn."
„Daarvan ben ik o ituigd, mijnheer von Menken, en
ik zie er ook geen b zwaar in, u, hetgeen ik weet,
mede te deelen. Wij hebben den schrijver van die
anonieme aanklachtdie korten tijd na den schijn-
diefstal bij den kapitein bij mij bezorgd werd, ontdekt.
Gij herinnert udat daarin beweerd werddat de
kapitein gewichtige familiepapieren in zijn brandkast
gesloten bad
„Zeker, zeker, herinner ik me datHet was de waar
heid de briefschrijver moet met het geheim van de
geboorte van mejuffrouw von Hackert bekend ge
weest zijn."
„Dat moet wel. Nu de bewuste aanklacht was
aan mijn persoon gericht en mij door eenen kruier
gebracht. De schrijver scheen echter met de gevolgen
ervan niet tevreden te zijn, tenminste tien dagen later
ontving ik een tweeden brief, waarin nog beslister dan
tevoren beweerd werddat uit de nalatenschap van
den kapitein familiedocumenten van groote waarde
gestolen waren. De handteekening onder dit tweede
Bchrijven was dezelfde als de eerste, evenals de kruier,
die het bracht. Ditmaal liet ik den man niet zoo
spoedig meer los, ik ondervroeg hem. Hij zeide mij,
dat zijne standplaats aan den hoek der Charlottenstrasse
was vóór het hotel de Rome hij vermoedde dat de
heer die hem de beide brieven ter bezorging gegeven
hadin het genoemde hotel logeerdewant hij ging
bijna dagelijks bij hem voorbij. Overigens geloofde de
kruier, dat die heer, toen hij hem ten tweede male
dezelfde boodschap liet doen, hem niet herkend bad.
Nu was het gemakkelijk, onzen onbekende uit te vin
den. Een politieagent posteerde zich den geheeleu
dag naast den kruier vóór het hötel de Rome en lette
op eiken voorbijganger; een der eersten, die 's morgens
het hotel verlieten, werd door den kruier als den aankla
ger herkend. De politieagent natuurlijk in burgerklee-
ding liep vlug naar den portier van het hotel
presenteerde hem een aan de zaak te ofleren sigaren
koker en beweerde dat de heer, die zooeven het hotel
verlaten hadom dadelijk daarop met eene vigilante
verder te gaan dezen verloren had hij verzocht den
naam en het adres van den vreemdeling te mogen we
ten want hij rekende op eene belooning. De laatste
kreeg hij nu wel is waar nietmaar toch hoorde hij
hoe de geheimzinnige vreemdeling heette."
Menken zag op. „En vroeg hij.
Hölgen bladerde in een der dikke folianten die
voor hem lagen. „Wacht een oogenblik ha, daar is
de naam Giulio Cadama onderwijzer te Rome van
16 Eebruari tot 23 Maart woonachtig in Hotel de Rome,
daarna op eene gemeubileerde kamer Dorotheënstrasse
287."
Menken sloeg zich voor het voorhoofd. Had hij niet
van Dreyfusz gehoord dat een Italiaan van dezen
javan dezen naam bij mevrouw van Hilgersdorf
aan huis verkeerde
„Ik heb den man eenige weken lang laten nagaan,"
ging de commissaris voort„zijn gedrag was echter in
geen enkel opzicht verdacht natuurlijk" en mijnheer
von Hölgen glimlachte weder, „alleen in de beteeke-
nisdie wij politiebeambten daaraan hechten! Hij is
overigens dikwijls in gezelschap gezien van mijnheer
Rahlow, wiens naam ons hier aan de Molkenmarkt
wel bekend isen zoo is dus de oorsprong van het
artikel in de courant van heden licht te verklaren.
Voor u beste baron of liever voor uwe zaak schijnt
mij die Signor Cadama een gevaarlijk persoonw ij
afseheidel'jk gevolg zal den doorslag geven. Geen
wonder, dat twee leden der commissie zelve de heeren
Teilegen en Asseren met hen de regeering tegen
deze regeling bezwaar hebben en voorstellen zich te
bepalen tot de regeling die de commissie in de tweede
plaats wil invoeren voor het geval dat de eerste rege
ling door de afschaffing van de rijksbelasting naar de
huurwaarde van het bewoonde huis mocht vervallen.
Voor dat geval wil de commissie het kiesrecht af
hankelijk gesteld hebben van de huurwaarde der woning
of hot gedeelte daarvan, dat men krachtens eenig per
soonlijk of zakelijk recht (dus niet als gunst of bij wijze
van onderstand) in gebruik heeft, met bepaling, dat de
minste huurwaarde die kiesrecht geeftnergens lager
dan op f 52,of hooger dan op 300,mag gesteld
worden. De Regeering neemt dit voorstel in hoofdzaak
over. Het heeft al aanstonds het voordeeldat elke
band tusschen de regeling der belasting en die van het
kiesrecht wordt weggenomen. De Regeering verheugt
zich in het bezit van betrouwbare gegevens over de
huurwaarde van alle woningen in elke gemeente die
na de berschatting der gebouwde eigendommen voor de
gebouwde eigendommen voor de grondbelasting inder
daad zijn verkregen. Onverschillig dus of er van rijks
wege personeele belasting of eenige andere belasting
naar het bewoonde huis wordt geheven zal ieder, die
een huis, een botenhuis, een onderhuis of kamers be
woont waarvan de huurwaarde een zekere som bedraagt,
kiezer kunnen zijn, Nn van elk huis de huurwaarde
opnieuw geschat is zal zeker de schatting der huur
waarde vau een gedeelte van dat huis geen groot bezwaar
opleveren. Eea bezwaar, en een Diet gering blijft
echtei over het verschil der plaatselijke gesteldheid.
Immers in de verschillende gemeenten vertegenwoordigt
dezelfde huurwaarde niet dezelfde mate van welstand,
van „gezetenheid" om het zoo eens uit te drukken,
die men voor het kiesrecht wil eischen is zij Liet in
dezelfde mate het „teeken van vastigheid", dat de
Staatscommissie van 1848 begeerde. De Regeering
wil in de Grondwet verbieden de huurwaarde waaraan
kiesrecht verbonden zal zijn, in eenige gemeente lager
dan 50,(de Staatscommissie had 52,-) of hooger
dan 300,te stellen. De wetgever, die de zaak
later zal regelenkan het minimum hoogeren het
maximum lager stellen, maar steeds zal er tusschen de
beide cijfers een vrij belangrijke ruimte blijven, en voor
elke gemeente zal in verhouding tot de overige ge
meenten de huurwaarde die kiesbevoegdheid geeft binnen
de grenzen van het hoogste en het laagste cijfer be
paald moeten worden. De man die op een dorp in
Gelderland een huis van f 100,'sjaars bewoont, is in
den regel vrij wat meer gegoed dan die te Amsterdam
voor zijn woning f 100,'sjaars betaalt. Kan de
eerste reeds tot de gezeten burgers gerekend worden
wien men het kiesrecht meent te kunnen geven, met den
laatsten zal dit geenzins het geval zijn. En hoeveel
trappen liggen tusschen deze uiterste grenzen Zal
men nu opnieuw, om voor alle gemeenten in ons land
kunnen voorloopig echter niets tegen hem doen, even
als wij stilzwijgend de pikante onthullingen van Rahlow
moeten dulden, zoolang deze niet in de termen van de
wet op de drukpers vallen Kan ik u echter
overigens van dienst zijn, baron dan zal ik u zooveel
als in mijn vermogen staat, helpen daar ik ook levendig
belang in uwe schoone beschermelinge stel Is de
dasspeld het was immers eene parel in eenearends-
klauw die gij bij dien eenigzins gewaagden diefstal
der documenten verloren hebt en waardoor gij eene
ontdekking vreesdet teruggevonden F"
„Tot nu toe nog niet en dat stelt mij eenigzins
gerust. Waarschijnlijk is de speld bij eene andere ge
legenheid verloren gegaanMaar ik houd u
reeds te lang op mijnheer von Hölgen hartelijk dank
voor uwe mededeelingen en wees verzekerd dat ik er
niet dan in de uiterste noodzakelijkheid gebruik van
zal maken. En wanneer er iets gebeuren mocht, dat
mij belang inboezemen kanwees dan zoo goed het
mij dadelijk te doen weten
De commissaris belocfde het, waarop Menken afscheid
nam. Hetgeen hij van Hölgen gehoord had was wei
eene ernstige overpeinzing waard Lucia was in gevaar,
en daarom moest ook h ij weder in het strijdperk treden.
Bij de Gertraudtenbrücke stapte de baron weder in
zijn rijtuig en reed naar Waldau's woning. Hij vond
Elimar reeds thuis de schilder was met den eerBten
trein aangekomen en was juist op het punt eenige
op reis gemaakte schetsen en aquarellen in zijn atelier
te plaatsen toen Menken binnentrad.
De baron was een te goed menscheDkennerom niet
dadelijk op te merken hoe Elimar veranderd was
hoe diens gelaat diepen ernst uitdrukte, zonder dat hij
terneergeslagen scheen. Toch sprak Menken zijn vriend
met een schertsend woord aan.
Tien minuten later zaten de beide vrienden op de
canapé onder eene draperie, aan den wand, van schilden,
speren en andere indische wapens. Elimar stortte zijn
hart uiten Menken zag met verbazing hoe bedaard