No. 67.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
7 JUNI.
Grondwetsherziening.
ONZICHTBARE HANDEN.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
Werkzaamheden van de beide Kamers
en de Rekenkamer.
FEJUrLzljEiTQlXr.
4LKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Don.d0rd.Sg- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Aan den bekenden strijd over de vraag in welken
zin de uitsluiting van geestelijken en bedienaren van den
godsdienst van het lidmaatschap der Staten-Genöraal
moet worden opgevat, wil de Regeering een eind maken
door, in overeenstemming met de Staatscommissie en
met de praktijk, voor te stellen, die uitsluiting te be
perken tot het geval, dat zij werkelijk als zoodanig dienst
doen. Voorts wenscht zij omtrent de wijze van stemming
meer over te laten aan het reglement van orde door
de volstrekte meerderheid alleen voor te schrijven bij
besluiten over zaken en stemmingen over personen voor
benoemingen of voordrachten, die krachtens de Grond
wet zelve moeten geschieden en door te bepalen, dat
de stemming over zaken alleen dan bij hoofdelijke op
roeping en mondeling moet geschieden wanneer éen
der leden dit verlangt. Bij de benoeming van com-
missiën of rapporteurs zouden de Kamers dientenge
volge op andere wijze kunnen kiezen, en het tijdroovend
oproepen van elk lid bij stemmingen over zaken, waar
niemand iets tegen heeft (men denke b. v. aan de vele
wetten tot naturalisatie van vreemdelingen) zou verme
den kunnen worden. Daar ook de Eerste Kamer het
recht heeft, inlichtingen van de Regeering te vragen
stellen Staatscommissie en Regeering voor, haar tevens
het recht van onderzoek (enquête) toe te kennen op
dat zij het licht, dat zij wenscht, evenals de Tweede
Kamer, zal kunnen verkrijgen buiten de Regeering om
en door te hooren wien zij goedvindt. Ook aan de
beide Kamers in vereenigde zitting wordt dit recht
toegekend eyenals het recht om wijzigingen te bren
gen in de haar voorgestelde ontwerpen (het recht van
amendement), dat overigens alleen de Tweede Kamer
bezit en haar niet behoort onthouden te worden, wan
neer zij met de Eerste is vereenigd.
Thans reeds bepaalt de Grondwet, dat de voorstellen
des Konings aan de Staten Generaal worden ingezonden
bij een schriftelijke boodschap „of door een commissie".
Niet de indiening van een voorstel maar de behan
deling de verdediging van het voorstel in de beide
Kamers is echter het werk, waar het vooral op aankomt.
Bij het opstellen en het schriftelijk toelichten van het
wetsontwerp kan de Minister beschikken over alle amb
tenaren en deskundigen die hij moge overigens uit
stekend voor zijne taak berekend zijn meer dan hij
met alle bijzonderheden en technische kwestiën van het
ontwerp met de ervaringen en de bezwaren der prak
tijk bekend zijn; maar hij mist hun bijstand juist, wan-
54)
Eranceseo nam wel langzamer in beterschap toe dan
Menken in het begin gedacht had toch ging het echter
steeds vooruit. De Campagnees bezat eene krachtige
natuur. Ondanks zijne weekhartigheid was hij gespierd
als een amerikaansche trapperen ondanks zijne
fijne elastische gestalte kon hij op zijn gezond gestel
rekenen. Hij had de koortsachtige dampen der Cam-
pagna ingeademd zonder dat zij hem geschaad hadden,
en dikwijls genoeg in koude, nevelachtige herfstnachten
zonder eenig dek op de marmeren trappen van de eene
of andere kerk in Rome geslapen. Daardoor was hij
gehard en in staatom veel te verdragen wat anderen
het leven zou hebben gekost.
In de eerste dagen zijner ziekte had Eranceseo
veel met wondkoortsen te strijden. De trouwe ver
pleging van Menken's kantde voortreffelijke behan
deling van den huisdocter des barons en niet het
allerminst de diepe stilte en rustdie hem omgaf
hadden intussehen hunne goede uitwerking niet gemist.
Reeds na acht dagen was de polsslag regelmatiger en
eene verergering der wond niet meer te vreezen. Nu
gaf de docter echter een nieuw en zeer bepaald bevel
Eranceseo moestdaar het voor hem ongewone noor
delijke klimaat in dezen tijd te guur en te koud was
voor zijne verdere genezing zijn vaderland aan gene
zijde der alpen weder opzoeken.
Menken was dit bevel van den docter niet onaan
genaam. Mijnheer Dreyfusz had zooals wij reeds weten,
zijne vrouw moeten beloven, bij het begin van den
winter Berlijn met eene of andere plaats van Opper-
Italie t0 zullen verwisselenwaar men dan ook Anna
Döring 2011 aantreffen. Het laatste samenzijn in Brun-
nen me*1 haar pleegkind had in mevrouw Therese het
verlange11 naar de voormalige vluchtelinge slechts nog
neer hij dien het meest kan behoeven: bij de mondelinge
behandeling van het ontwerp in de Kamers. Is thans
een Minister door ongesteldheid verhinderd, de behan
deling van een wetsvoorstel dat zijn departement be
treft van hoe dringenden aard ook moet worden uit
gesteld. Om aan deze bezwaren te gemoet te komen
stelt de Regeering voor te bepalendat de Koning
een bijzonderen commissaris kan aanwijzen om den
Minister bij de behandeling zijner voorstellen in de
vergaderingen der Staten-Generaal te vervangen of bij
te staan. Inderdaad kan dit voor een goede behandeling
der wetsontwerpen van groot belang zijn. Van bet
hoofd van een departement van algemeen bestuur kan
niet gevorderd worden, dat hij met afe bijzonderheden
van elk onderwerpdat geregeld moet worden en zijn
departement betreft, vertrouwd en in staat is op alle
bezwaren en bedenkingen bij de openbare beraadslaging
voldoend antwoord te geven of elke inlichting te ver
strekken die omtrent de werking der voorgestelde of
de toepassing der bestaande wet gevraagd wordt
Bekend is het grondwettig voorschrift, dat over eenig
voorstel des Konings door de volle Kamer niet wordt
beraadslaagd dan nadat het is overwogen in de on
derscheidene afdeelingen, waarin al de leden der Kamer
zich verdoelen en welke op gezette tijden bij loting
worden vernieuwd. De Regeering meent, dat dit voor
schrift in de toepassing geen aanleiding tot moeilijkheden
gaf en stelt daarom geen wijziging voor. Anders dacht
daarover da Staatscommissie. Zij wenscht alleen te be
palen dat aan de openbare beraadslaging een onder
zoek moet voorafgaan maar overigens aan de Kamers
over te laten in haar reglement van orde de wijze te
regelenwaarop dat onderzoek zal worden ingesteld.
Zij meent, dat er geen reden bestaat, om aan de Volks
vertegenwoordiging een vrijheid te onthouden, die haar
in bijna alle eonstitutioneele landen is toegekend en
het komt ons voor, dat zij gelijk heeft. Voorafgaand
onderzoek van alle wetsontwerpen ook van de een
voudigstein de afdee'ingen, geeft niet alleen noode-
loozen omslag maar kan ten gevolge hebben dau de
deelneming aan dat onderzoek minder algemeen en
minder ernstig is, dan het geval zou zijn, wanneer het
alleen plaats had van die voorstellen, waarvoor het meer
bepaald van belang en gewenscht is. In elk geval zal
het wel niet noodig zijn omtrent deze zaak eeD uit
drukkelijk voorschrift in de Grondwet te bezitten, waar
van nooit mag worden afgeweken. De naderp regeling
van het voorloopig onderzoek kan veilig aan het regle
ment van orde worden overgelatenen het voorstel
der Staatscommissie bevat inderdaad alles wat in de
Grondwet noodig is.
Zooals men weet, is de Tweede Kamer bevoegd, zelve
voorstellen van wet te doen die na door haar te zijn
aangenomen aan de Eerste Kamer en zoo deze er zich
mede vereenigt, aan den Koning worden gezonden met
verzoek om er zijne goedkeuring aan te hechten. Maar
wie moet zulk een voorstel in de Eerste Kamer ver
meer versterkt zij drong nu reeds bij haren echtge
noot er op aande hoofdstad te verlaten en vond
ook ditmaal weder eene ijverige bondgenoote in Lucia.
Lucia bleef niet gaarne in de stadwaaraan voor
haar zoovele en smartelijke herinneringen aan haren
overleden vader verbonden waren. Om zijnentwildaar
hij in de laatste jaren zijns levens te weinig lust ge
voelde en ook te z ek was, om grooter reizen te kunnen
ondernemen was zij steeds tusschen de enge muren
en te midden van de drukte en beweging der Metropolis
gebleven. De laatste reis echter in Zwitserland was
haar eene ware weldaad geweest en had in haar den
wensch doen ontstaan ook de heerlijke streken aan
gene zijde der alpen te leeren kennen.
Evenals vóór het begin der reis naar Zwitserland
werd de Raad ook ditmaal weder van twee zijden be
stookt; aan de eene ontmoette hij steeds den ernstigen,
vermanenden blik zijner vrouwaan de andere de
smeekende glimlach van Lucia. Hoe zou hij dit alles
hebben kunnen weerstaan Ten overvloede was er
ook nog een brief van Anna gekomenwaarin zij
mededeeldedat er weldra eene belangrijke gebeurtenis
in de familie Döring te verwachten was en dat de
docter haar daarom had aanbevolen, het ruwe klimaat
van het hooggebergte te verlaten en een gunstiger
winterverblijf zoo mogelijk aan de Riviera, te betrekken.
Dus was het eene uitgemaakte zaak dat men in het
midden van October het voorbeeld der trekvogels volgen
en een warm plaatsje aan de blauwe Ligurische zee
opzoeken zou.
Deze algemeene vlucht voor den noordelijken winter
was echter niet de eenige reden voor baron von Men
ken om eveneens naar het zuiden te trekken. Hij
hoopte begunstigd door de omstandigheid dat Eran
ceseo in zijn gezelschap reizen zou in Italië nadere
bizonderheden omtrent die Carmella Boccani te weten
te komen die zoozeer zijne gedachten bezighield. Ge
durende den tijd dat Lucia zich ver van Berlijn op
hield was het wenschelijkerdat hij in hare nabijheid
bleef, want Menken overlegde bij zich zelf, dat de
dedigen Op die vraag geeft de Grondwet geen ant
woord en daarom stelt de Regeering in overeenstem
ming met de Staatscommissie voor, aan de Tweede
Kamer de bevoegdheid te verleenen aan een of meer
harer leden die taak op te dragen.
Een der bepalingen onzer Grondwet, waarop in 1848
hooge prijs werd gesteld, was art. 122, luidende
„De verantwoording van de staats-uitgaven en ontvang
sten over elk dienstjaar wordt onder overlegging van
de door de Rekenkamer goedgekeurde rekeningaan
de Wetgevende Macht gedaan. Het slot der rekening
wordt door de wet vastgesteld". De Wetgevende Macht,
die de voorgestelde begrooting der uitgaven en ont
vangsten van den Staat vaststelt, heette het toen, moest
ook de voorgestelde en door de Rekenkamer goedge
keurde rekening vaststellen. Thorbecke had reeds
vroeger de goedkeuring der uitgaven door de Wetge
vende Macht „onmisbare aanvulling, ja, eerst de vaste,
ware, eindelijke regeling van het budget" genoemd Merk
waardig mag het daarom worden genoemd, dat aan dit
voorschriftdat sedert 1848 in onze Grondwet stalt
nog nooit gevolg is gegeven. Toen in 1852 door den
Minister van Basse een wetsontwerp werd ingediend
tot vaststelling van het nadeelig slot der staatsrekening
over het jaar 1848 werd door de Tweede Kamer op
gemerkt dat dit wetsvoorstel onnoodig was zoolang
er geen nieuwe wet omtrent de samenstelling en de
taak der Rekenkamer was tot stand gekomen ter ver
vanging der bestaande wet van 5 October 1841. Het
wetsontwerp werd door de Regeering ingetrokken en
tot op den hnidigen dag is geen voorstel van gelijke
strekking meer ingediend. Wel zijn er herhaaldelijk
ontwerpen ingediend van een zoogenaamde comptabili
teitswet waarbij het geldelijk beheer en de verant
woording der Regeering werden geregeld, maar zonder
gunstig gevolg nog altijd bestaat de wet van 1841 en
het laatste lid van art. 122 der Grondwet: »Get
slot der rekening wordt door de wet vastgesteld blijft
onuitgevoerd.
Inmiddels is er ernstige twijfel gerezen aan de doel
matigheid van dit laatste lid. Men heeft er opgewezen,
dat het vaststellen der begrooting van uitgaven toch
geheel iets auders is dan het vaststellen der rekening,
nadat de uitgaven gedaan zjju, en dat wel het eerste
werk alleen aan de Wetgevende Macht toekomt, maar
het tweede beter aan een ander lichaam, aan de Reken
kamer kan worden overgelaten. De Wetgevende
Macht alleen kan de uitgaven inwilligen kan voor
allerlei noodzakelijke of door haar wenschelijk geoor
deelde uitgaven uit 's lands inkomsten gelden beschik
baar stellen en bij de begrooting het bedrag der sommen
bepalen maar het nazien en goedkeuren der rekening
van de uitgegeven gelden is een geheel ander werk
daarbij behoort onderzocht te wordenof de gelden
werkelijk zijn besteed voor hetgeen waarvoor zij waren
bestemdof voor eiken post van de begrooting niet
meer is uitgegeven dan er voor toegestaan was en of
slimme Cadama zeker zijnen slag niet zou slaan, wan
neer hij niet zeker van de overwinning was. Om nn ech
ter een proces te beginnen, moest de tegenpartij in
het land d. w. z. voor den arm der wet bereikbaar zijn.
Menken had wetendedat iedere onaangename
herinnering schadelijk op Eranceseo werken moest
en hij had goede redenen om eene herinnering aan
Cadama voor niet zeer aangenaam voor den jongen te
houden den Campagnees tot nog toe van het be
zoek van den laatste niets gezegden dus ook het
kaartje van den advokaat nog achtergehouden. Nu
was Eranceseo echter in zoover hersteld dat Menken
aan de uitvoering van zijn plan om den Campagnees
te bekeerendenken kon. Hij was overtuigd dat
wanneer Eranceseohetgeen hem nu na nadere
kennismaking met dezen bijna onmogelijk toescheen
niet door en door verhard was nu het tijdstip voor
die „bekeering" gekomen was. Eranceseo was zijn be
diende doch hij had voor den zieke als een vader
gezorgd. Hij had bij hem gewaakt, hem met de groot
ste zorg verpleegd was vriendelijk en hartelijk voor
hem geweest, alsof de zieke met hem gelijk, ja zelfs
alsof deze zijn bloedverwant was. Eranceseo had dit
alles wel bemerkt en meer dan eens in warme en
oprecht gemeende woorden Menken hiervoor zijnen dank
betuigd de baron verlangde echter meer
Het was reeds schemering toan Menken de zieken
kamer binnentrad. Francesco lag met gesloten oogen
in bed opende ze echter dadelijk toen hij de deur
hoorde kraken. Hij zag er nog altijd bleek en smal
uitdoch het vriendelijketevreden lachje dat bij het
binnentreden van Menken om zijne lippen speelde en
de laatste gloed der ondergaande zon die door het
venster op zijn gelaat viel deden de sporen van de
doorgestane ziekte in dit oogenblik bijna verdwijnen.
„Ik breng je de groeten van eenen bekende uit Ro
me mijn beste Eranceseo", begon Menken en zette
zich naast het bed van den zieke neer „hij heeft mij
dit kaartje voor je gegeven."
Wordt vervolgd.