No. 70.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
14 J IJ NI.
Grondwetsherziening.
ONZICHTBARE HANDEN.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer beslaat uit iwee bladen,
EERSTE BLAD.
Onderstand aan de kerkgenootschappen.
FEUILLETON.
Gesprekken en besluiten.
UKMMRSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
„Een Kerkgenootschap zorgt voor het onderhoud van
zijnen Eeredienstdeszeifs Bedienaaren en Gestigten",
luidde art. 21 der Staatsregeling van 1798. Ware deze
bepaling gehandhaafd, ontegenzeggelijk zouden de kerk
genootschappen moeielijke tijden hebben beleefd maar
de vrije ontwikkeling van het godsdieustig leven zou
er onbetwistbaar door zijn gebaat. Geen staatsbemoeiing,
geen inmenging der overheidgeen geldelijk belang
zouden er invloed op gehad hebben, vrijelijk zouden de
godsdienstige gezindten en de plaatselijke gemeenten
zich hebben gesplitst en vereenigd, hebben gebloeid of
gekwijnd naar gelang van de overtuiging en de be
langstelling harer leden vrij waren zij geweest in haar
bestuur en beheer en in hare onderlinge aaneensluiting.
Maar de regeling van 1798 was niet bestemd om die
der 19e eeuw te worden. De Staatsregeling van 1801
huldigde hetzelfde beginsel. Art. 12 verplichtte „elk
Hoofd eens Huisgezins en op zich zelf staand Persoon
van beiderlei kunne mits den ouderdom van veertien
jaar bereikt hebbende", zich te doen inschrijven bij een
of ander kerkgenootschap. Wel werd hun de vrijheid
gegeven dit te verlaten maarom tot een ander
over te gaan en voorts werd bepaald dat van elk
der leden „tot onderhoud van deszeifs Dienaren en
Eigendommen" een jaarlijksche gift zou worden gevor
derd niet te boven gaande een zekere bepaalde som
nader bij de wet vast te stellen. Daarenboven bepaalden
echter de beide volgende artikelen dat ieder kerk
genootschap onherroepelijk in het bezit zou blijven van
„hetgeen met den aanvang dezer Eeuw door hetzelve
werd bezeten", en dat de „Hoc^leeraren Leeraren en
Kerkelijke Bedienden der voormaals bevoorrechte Kerk"
die reeds in dienst waren en uit de openbare bassen
werden gesalariëerd en gepensioneerdhunne trakte
menten en( pensioenen zouden blijven genieten totdat
de regeling, in art. 12 bedoeld, in werking zou zijn ge
bracht. Koning Lodewijk verzekerde in 1808 niet alleen
aan de predikanten der Hervormde Kerk maar ook aan
de Roomschgezinde en Lutherscha geestelijken bunne
toenmalige inkomsten en na de Fransche overheersching
beval de Souvereine Yorst reeds in Januari 1814, de
betalingen, die tot op den laatsteu December van 1810
uit 's Lands kas waren geschied te hervatten tot
nadere regelingmaar beiden gelastten tevens bezui
niging door vermindering van het aantal predikanten
en combinatie van kleine gemeenten.
De Grondwet van 1814 gaf tweeërlei waarborg aan
de Hervormde Kerk alle traktementen pensioenen enz.
voormaah genoten en aan de andere gezindheden alle
toelagen, die laatstelijk waren toegestaan een en ander
57)
Op zekeren dag kwam Cadama tamelijk opgewonden
bij my en deelde mij mede dat hij daar kapitein von
Hackertnaar hij zooeven gehoord had gestorven was,
voor eenigen tijd naar Berlijn moest. Hij had mij eene
zeer aannemelijke plaats bij eenen civiel-ingenieur aan
den St. Gotthardspoorweg verschaft, die ik voorloopig
behouden moesttotdat hij mij in de duitsche hoofdstad
noodig had. Spoedig daarop reisden wij beiden af, ik
onder den naam Francesco Pedrettidien ik op zijn
bevel had aangenomen toen ik bij hem in dienst trad.
Hoe ik signor Döring en door dezen den Raad Dreyfusz
leerde kennenweet gijbaron. Ofschoon ik tot nu
toe nooit zoo recht aan de verhalen van Cadama ge
loof bad geslagen op den dag dat signor Döring
in mijne tegenwoordigheid zijne vrouw op de gelijkenis
opmerkzaam maaktedie er tusschen Lucia en mij
bestondwist ik dat Cadama niet gelogen had. Toen
wist ikdat ik werkelijk eene zuster bezaten toen
voelde ik plotseling hoe lief en dierbaar zij mij was
al had ik haar nooit gezien en al maakte ik met bare
vijanden gemeene zaak.
Ik heb nu nog Blechts één ding te biechtendat
mij zwaar op het hart ligt. Weinige dagen vóór Mu-
tabor mij zulk een ongewenscht aandenken gaf, beval
Cadama mijalle pogingen in het werk te stellen
om in uwen dienst te komen. Het toeral wilde dat
gij mij daarin hielpt."
Menken keek in gespannen verwachting op.
„En weet je ookwat de advokaat daarmede be
oogde voerg hij.
Het bloed vloog Francesco wederom naar het hoofd.
„Ik moest eerst scherp al uwe gangen nagaan en
over al uw doen en laten aan Cadama rapport uit-
bij voortduringZij bepaalde daarenboven dat in de
behoeften van die gezindheden welke tot nog toe
geene of mintoereikende toelagen uit 's lands bas
hadden genotenop aanvrage door den Souvereinen
Vorst met overleg van de Staten Generaal in billijk
heid zou worden voorzien. Dat onderscheid tusschen
de Hervormde Kerk en de andere gezindheden en het
verschil tusschen het voormaals en bet laatstelijk geno-
tene werden in de Grondwet van 1815 opgeheven; an
zoo kwam het artikel tot stand dat tot op den hui-
digen dag ondanks de herzieningen van 1840 en 1848,
onveranderd is gebleven
„De traktementen, pensioenen en andere inkomsten,
van welken aard ookthans door de onderscheidene
godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten
wordendeblijven aan dezelve gezindheden verzekerd.
Aan de leeraarswelke tot nog toe uit 's Lands
kas geen of een niet toereikend traktement genieten
kan een traktement toegelegd of het bestaande ver
meerderd worden."
Ziedaar tweeërlei toelage die in 1815 reeds inkom
sten genoten behouden in elk geval wat zij hebben
aan de anderen kan ook traktement gegeven worden
beider traktement ban verhoogd worden. Thans echter
worden verschillende wijzigingen van dit artikel voor
gesteld. Terwijl de heer van Nispen als lid der Staats
commissie in een afzonderlijke nota het bestaande
verdedigt, stellen zijne medeleden, de heeren de Geer
van Jutfaas en de Savornin Lobman voor: aan de
personen, die thans traktement of eenige andere inkomst
uit 's lands kas genieten het voortdurend genot daar
van levenslang te waarborgenen aan de gemeenten
niet eensklaps te ontnemen wat zij thans ontvangen
maar haar een termijn te stellen, om zich langzamerhand
op den nieuwen toestand voor te bereiden. Zij erkennen
echter, dat in sommige, wellicht in vele gevallen de
toelagen van den Staat op recht en billijkheid bunnen
steunen als een gevolg van vroegere toestanden en
gebeurtenissen inbeslagneming van geestelijke goedereD,
en omdat de daaruit voortvloeiende aanspraken onmo
gelijk bij een Grondwetsherziening bunnen worden
omschreven maar een uitgebreid onderzoek vorderen
geven zij ten slotte in overweging de regeling van al
wat op de uitbetaling van de kerkgenootschappen be
trekking heeft aan den gewonen wetgever op te dragen,
met inachtneming van de beginselen van gelijkheid
voor de wet en vrijheid van godsdienstige meening.
De Staatscommissie en de Regeering stellen daaren
tegen voor, alle tractementen pensioenen en inkom
sten van welken aard ook die op de staatsbegrooting
van 1884 zijn uitgetrokken aan de gezindheden en leer
aars, die ze thans genieten, te verzekeren. De Staatscom
missie wil er nog bijvoegen dat ditzelfde zal geschieden
met de uitkeeringen aan gemeenten die het beheer
van voormalige geestelijke goederen hebben behouden
de Regeering acht dit onnoodig omdat de verplichting
tot deze uitkeeringen niet wordt betwist. Eindelijk
brengenlater moest ik dan in uwe papieren naar
documenten zoeken die betrekking op Lucia hadden
en u deze ontstelen."
De baron ontstelde heftig.
„Duivels riep hij uit„dus had die kerel ook reeds
tegen mij wantrouwen opgevat, dus gelooft of weot
hijdat de wending van Lucia's lot in mijne schrijf
tafel ligt opgesloten! Ho, ho, mijnheer Giulio Cadama,
gij zijt scherpzinnigmaar scherpzinnigheid alleen is
niet voldoende."
Menken ging naar het venster en drukte bet gloeien
de voorhoofd tegen de koele ruiten. Hij moest zijne
gedachten verzamelen om te overdenken welke stap
pen in deze z-ak in de eerste plaats te doen waren.
„Na alleswat je mij verteld hebtmijn beste Fran
cesco", wendde hij zich weder tot den Italiaan „schijnt
mij ook die zonderlinge diefstalcomedie in het Palazzo
Borghese er slechts op aangelegd geweest te zijn om
Cadama een middel aan de band te doen je voor altijd
in zijne macht te krijgen. Nu dat is een zaak, waarom wij
ons voorloopig niet behoeven te bekommeren Hoor
eorstwat ik van plan benje moogt den eersten
tijd Cadama niet laten merken dat je niet meer zijn
bondgenoot zijthy moet in het vaste geloof blijven
dat je nogevenals te voren als zijn getrouw werk
tuig al zijne bevelen zoo nauwkeurig mogelijk ten
uitvoer brengt. Daar wij spoedig naar Italië zullen
vertrekken kan je dit comediespel niet moeielijk vallen.
Laat ons overigens blij zijndat allesal is het dan
ook ter elfder ure zoo goed terecht gekomen is
XX.
Mevrouw von Hilgersdorf, die schooner en stralender
dan ooit uit de badplaats van het Noordzeestrand terug
gekeerd waswilde slechts korten tijd in de residentie
blijven. Ook haar beviel Berlijn niet meer. Sedert
die noodlottige gebeurtenis met den schilder Waldau
wenscht nog de Staatscommissie te bepalen datbe
houdens wettig bestaande verplichtingenbehalve de
in 1884 toegestane sommen uit geenerlei openbare kas,
dus noch van het Rijk noch van een provinciege
meente of waterschap gelden ten behoeve van den
eeredienst beschikbaar mogen worden gesteld de Re
geering wenscht wel geen bepaling in de Grondwet,
die daartoe uitdrubkelyb vrijheid geeft, omdat daarin
een zekere aansporing kon gezien worden om van die
vrijheid gebruik te maken maar wil ook geen bepaald
verbod,
In hoofdzaak komen beide voorstellen dus overeen de
tegenwoordige toestand wordt bestendigd; allen, die nu
iets ontvangen, zuilen dat steeds behouden niets meer
maar ook niets minderdie niets heeft zal volgens de
Staatscommissie ook later niets krijgen de Regeering
wil dit niet zoo bepaald zeggenmaar er ook geen
uitzicht op openen. In een afzonderlijke nota gaat
ook de heer Beelaerts van Blokland van hetzelfde
beginsel uitmaar hij gaat nog iets verder en stelt
voor wat thans door de onderscheidene godsdienstige
gezindheden wordt genoten te kapitaliseeren en de
gekapitaliseerde sommen ten name dier gezindheden
in te schrijven op een der grootboeken van de nationale
schuld zoodat zij niet alleen hunne inkomsten zouden
behouden, maar over het kapitaal vrijelijk zouden
kunnen beschikken.
Tegen deze voorstellen bestaan ernstige bezwaren.
Het hoofddoel schijnt wel, zich van de zaak af te maken.
Maar zijn de uitkeeringen, na 1815 verleend, steeds met
zoo groote billijkheid toegekend en verdeeld, is wat gewei
gerd werd steeds op zulke goede gronden van recht en
billijkheid geweigerd, dat alles kan gelaten worden zooals
het is F Bezwaarlijk zal iemand deze vragen toestemmend
durven beantwoorden. En aan wie werden de gelden
toegekend F Aan wie werd verzekerdwat in 1815
werd genoten F Aan de kerkgenootschappen F Aan de
Nederiandsche Hervormde Kerk bij voorbeelddie in
1815 nog niet bestond F Of aan de gemeente F Of,
zooals de Hooge Raad in 1848 besliste, aan iederen
kerberaad of leeraar in 't bizonder F En hoe zal het
gaan bij splitsing van gemeenten of bij ontbinding of
splitsing van kerkgenootschappen F Zal een gemeente,
die thans zeer talrijk ismaar iater misschien sterk
zal verminderen steeds alle traktementen behouden
die zij thans geniet F Zal een zich sterk uitbreidende
gemeente daarentegen nooit iets meer kunnen verkrij
gen F Wat zal er gebeuren met een toelage van eene
gemeente die uitsterft of bijna uitsterftF Zal het laatst
overblijvende lid die toelage blijven genietenhij en
zijn erfgenamen of de begunstigden die hij als mede
leden wil aannemen F Zal een gemeente trapsge
wijze, telkens bij kleiner of grooter troepjes, hare
leden kunnen uitwerpen zoodat eindelijk een klein
kuddeke alle inkomsten behoudt. Op al die vragen
zal men het antwoord schuldig blijvenof zullen de
antwoorden hemelsbreed uiteenloopen. Zulk een on-
Mü
de rondte in de couranten gedaan had hadden al hare
vroegere bekenden haar langzamerhand en met de
meeste zorg vermeden. Het bewegelijkeexcentrieke
wezen der jonge weduwe en hare naar veler meening
al te groote ongedwongenheid hadden reeds vóór dien
tijd alle babbeltongen in de hoofdstad in beweging
gebrachtgen mind voorval echter overtrof aller ver
wachting. Wel was het der schoone Ilona, in den grond
genomen volmaakt onverschillig hoe men over haar
dacht en of men haar gezelschap vermeed of niet, dat
echter zelfs hare meer intieme bekenden bovenal de
kringwaarin zich gewoonlijk de familie Dreyfusz
bewoog zoo geheel hare zijde verlieten wekte toch hare
verbazing op. De laatste soirée die zij vóór haar ver
trek naar het Noordzeestrand gegeven had, scheen haar
een bewijs dat Dreyfusz en zijne vrienden de alge-
meene meening omtrent haar niet deelden zij begreep
daarom volstrekt nietwaarom hare bezoeken niet be
antwoord werden en zij gedurende haar kortstondig
verblijf in Berlijn bijna geheel alleen stond.
Eene in hare ijdelheid gekrenkte, ijverzuchtige vrouw
is steeds geneigd elke schald op eene gehate mede
dingster te werpen. Ook Ilona meendena rijp over
leg, de reden van de verwijdering die er zelfs tusschen
haar en hare meer intieme bekenden bestond, in geheime
kuiperijen van Lucia te moeten zoeken. Nooit had
Ilona iemand gloeiender gehaat en niemand wenschte
zij meer kwaad toe dan dit meisje.
In de eenzaamheid van de kleine badplaats bad me
vrouw von Hilgersdorf tijd te over gehad om zichzelf
aftevragen of zij wel goed handeldemet de behulp
zame band te leenen aan degenen die uit lage zelf
zucht hare mededingster bestreden en of het niet beter
warezich aan het laaghartige spel te onttrekken. Ilona
was in den grond niet slecht, maar hare hartstochte
lijkheid bracht haar soms tot dingen die tegen hare
eigenlijke natuur streden. Haar geweten, zoowel als
haar verstand zeiden, dat het gevaarlijk was, met avon
turiers van het slag van Cadama in betrekking te staan,