ti Stoombootveer Stavoren—Enkhuizen. de laatste jaren eenig verlies had geleden, heeft zij het erf pachtcontract opgezegd om voordeeliger voorwaarden te bedingen. Daartoe is de regeering bereiddoch niet onder verbintenis tevens om een bepaald gedeelte van het werk aan de maat schappij te geven. Moet de maatschappij enkel van rijkswerk leven dan is het beter, dat de fabriek ophoude. De heer van der Sleyden blijft zijne gronden ten voor- deele van het voorstel volhouden. Het aandeel der werken aan Ylissingen toegekend staat in verhouding tot dat, aan Amster dam en Rotterdam gegeven. Het defensie bezwaar is in 1874 wel geopperdmaar niet in den zin van achterstelling van bui ten de defensie gelegen fabrieken. Oorlogsmaterieel moet men enkel in zeer beperkten zin opvatten. Het voorstel strekt dan ook om op te komen tegen het beperken der rijksbestellingen tot fabrieken, binnen de lijn van defensie gelegen. De heer Keuchenius betoogt naderdat de klacht der Maatschappij de Schelde gegrond is, omdat niet al het werk wordt aanbesteed, maar het grootste gedeelte besteld; meer openbare aanbesteding der marinewerven acht hij dus zeer ge- wenscht; dan zou deze maatschappij minder reden tot klagen heb ben. Hij stelt als amendement voor het volgende besluit"Als haar oordeel uit te spreken, dat de ontbinding der bij de wet van 8 Sept. 1876 Staatsblad N151) goedgekeurde overeenkomt be trekkelijk de uitgifte in erfpacht van het voormalig etablissement te Plissingen zoowel voor 's lands belang als voor de ontwikkeling der van 't rijks wege te Plissingen aangelegde haven schadelijk zou zijn". De heer Mees verdedigt het verstrekken van werk aan deze maatschappijdie getoond heeft uitstekend werk te kunnen le veren. Het defensiebezwaar acht ook hij ongegrond, maar hij meentdat het te ver gaat een vingerwijzing te geven aan de regeering, om meer werk aan de maatschappij te geven. Daar- door zou de stelling der regeering niet versterkt worden. Hij stelt dus voor, de slotwoorden van het voorstel meer bepaal delijk aan de Maatschappij de Schelde te doen vervallen. De heer Pompe wijst er opdat de min. van binnenl. zaken het defensiebezwaar niet meer aanroert. Hij houdt vol, dat ten aanzien van de Schelde niet met gelijke maat is geme- 4.en en kan het beweren niet vattendat haar eigenlijk nog meer zou toegedeeld zijn dan aan Amsterdam of Rotterdam. Dit strijdt met de feiten'. Dat de maatschappij in 1883 schade leed is juist het gevolg van de handelingen der regeenng. Hij verklaart namens de commissie het amendement van den heer Mees over te nemen. De heer Keuchenius betoogt, dat het voorstel nu mets meer beteekentdaar 10 jaar de regeering getoond heeft, zich niet aan de defensielijn te storen. De min. van marine wijst er opdat met het belangrijk oorlogsmaterieeldat niet buiten de linie van defensie mag vervaardigd worden, bedoeld worden groote oorlogschepen, diein '°s vijanas handen vallendetegen ons kunnen ageeren. Het voorstel-Keuchenius wordt met 39 tegen 17 stemmen verworpen Voor de heeren van Alphen Keuchenius, de Geer, Brandsen," Reekers, Oorver Hooft, Bijlandt van der Hoop, Godin, Lobman, Fabius Bahlman Vos de WaelHuber van Asch, T. Mackay en Seret. Het voorstel der commissie wordt aangenomen met 54 tegen 13 stemmen. Tegen de heeren Gratama, de Jong, Seret, Keuchenius, de Geer, GleichmanBlussé, Virulyvan Delden, Zijlker Rutgers, van der Eeitz en Oorver Hooft. Den '14 in welke zitting de heer Rooseboom toegelaten werd, bracht de'heer Rutgers namens de commissie verslag uit over het adres der heeren Hartsen c. s. omtrent den spoorweg Amsterdam—IJmuiden. De conclusie is gelijk aan die, op een vroeger adres uitgebracht. Bene wijziging van hoofdstuk IX der staatsbegroolmg voor 1884 werd met algemeene stemmen aangenomen, nadat de min. van waterstaat den heer van der Loelf toegezegd had dat voortaan alleen in zeer buitengewone gevallen boven de abonnementen toeslag op reis- en verblijfkosten zou worden gegwen^et^ontwerp tot bekrachtiging eener overeenkomst met de stoomvaartmaatschappij Zeeland werd bestreden door den heer Mackaydie betreurtdat de regeering thans met her nieuwd heeft de in 1876 gesloten overeenkomst, die spoedig hernieuwd zal moeten worden en dat een dagdienstdus ook een zondagsdienst, is ingesteld. De min. van waterstaat antwoordt, dat in de gege ven omstandigheden bedoelde overeenkomst niet hernieuwd had kunnen worden en dat hijhoewel voorstander van de beper king van den Zondagsdienst, geen reden gevonden had om de stoombootvaart des Zondags te doen stakendaar het hier een postverbinding geldt, die niet enkele streken, maar Rus land met Engeland en de overzeesche bezittingen verbindt. De heer van der Loeff keurt af, dat ontwerpen als dit bij den raad van state onderzocht worden na het sluiten der overeenkomstin plaats van vóór dien tijd en deelt het bezwaar van den heer T. Mackay dat de overeenkomst van 1876 met hernieuwd is. j De heer Pompe ziet weinig heil in het hooren van den raad van state vóór het sluiten eener overeenkomst. Vernieu wing der overeenkomst van 1876 had hij ook wenschelijk ge acht, maar door den loop der zaken was de toestand wel eenig- zins veranderd Nadat de min. van waterstaat het met hooren van den raad van state vóór het sluiten eener overeenkomst verde digd hadwordt het eenig artikel goedgekeurd. Bij den considerans, bet, in 't leven roepen van een dage- lijkschen dagdienst, stelt de heer T. Mackay voor, het woord en tact bezat. Onder hare hoede groeide Carmella op; hare wetenschappelijke vorming was op haar negende jaar nog van weinig beteekenis hare i n n e r 1 ij k e vorming echter voortreffelijk en dit moet de oorzaak geweest* zijn dat met het slechter worden van hare uiterlijke omstandigheden ook zij zelf niet steeds dieper en dieper gezonken is. Daar na den dood van genoemde dame geen der vrienden haars vaders zich om de arme verlatene bekommerde werd zij in het weeshuis opge nomen waar zij het weinige dat zij in het pensionaat geleerd had, geheel vergat, doch daarentegen meer practisch gevormd werd. Toen zij vijftien jaren oud wasmoest zij het huis verlaten om zelf in haar on derhoud te voorzien zij verhuurde zich eerst als kin dermeisje doch moest later daar zij langen tijd geen dienst vond om niet te verhongeren model worden. In dien tijd stond voor het hof te Rome eene bende valsche spelers terechtwaardoor onder anderen ook uitkwam dat Annibale Faresi als offer van een schan delijk bedrog gevallen was. Hij was onder eene bende valsche spelers geraakt en door deze volkomen uitge plunderd. Slechts drie van deze schurken kon men in handen krijgen daar de namen en het verblijf der overigen niet waren uit te vinden. Het saamgeraapte vermogen der drie betrapten was echter groot genoeg, om daarvan Carmella voor een deel schadeloos te stellen. Ongelukkig beging het meisje kort daarop de dwaasheid om de inspraak van haar hart volgende, met eenen mooien schurk te trouwendie het niet veel moeite kostteom het gelddat een gelukkig toeval Carmella in den schoot geworpen had weer door te brengen. De ellende begon nu opnieuw dagelijksche te doen vervallen, om de Kamer het beginsel van zondagsrust te doen erkennen. De heer Huber bestrijdt het amendementomdat de Kamer niets anders kan doen dan de overeenkomst aannemen of af stemmen. Het amendement kan geen nut hebben. Al deelt hij in beginsel principieel het gevoelen van den heer Mackay zal hij daarom tegen stemmen. De heer A. van Dedem ziet in het amendement een protest tegen den eisch, door de regeering aan de maatschappij gesteld. Het amendement wordt verworpen met 41 tegen 24 stemmen. Daarna wordt de considerans goedgekeurd en het geheele ontwerp aangenomen met 63 stemmen tegen 1 stem van den heer T. Mackay. De "Voorzitter stelt voor, de mededeeling der regeering omtrent het stoombootverkeer Enkhuizen—Stavoren voor ken nisgeving aan te nemen. De heer Borgesius zal zich niet tegen dit voorstel ver zetten, maar komt op tegen de bewering der regeering, dat de gegeven mededeelingen gelijk zouden staan met een voorstel tot bekrachtiging. Ten deze is de gunning niet in het nadeel van den staat geweest. Hij hoopt echterdat de minister, in het vervolg geldelijk lasten op den staat leggende, niet meenen zal te kunnen volstaan, met vooraf aan de Kamer daarvan in een schrijven kennis te geven. De heer de Jong sluit zich hierbij geheel aan. Hij wijst er opdat nu is ingeschreven door den laagsten inschrijver voor f 65000 en dat de inschrijver zieh bevoegd rekent naast de twee passagiersbooten als reserveboot in gebruik te nemen een oude boot, de Prins van Oranje, vroeger tusschen Am sterdam en Zaandam gebruikt, die niet berekend is voor de vaart op de Zuiderzee". Indien die bevoegdheid bekend ware geweest, had men kunnen inschrijven tegen een prijs, waarbij het den Staat geen cent zou behoeven te kosten. De heer B u m a meentdat het stoombootverkeer den on dernemers rijke vruchten afwerpt; hij zou meenendat het offer van den Staat te groot isen zou wenschen nog een half jaar het particulier initiatief af te wachten om eerst daarna te beslissen, of de Staat een offer moet brengen. De minister van waterstaat deelt mededat het ministerie van marine de verschillende aanvragen grondig on derzocht heeft en dat hij, den laagsten inschrijver het veer willende gunnen, der Kamer de gelegenheid wilde geven uit spraak te doen. De opmerking van den heer de Jong zal hij onderzoeken. Om een half jaar geen besluit te nemen acht hij niet wenschelijkde inrichting toch van den dienst zal een jaar tijd vergen. Voor 't oogenblik zou de minister ook geen boot in de spoorweghaven kunnen toelaten. De heer B u m a zegt, dat bij zoodanig verbod zijn opmer king zou vervallen. De minister antwoordt, dat de stand der werken in de haven de toelating van booten op dit oogenblik zou verbieden. De mededeeling wordt alsnu voor kennisgeving aangenomen. Het ontwerp tot bekrachtiging van den onderhandschen ver koop van een stuk voormaligen vestinggrond te Groningen aan de R- K. Parochie van den Heiligen Martinus aldaar, wordt aangenomen met 48 tegen 4 stemmen en met algemeene stem men dat tot bekrachtiging van den verkoop van grond onder Etten en Leur en Ter Heijden, aan de provincie Noordbrabant. Daarna ving de beraadslaging over het wetsvoorstel Reekers aan. De wonderkuil werd verdedigd door de heeren Duijvis en Vos de Waal en bestreden door de heeren Gratama, van Bylandt en Schimmelpenninck van der Oye. Den 25 wordt deze beraadslaging voortgezet. Op verzoek van het college voor de zeevisscherij heeft de minister van waterstaat een afschrift ingezonden van een schrij ven van dat college, naar aanleiding van het wetsvoorstel- Reekers, tot intrekking van het verbod om in de Zuiderzee met den wonderkuil te visschen. Uit dat uitvoerige schrijven blijktdat de meerderheid van oordeel blijft, dat het gebruik van den wonderkuil inderdaad bijdraagt tot verarming van een vischwater als de Zuiderzee dat zonder verbod van dat gebruik het rijke kapitaal, in die zee neergelegdvoor de menschelijke nijverheid niet zoovele vruchten "afwerpt, als het in staat is te leveren, en dat met in trekking van dat verbod dat om visch van kleine afmetingen te verhandelen zijne reden van bestaan verloren heeft en men dus in elk geval consequent zou handelen, door over beide ver bodsbepalingen één zelfde vonnis uit te spreken. De minderheid ziet in het wetsvoorstel Reekers een terug keer tot een toestand van vrije visscherij op de Zuiderzee, welke het wel hersteld wenscht te zien, zoolang niet bewezen is, dat de Zuiderzee beschouwd moet worden als een afgesloten bekken, waarvan de bevolking slechts in zeer geringe mate met die van den Oceaan omwisselt en zich vermengt. De door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij voor het gebruik van den spoorweg Kesteren—Nijmegen te betalen schadeloosstelling is bij de met haar gesloten overeenkomst vast gesteld op f 87,000 's jaars. Bovendien zal die maatschappij te betalen hebben eene bij nadere overeenkomst te bepalen ver goeding voor het gebruik van de station Nijmegen. Het paard Tabor van den heer P. Ellerbroek te Hoorn behaalde den 20 te Winssnm den eersten prijs Carmella volgde haren man naar Napels werd daar na, om het huiselijke verdriet te ontgaan, marketentster bij Garibaldi's legeren stierf vervolgens in de ons bekende, treurige omstandigheden, maar eerlijk en recht schapen tot op het laatste oogenblik. Met behulp van het consulaat, dat mij bij al mijne nasporingen met de grootste bereidwilligheid ter zijde stond was ik ook in staat, de acten te doorlezen die op dat proces waarvan ik zooeven sprakbetrekking hadden en vond daarin eenen naamdie mij opviel. Een der drie veroordeelden heette namelijk Dueatvolkomen denzelfden naam echter droeg die fransche markies met wien ik zooals ik je verteldeop dien vreeselijken 17 Februari 1371 in het kasteel Saint-Estain bjj Belfort te zamen was. De markies werd ons toen door Hil- gersdorf als een oude bekende voorgesteldmet wien hij in zijne jeugd op zijne zwerftochten door Europa menig vroolijk avontuur beleefd had. Die avond in Saint Estain staat mij nog te levendig voor den geest, dan dat ik mij in dien naam zou kunnen vergissen ik herinner mij zelfs nog duidelijk dat de oude Hackert, toen hij de bedriegelijke handelwijze van Hilgersdorf aan den dag brachtonverbloemd de meening uitsprak, dat de markies met hem tegen mij samengespannen had. Ik hield dat toen reeds voor niet onmogelijk, nu echter geloof ik het vast. De markies Ducat leeft nog en men zeide mij zelfs in Rome dat hij zich als speelprofessor in Nizea had gevestigd." „Als speelprofessor vroeg Waldau verbaasden een glimlach gleed over zijn ernstig gelaat, toen Menken deien zonderlingen titel uitsprak. „Ik ken wel allerlei soorten van professoren, professoren in scheikunde, in 500, benevens een gonden medalje voor den berij der bij de aldaar gehouden harddraverij met paarden, gespannen voor 2 of 4 wielige rijtuigen. - De heer mr. C. Pynacker Hordijk oud-minister van binnenlandsche zaken is benoemd tot commissaris des Konings in de provincie Drente. Mej. M. C. Planteydt te Haarlem is den 22 te Kampen als apothekersbediende toegelaten. De op den 22 van wege de gemeente Steenwijk in het openbaar gehouden verkooping van de eerste snede van het grasgewas der Oostermeenthegroot 98.51.70 bundersheeft in 59 perceelen opgebracht f 2613 tegen f 2180 in 1884 en 1419 in 1883. De liberale kiesvereeniging „Eendracht maakt macht" te Breda heeft den 22 besloten de candida- tuur voor het lidmaatschap der 2e Kamer aan te bie den aan den heer mr. van de Werkoud-lid voor Zevenbergen. Den 23, kort vóór half twee, ontstond brand in de Ned. Stoom-sigarenvormen- en kistenfabriek aan de Keizershof kade te Dordrecht diegevoed door den grooten voorraad bewerkt en onbewerkt hout, zoo spoe dig in kracht toenam dat te 2 uur het geheele ge bouw een vuurpoel vertoonde en het bovengedeelte der daarvoor gelegen blokmakerij van den heer A. Bouman Azn. aan de Prinsenstraatalsmede de aan de tegen overzijde der Groote Kalkstraat liggende gebouwen door de vlammen waren aangetast. Zeer spoedig waren alle slangbrandspuitende beide stoomspuiten en de haspelwagens der hoogdrukwaterleiding op de plaats des onheils aanwezig en aan de doelmatig aangewende krachtige hulp dezer gezamenlijke bluschmiddelen was bet te dankendat men reeds te 3 uur den brand meester was en te 4% uur gebluscht had. De fabriek waar de brand ontstond is geheel uit gebrand. Het gebouw was niet verzekerd de macbi- nerien en de voorraad hout en gereedschappen voor 13.000 bij verschillende nederl. maatschappijen. De aangrenzende pakhuizen „Noorwegen en Koppenhagen", waarvan bet bovengedeelte geheel door het vuur werd vernield dienden tot bergplaats voor 120 k 150 lasten tarwe van den heer A. R. van de Weg. Door het in storten der zolders werd van deze partij graan het niet door het vuur vernielde geheel door puin en water be schadigd. De tarwe was aan de Amsterdamsche Beurs op beurspolis verzekerd. De gebouwen aan de Groote Kalkstraat bleven groo- tendeels behouden. Verschillende gebouwen aan de Prinsenstraat werden door de massa vonken ernstig be dreigd van sommige begon zelfs het dak reeds te branden doch daar werd het vuur in zijn begin ge stuit. Onder deze behoorde ook het kantoor van het kadaster en hypothekenwaarvan de registers terstond in eene naburige woning in zekerheid werden gebracht- Ook van den toren der Groote-kerk werd het bovenste klankbord door de daarop gevallen vonken bedreigd en brandde dit zelfs tot op den legger door. Onder een ontzettend grooten toevloed van toe schouwers werd den 23 te Leiden de maskarade ge houden ter herdenking van het 62e lustrum van het bestaan der Hoogeschool. Zij stelde voor: de geschiedenis van Leiden van de stichting tot het jaar 1574 en bestond uit 8 afdeelingen te wetenLeidens stichting p.m. 22 jaren vóór Christusstichting van den Burg teLeiden p.m. 449 Lodewijk graaf van Loon binnen Leiden. Oorlog met graaf Willem I 1204; Leidens beroemde mannenJan van Beieren binnen Leiden Hoeksche en Kabeljauwsche onlusten in 1445; Bezoek van Maximiliaan aan Leiden in 1504 ontzet van Leiden 1574. Eene schuit met watergeuzen, door zes paarden getrokkenbenevens eenige verte genwoordigers der tijdens het beleg in Leiden aanwezige engelsche ruiterij vormde bet einde van den stoetdie voorafgegaan en gesloten werd door eene afdeeling huzaren. De optocht had onder begunstiging van het fraaiste weder plaats en waste drie uur aangevangen, eerst te 7 uur afgeloopen toen de deelnemers zich aan een maaltijd in het feestgebouw vereenigden: Na afloop daarvan zette een fakkeloptocht de kroon op de feestviering van den dag. Den 25 was er in het feest gebouw „Opene Hove van Floris Grave van Hollant, Zeeland ende in Vrieslandvoor alle vorsten rudders, Edele Heren ende joncfrouenmisgaders alle die Regheerders dezer lande, alle mannen van Wapenen ende goede oorlogsluuden alle voorleseren ofte profes- meetkundein geschiedenis en zoovoortsmaar van professoren in het spel heb ik nog nooit gehoord. Wat is dat voor eene waardigheid en wat zijn dat voor zonderlinge menscben?" „Spelers van beroepdie met hunne raadgevingen en hunne ondervinding aan de groene tafel hun brood verdienen", antwoordde de baron. „Ten tijde, dat het roulet nog in geheel Europa veroorloofd was was ook Duitschland een welkom veld voor deze achtenswaardige lieden tegenwoordig hebben zij zich aan de Riviera in de nabijheid van Monaco en zijn duivelstempel teruggetrokken. Daar is de „Petit Niijois zie eens op de laatste bladzijde bij de advertentiën 1 Hier vindt je drievierja vandaag zelfs zes annoncen van zulke speelprofessorenbijna' alle van denzelfden inhoud. „Wie in Monte-Carlo zijn geluk beproeven wil, ver- zuime nieteerst in de avenue Delphine No. 397 Étage links, een bezoek af te leggen; hier krijgt men uitlegging van en raad omtrent de regelsdie bij het roulet en trente-et-quarante in acht te nemen zijn. Nog mooier is de tweede advertentie: „Een n ooit falend systeem, om de kansen in Monte-Carlo te beheerschen wordt tegen eene kleine vergoeding in de rue du Pont Neuf No. 705 twee trappen rechts, geleerd." In de tweede annonce heet het zelfs„O n- feilbaar geluk in het spelen op het roulet wordt dengenen verzekerddie zich vóór zijn bezoek aan Monte-Carlo tot mr. Francis Chantellier boule vard BoDchage 80 parterre wendt." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 2