No. 79. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885 ZONDAG 5 JULI. Verbetering van 's Rijks middelen. ONZICHTBARE HANDEN. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. FEUILLETON. SC, II ECO T. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers 0.06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEMb. C08- TEB ZOON. Misschien is op geen gebied ons wetgevend vermogen meer ontoereikend gebleken dan op dat van de ver betering onzer belastingen. Uitvoerig helder over tuigend hebben wij bij herhaling de gebreken onzer belastingwetten uiteengezet. Hoe triomfantelijk is onze patentbelasting veroordeeld Met hoeveel scherpzin nigheid hoe treffend juist zijn hare gebreken in het licht en aan de kaak gesteld Toch is de „Nieuwe ordonnantie op het recht van patent'', vastgesteld bij de wet van 21 Mei 1819 ondanks alle verpletterende aanvallen tot op den huidigen oogenblik staande ge bleven wel in 1S23 1832 en in latere jaren eenigszins gewijzigd maar in beginsel en hoofdzaak onveranderd. Onze wet „houdende de belasting op het personeel" is van 1833 en ook de in haar gebrachte wijzigingen zijn van luttel belang. Pogingen om haar te herzien zijn tot nog toe niet geslaagd. De wet, die onze grondbelasting regelt, is van jeugdige dagteekening 1870maar dan ook niets anders dan een regeling van den bestaanden toestand die door Pransche wetten werd beheerscht. De volbrachte herziening van de belastbare opbrengst der gebouwdeen de nog onvol tooide herziening van die der ongebouwde eigendommen moeten den grondslag uitmaken eener nieuwe regeling, waaraan eenmaal de Wetgevende Macht hare krachten zal beproeven. De algemeene inkomstenbelasting werd verworpen de effectenbelasting kwam evenmin tot stand als de rentebelasting en de klassenbelasting werd niet aangenomen. Toch wordt verbetering van ons belastingstelsel sedert tal van jaren noodig geacht, en meer bepaald versterking van 's rijks middelen in de laatste jaren met den meesten nadruk een eisch des oogenbliks genoemd. Het tegenwoordig Ministerie verklaarde naast de Grondwetsherziening het stelsel van het verbroken even wicht tusschen onze ontvangsten en onze uitgaven zijne taak te zijn en aan pogingen om dat doel te bereiken heeft het niet ontbroken. De vruchten van dien arbeid bleven echter uit of waren hoogst onbe duidend. In de vorige week zijn weder eenige wets ontwerpen die het tekort in onze schatkist moesten aanvullen behandeld maar de oogst is bijzonder schraal geweest. Bij één daarvan willen wij een oogenblik stilstaan. Wij herinneren dat zoowel het Eegeeringsvcorstel tot het heffen eener klassenbelasting als dat van den heer van Dedein tot scheiding van de financiën van Nederland en Nederlandsch Indië werden verworpen. Geen nieuwe rijksbelasting alzoo en evenmin een vaste regel om te beslissen welke uitgaven ten laste van het moederland en welke ten laste van de kolonie moeten 65) De Eaad lag, met het nieuwste nummer van het „Journal amusant" in de hand in eeoen gemakkelijken amerikaanschen schommelstoel onder de veranda der villa. Hij las nietofschoon hij de courant voor zich had maar liet den blik afwisselend op Lucia en Anna, die in den tuin wandelden, en op zijne vrouw rusten, die naast mevrouw von Sporken zat en aan eene brei kous van eerbiedwaardige lengte en wijdte werkte. Me vrouw Dreyfusz volgde nu en dan den blik van haren echtgenoot en wanneer dan haar oog op de kleine mevrouw Döring viel dan straalde haar gezicht van geluk en tevredenheid. Inderdaad ook op de vrouw van den Eaad werkte de aanwezigheid van de jonge vrouw be darend en geruststellend. Zij zou zich zeker zeer on behagelijk hebben gevoeld hier in het vreemde Jand waar men in plaats van boter olijfolie in de spijzen deed en waar men geen keukenmeicien doch alleen koks gebruikte, die alles beter wilden weten, wanneer Anna niet by haar geweest was. En AnDa was nu eenmaal haar lievelinghaar afgod. Geen mensch verstond het dan ook beter dan Anna, om de kleine zwakheden van mevrouw Therese te leiden en in een zachter licht te stellen. „Wanneer ik Anna aanzie, moetik er onwillekeurig aan deukenwelk eene verandering er met het kind heeft plaats gehad", zeide de handelsraad. „Hoe ern stig was zij vroegerhoe in zichzelf gekeerd en hoe vroolijk en zorgeloos Bchijnt zij nu Het is waarlijk alsof haar huwelijk hare geheele natuur veranderd heeft 1 En dan moet men nog beweren, dat wij mannen niet den besten indruk op het gemoed der vrouw uitoefenen!" De dikke Eaad wierp bij deze woorden eenen schelm- komen. In dezen stand der zaken diende de Eegeering een wetsontwerp indat reeds vroeger door haar was voorgesteld, maar op haar verlangen buiten behandeling was gebleven in afwachting van de poging om op het stuk van het onderwijs aanmerkelijk te bezuinigen. Die bezuiniging was echter minder belangrijk dan de Eegee ring had gehoopt en het tijdelijke ter zijde geschoven ontwerp werd weder ter hand genomen. Het had ten doel's Eijks geldmiddelen te verbeteren door van de uitkeering van vier vijfden van de opbrengst der per soneel© belasting die sinds 1865 aan de gemeenten geschiedt, een vijfde terug te nemen. In 1865 kwam de groote maatregel tot stand waarbij de gemeente- accijnsen werden afgeschaft. Om haar voor het verlies dezer belangrijke bron van inkomsten schadeloos te stellen werden vier vijfden van de geheele opbrengst van de rijksbelasting op het personeel ter beschikking van de gemeenten gesteld onverschillig of deze of gene gemeente daaraan behoefte had en of er vroeger al of niet accijnsen werden geheven onverschillig tot welk bedrag zij geheven werden en hoe groot het na deel van hunne afschaffing mocht zijn. In dien tijd vloeiden 's lands inkomsten ruimer dan thans. Be schikbaarstelling van 80 percent eener rijksbelasting ten behoeve der gemeente is en blijft een vreemde maatregelgeheel in strijd met het beginseldat Eijk en gemeenten afzonderlijke belastingen heffen elk naar zijn aard, in den vorm die of voor het Eijk óf voor de gemeenten het geschiktst wordt geacht en tot zoodanig bedrag als voor de behoeften van het Eijk en van elke gemeente in 't bijzonder noodig is. Geen wonder dat velen den maatregel bedenkelijk achtten en alleen ter wille van het groote doel, de afschaffing van alle gemeente-accijnsen ertoe medewerkten. Veel liever hadden zij te dien tijde afstand gedaan van het geheele personeel als rijksbelasting en aan de gemeenten overgelaten om haar, gewijzigd onder hare eigen be lastingen op te nemen en te heffen tot zoodanig be drag als elke gemeente zou meenen te behoeven maar de band tusschen onze rijksbe astingen en ons kiesrecht maakte dit onmogelijk. Voor velen is de som, die zij in de personeele belasting betalen, de eenige grondslag van hun kiesrechtvoor vele anderen maakt zij te za- men met het patent ol de grondbelasting het bedrag uitdat voor hunne kiesbevoegdheid gevorderd wordt. Afschaffing van het personeel als rijksbelasting en over dracht aan de gemeenten zou voor die allen het ver lies van hun kiesrecht ten gevolge gehad hebben aan zoo iets kon zelfs niet gedacht wordenen daarom schoot er wel niets anders over dan handhaving van het personeel als rijksbelasting en afstand aan elke ge meente van het grootste deel der geheele opbrengst, die in die gemeente werd geheven. De Eegeering nu stelde voor de uitkeeringen aan de gemeenten van vier vijfde deelen te verminderen op drie vijfde deelen en ten einde aan de gemeenten gelegenheid te geven om zich voor dit verlies schadeloos schen blik op zijne vrouw die ijverig de naalden tegen elkander deed tikken. „Eieibeste August", antwoordde zij zonder van hare breikous op te zien „je schijnt geheel te ver geten welke moeite het gekost heeft je toestemming tot Anna's huwelijk te verkrijgen Wauneer je je zin gehad hadtdan keek het kind waarschijnlijk nu nog even treurig als vroeger in Berlijn „Laat ons daarover niet meer spreken, ieder menseh kan dwalen zeiden reeds de oude Latijnen. Wanneer ik je tegensprak en van Anna's liefde nieis wilde weten, dan gebeurde dit omdat ik geloofde dat het tot haar bestwil was. Nu is het omgekeerde het geval geweest, en dat is goed en daarmede punctum Overigens is je opmerkiDg nog volstrekt geen argument tegen de stelling die ik mij veroorloofde ten beste te geven en met het oog waarop ik u, mevrouw von Sporken, graag eens zou willen vragen of gij reeds over een huwelijk van Lucia gedacht hebt?" Mevrouw Therese sloeg voor de eerste maalsedert zij onder de veranda was komen zitten de oogen op om haren echtgenoot eenen bestraffenden blik toe te werpen en iets van „onbescheidenheid der mannen" te mompelen. Mevrouw von Sporken echter glimlachte en een licht rood kleurde hare wangen. „Op zulk eene directe vraag ben ik wel gedwongen een even direct antwoord te geven", antwoordde zij baar werk neerleggende en dan moet ik u bekennen, mijnheer Dreyfusz, dat ik mij werkelijk reeds dikwijls met deze gedachte bezighield. Ik heb juist in den laatsten tijd eene zonderlinge ontstemdheid bij Lucia waargenomen, eene opvallende verandering, die mij ver rast. Lucia placht mij altijd openhartig en vrijmoedig alles te zeggenwat haar drukt sedert eenige weken is zij zwijgend en nadenkend geworden. Het zou mij verheugen wanneer deze verandering aan eene liefde ten grondslag lagdie zij heeft opgevatwant ik ben overtuigd dat eerst het geluk der liefde in staat is, de grootegoede en edele eigenschappen volkomen te te stollen, haar de bevoegdheid te verleenen, om op de hoofdsom der grondbelasting meer opcenten te heffen dan haar tot nog toe is geoorloofd en wel voor de gebouwde eigendommen zestig in plaats van veertig en voor de ongebouwde veertig in plaats van tien. Toen dit voorstel vrij sterke tegenkanting ondervond werd het in dien zin gewijzigd dat van het terugnemen van een vijfde der bestaande uitkeeringen aan de gemeen ten werd afgezien en werd voorgesteld, voortaan geheel of gedeeltelijk ter beschikking van elke gemeente te stellen eene som, gelijkstaande met vier vijfde gedeelten der zuivere opbrengst van de hoofdsom van het perso neel (niet van de opcenten) over het belastingjaar 18841885 in de gemeente geheven en daarenboven de zuivere opbrengst van tien der opcenten, die het Eijk op de grondbelasting op de ongebouwde eigen dommen in de gemeente heft. Voorts zou de bestaande bevoegdheid van de gemeentebesturen, om opcenten op de hoofdsom der grondbelasting te heffen, alleen wor den uitgebreid voor de gebouwde eigendommen en wel, evenals in het oorspronkelijke voorstel van veertig tot zestig. Wegens don gsdrukten toestand van het land bouwbedrijf zou voor de ongebouwde eigendommen die bevoegdheid blijven beperkt tot tien opcenten. Ook tegen dit voorstel waren de bezwaren menig vuldig de gevoelens liepen sterk uiteen en tusschen de Eegeering en de verslaggevers van het afdeelings- onderzoek hadden overleggingen plaats, waarin naar een middel om tot een vergelijk te komen werd gezocht. Een uitvloeisel van die besprekingen was een voorstel van zes leden dat ten slotte is aangenomen en hierin bestaatdat elke gemeente voortaan geheel of gedeel telijk zal kunnen beschikken over eene som, gelijkstaande met vier vijfde gedeelten van de zuivere opbrengst van hoofdsom en Eijksopceuten der belasting op het per soneelgemiddeld over de belastingjaren 1882 1883, 1883 1884 ea 18841885 in de gemeente geheven. De voortdurende stijging van de opbreng-t der perso neele belasting zal dus niet meer ten voordeele van de gemeenten komen en wanneer het Eijk het noodig mocht achten de opcenten op het personeel te ver- hoogen zal bet van dat hooger bedrag niets meer behoeven af te staan. De gemeenten ontvangen nu jaarlijks eene vaste som, gelijkstaande met het gemiddeld bedrag van hetgeen zij in de laatste drie jaren genoten. Of de winst door dezen maatregel voor het Eijk verkregen, van eenig belang zal zijn, zal afhangen van de toenemende welvaart van ons land. De mogelijkheid van achteruitgang bestaat natuurlijk ook maar tot nog toe is, al moge het eene jaar voordeeliger dan het andere zijn de opbrengst van bet personeel regelmatig klimmende. Voorshands wordt de winst voor het Eijk op ongeveer twee ton geschat. De wet bevat voorts de bepaling dat zij binnen tien jaren moet worden herzien. Het kan natuurlijk ook vroeger gebeuren. Maar wat voorspelt ons deze wet voor de toekomst Is zij een eerste stap om tot het terugnemen van het ontwikkelendie in Lucia sluimeren. Dat zij geen alledaagsche natuur heeft, heb ik ia een intiemer ver keer met haar reeds lang bemerkt. Wanneer zij zich toonde zooals zij werkelijk is dan zou men in haar een in ieder opzicht bevoorrecht, door den Almachtige rijk gezegend menschenkind vinden. Veel echter slui mert nog in haar de liefde moet het wekken!" Dreyfusz knikte verheugd met het hoofd. „Geheel mijne meeninglieve mevrouwvolkomen mijne meening Ik heb ook reeds een weinig argwaan opgevat ja jazie mij maar niet zoo verbaasd aan! Dat die schilder, Waldau tot over de ooren op Lucia verliefd is dat moet gij toch reeds lang bemerkt heb ben Hebt gij nog nooit gezienhoe zijne oogen schitterenwanneer hij in Lucia's nabijheid ishoe zijne stem beeften hoe al zijne bewegingen iets ze nuwachtigs hebben? Doch niet alleen Waldau schijnt verliefd te zijn ook de kleine Lux maakt denzelfden indruk op mijNu, ik heb niets gezegd, mijn beste mevrouwmen praat zoo licht zijnen mond voorbij wanneer men zich met Amors zaken bemoeit maar Elimar is een flinke goede rechtschapen kerel, en men kan haar geluk wenschendie hij eens naar het al taar voert." Mevrouw von Sporken glimlachte evenen zeide dan „het schijnt mij toealsof ook met mijnheer von Waldau eene verandering heeft plaats gehad eene verandering ten goede", waarop Dreyfusz met zijne zware basstem antwoordde „Ongeloofelijk 1 Maar vindt gij dat eigenlijk zulk een wonder? Is het zoo zonderling dat een mensch zich be tert wanneer hij bemint? Kan de liefde niet in een oog wenk uit eenen verloopen deugniet een verstandig en goed mensch maken En was hetwanneer ik vragen mag, met Waldau dan wel werkelijk zoo erg? Ik heb nog nooit de lichtzinnigheid verontschuldigd die zich onder het masker van kunstenaarsgenie verbergt bij Waldau wil ik het doen Hjj is het offer zijner opvoeding geworden neenhij had het kunnen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1