92.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
WOENSDAG
5 AUGUSTUS.
ONZICHTBARE HANDEN.
10.
Prijs der gewone Advertentiën:
Uit het gr\js verleden.
FBUILLETON.
Merkwaardige oudheden.
ALM A ARSCHE €011A A T.
Deze Courant wordt Dinsdag", Doild0Fd&g-en
Saterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
por 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 08.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de UitgeverB HERMs. COS-
TER ZOON.
De personen Jacob Hriff1. w. Helder, en Emanuel Lauren-
tius Dionysius Goossensworden verzocht zich ter secretarie
alhier aan te melden.
Lijst van brievenwaarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le helft der maand Juni 1885
H. Gerritsen, Amsterdam; Jurriaans, IJmuiden; mej. i.
Wijdeman, PurmerendA. van de Sande Best, F
Van de hulpkantoren
Hoogwoud: A. Bruin, Zoudfen.
Noordscharwoude: K. Bieren Haringkarspel.
Oterleek: P. WitAmsterdam.
Briefkaarten: H. Burger, S. Steegers, J. Nieuwhuizen,
mej. Antje de Bruin, Amsterdam.
Brieven,
Verzonden geweest naar Amerika:
Van het hulpkantoor:
Zuidscharwoude: H. Zwaan Cz.,
Even als in 1853 bij het leggen der buisleiding voor
de gasverlichting werden thans bij bet leggen der
pijpen voor de waterleiding ia de Langestraat groote
partijen beenderen g- vonden en verwijderd. Men groef
ditmaal dieper dan toen als het ware in eeue tweede
laag en bracht daaruit 550 (nederl.) ponden te voor
schijn eene aanzienlijke hoeveelheid als men in aan
merking neemt de geringe breedte der gemaakte groet
en de lengte der vindplaatsen van het huis bewoond
door den heer Boe'mans ter Spil tot de Schoutestraat
en van dat van den heer Kluppel tot dat van den heer
Graftdijk. Beoosten bet laatstgenoemde tot de Achter
straat werd eene groote partij snippers van leden ge
vonden Bij het huis van den heer van Bremen stuitte
men wederom op eene schoeiingwaarvoor zich door
de Krebbestegen eene laag paardenmest uit trekt, nabij
de Achterstraat werden ook sporen van beschoeiing
maar in de r chting van oost en west, ontdekt.
„Do weield is een groot kerkhof, wij wonen op bei
stof der voorgeslachten" wordt meermalen gezegd als
in den bodem, waar men ze niet vermoedde, verzamel
plaatsen van beenderen aangetroffen werder. Het laatste
gezegde schijnt hier minder van toepassingde meeste
der g v u.den beenderen waren overblijfselen van var
kens die zelfs de grootste spotter met de theorie vau
Darwin wel niet tot de voorloopers van het menschel ijk
geslacht zal rekenen. Echter niet van onze gewone
varkens maar van de vroeger hier te lande inheem-
schevan slagtanden voorziene en op een boschrijk
landschap wijzende everzwijnen die een geliefkoosd
voorwerp waren voor de jacht onzer voorvaderen en
vermoedelijk ook wel in kudden nagehouden hebben.
Werden die misschien door de oude germanen aan
hunne goden geofferd op de gewijde plaats, welke, vol
gens de in het „Memoriaal" der Groote kerk bewaarde
overlevering, gevonden werd op den hoogen geestgroud
tusschen de merenwaar later een christenkerk ge
bouwd werd en zijn de gebeenten dier offerdieren
neergeworpen aan den westelijken oever der met de zee
gemeen liggende Scher- en Voormerenwelke hunne
golven dikwerf tegen den hoogen grond van het oude
Alkmaar opdreven kribwerken tot bescherming noodig
maakten, maar ook door aanslibbing bijdroegen tot eene
oostelijke uitbreiding van het voor de vischvangst zoo
voordeelig gelegen dorp Do naam der Krebbesteeg
mag in dergelijken vroegeren toestand wel zijne ver
klaring vinden.
Het is niet gemakkelijk zich eenige voorstelling te
vormen van hot land en zijne Dewoners in overoude
tijden waarvan geene geschreven geschiedenis bestaat.
Wat derhalve bij opgravingen aan het licht komt ver
dient al onze belangstelling. De heer Jb. Masdorp
wijdde de zijne nauwlettend aan hetgeen in de vorige
week aan het licht kwam en wij zagen bij hem eene
kleine verzameling van gevonden voorwerpenzijnde
kaken en slagtanden van varkenstwee vlakgeslepen
groote beenderen, een sehede! van een klein dier.
snippers leder, een smallen beenen kam een fluitje
en een geringden stuiter beiden van gebakken klei
alsmede een goed bewaarde houten [haar ?]pen de laat
ste zaken gevonden op de veenlaag die zich onder het
zand uitstrekt. Wij hopen vau zijne vrijgevigheid dat
deze artikelen terecht zullen komen daarwaar zij
allereerst behooren in het Stedelijk Museum.
B.
Ik was in de gelegenheid om eenige voorwerpen van
aanzienlijken ouderdom hier ter stede in de Lange
straat opgegravenbij den heer J. Masdorp te bezich
tigen. Die voorwerpen verdienen in hooge mate de aan
dacht, vooreerst omdat zij een nieuw bewijs opleve
ren voor de stelling, dat in het ver verwijderd tijd
perk waaruit hunne herkomst duidelijk is aan te wijzen,
reeds hier eene gevestigde bevolking bestond, maar ten
andere omdat het door vergelijking met andere derge
lijke en onder dezelfde omstandigheden elders opgegra
ven voorwerpen, mogelijk wordt om aan te toonen wat
aanleiding heeft gegeven tot die opeenhooping van
Leenderen.
In het jaar 1841 werd ook te Wijk bij Duurstede,
in een akkerland buiten de Veldpoort, naast een veld
weg genaamd „de Hoogstraateene zeer groote hoe
veelheid beenderen gevonden van runderen schapen
zwijnen bokken herten en honden sommige behakt,
allen in fragmenten en geen sporen van verbranding
aantoonende. Tusschen die beenderen nu vond men
allerlei voorwerpen, overeenkomende met die welke nu
ia de Langestraat zijn gevonden. Ja zelfs de vindplaats
biedt de grootste overeenstemming aan. Immers de been
deren hier ter stede werden gevonden op eenigen af
stand van de groote kerk waar volgens kerkelijke
overlevering, de heilige plaats was, door de heidensche
bevolking tot offeren bestemd. Te Wijk bij Duurstede
werden de beenderen gevonden in de onmiddelijke na
bijheid van een akker, die den naam draagt van „de
Stroobantsche Kapel volgens Dr. Janssou vroeger
conservator bij het museum van oudheden te Leiden
aanduidende dat daar eertijds een kapel heeft gestaan,
die wanneer men bij dien naam aan een afleiding van
„stroo" en „binden" mag denken van de eenvoudigste
samenstelling moet zijn geweest en wederom wijst naar
de heilige offerplaats eener Germaansche bevolking.
Het ligt niet in mijn plan om hier in een onder
zoek te treden naar de herkomst van die beenderen
bij eene zoodanige offerplaats; mijne bedoeling is slechts
om de aandacht te vestigen op het feit, dat ook in eene
andere vaderlandsehe stad, onder gelijke omstandighe
den, zulke beenderen zijn gevonden.
Wat nu de voorwerpen zeiven betreft, moet men
door vergelijking met die te Wijk bij Duurstede ge
vonden in de nabijheid van munten uit den tijd van
Karei den Groote en Lodewijk den Vroome, aannemen
dat zij behooren tot het Karloviugiseh Frankische tijdperk.
Zij bestaan uit
1, het boveneinde van een kam van been volmaakt
overeenkomende met een uitmuntend bewaard exem
plaar te Wi;k bij Duurstede gevonden en thans bewaard
in het museum van oudheden te Leiden. Dr. Janssen
noemt die ham hoogst zeldzaam, omdat hij behalve deze,
slechts twee fragmenten had gezien, die een gelijksoor-
tigen vorm hadden. Het hier gevonden bovengedeelte
schijnt bewerkt te zijn uit de tibia van een paard of
rund. Die bewerking is overigens vrij ruw en verraadt
weinig kunst. Zulke kammen schijnen tot het uitkam
men van zeer lang haar gediend te hebben en waren
waarschijnlijk in groote hoeveelheid en verscheidenheid
aanwezig in het Frankisch tijdperk. Immers lang haar
was bij de Franken zoodanig een sieraad dat zij zeifs
den naam verkregen van Franci crinosi, doelende p
hun weelderigen haartooi. Bij de meeste Frankische
kammen is het overigens duidelijk te zien dat zij in
een hecht zijn gevat geweest en dat de tanden eerst
na die invatting zijn ingezaagd.
2. een runderbeen waarschijnlijk een tibia, aan eene
zijde glad geslepen van onder voorzien van een
gleuf en een gaatje en desgelijks een gaatje in hot
bovenste gedeelte.
Zoodanig been wordt door Dr. Janssen afgebeeld in
zijne oudheidkundige mededeelingea deel I. Het schijnt
buiten twijfel te zijn dat dit been een schaats is. De
eenigszins naar een voet toegesneden vorm en de plat
en gladheid aan eene zijde, maakt zulk een been doel-
matig genoeg om daarmede spoedig over het ijs te
glijdtn, althans voor zulk een gebrekkig en ruw hulp
middel. Ook de Jakuten (een Siberische volkstam)
maken nog tegenwoordig gebruik van zulke beenen
schaatsen.
De Heer Ter Gouw merkt omtrent deze schaatsen
het volgende op
„Het zitten op een priksleedje vond de forsche en
78)
De advokaat stiet een ruwen lach uit.
„Ik beu waarlijk niet in eene stemming om te
Bchertsen," gaf' hij ten antwoord; „hetgeen ik u mede-
doelde is helaas de volle harde waarheid. Wij kunnen
niets tegen Lucia doen want zij is de onbetwistbare
erfgename van den overstedie baar toen zij twee
jaar was, met 's Konings toestemming, heeft geadopteerd
Het was Hackert, alsof hij een dreunenden slag midden
op het hoofd had gekregen en alsof zijne hersenen
daardoor niet in Btaat warenom hunne werking te
doen. Als vernietigd leunde hij tegen het voetstuk
van een marmeren Satyr, wiens wit gelaat hem aan
grijnsde. Verloren 1 Dus werkelijk verloren 1 Geen
flauwe hoop meer, met honderdduizenden te kunnen
spelen, zich in Champagne te kunnen baden en met
bankpapier de havanah's te kunnen aansteken Geen
schijn van hoop meer, om in gindsch paleis van den
duivel den Moloch van het spel te kunnen tarten
geen hoop meerom het verlorene te kunnen terug
winnen Verloren verloren
Wat nu
De student was niet in staatover deze vreeselijke
vraag na te denken. Hij zag in het koelehonende
gelaat van Cadauaa en toen overviel hem eene
blinde woede.
„En wie is de schuld er van dat al onze plannen
voor de toekomst in rook vervlogen zijn riep hij op
verbitterden toon„wie anders dan gijdie slechts
pochen kondetzonder tot handelen te komendie
Blechts woorden hadtmaar geen daden I Hadt gij op
dien dag, toen ik de twijfelachtige eer genoot, met u
kennis te maken gezegd dat Lucia het rechtmatig
aangenomen kind van den ouden Hackert wasdan
had ik u mijne deur uitgeworpen I"
„Wat u slecht zou bekomen zijn", antwoordde Cadama
kalm. „Overigens kan ik u verzekerendat het mis
lukken onzer plannen niet aan mij heeft gelegen
waarachtig nietIk wist wel dat Lucia geadopteerd
was geworden maar ook dat het, om bepaalde redenen,
slechts in één exemplaar vervaardigd documentniet
bij de rechtbank gedeponeerd was maar zich in par
ticuliere handen bevond. Daar nu verder bij den
grooten brand van de monboirkamer te Berlijn alle
boeken en acten eene prooi der vlammen zijn geworden,
was de adoptatie van Lucia nog slechts door dit eene
document te bewijzen. Ik vernam dat de vertrouwdste
vrieud van den overste baron Menken dit document,
van welks bestaan zelfs Lucia geen vermoeden had
bezat en ik beproefdehet hem door middel van Fran
cesco afhandig te maken. De kwajongen bedroog mij
en verried mij aan Menken en dat was de eenige
factorwaarmede ik geen rekening had gehouden. Ik
was te weinig schoftom de schofterigheid van anderen
te kunnen doorzien
En is dan in geen enkel opzicht de wettigheid der
adoptatie van Lucia te betwisten?" riep de student
wanhopig.
„Neen Wij moeten berusten en mogen blyde zijn,
dat de politie ons niet bij den kraag pakt 1"
„Maar, voor den duivel, Cadama, wat zullen wij
dan beginnen Er zal mij ten slotte niets anders over
blijven dan de eerste de beste vrouw te trouwen, opdat
ik ten minste in het bezit kom van de mij door mijnen
oom toegedachte veertigduizend gulden
Cadama streek met de hand over het gelaatzijn
oog schitterde kwaadaardig. „Vergeet niet, dat gij
mij nog tachtig duizend gulden schuldig zijtvoor welk
bedrag ik accepten van u in mijnen zak draag
„Accepten die zooals gij zelf onlangs zeidetmets
waard zijn
„Indien ik dat gezegd hebdan had ik daarvoor
mijne redenen. Nu denk ik er echter anders over. De
veertigduizend gulden die g;j van uwen oom erven
zultliggen voor u vastvoor mij echter niet. In
het desbetreffende artikel van het testament staat wel
ik ben nauwkeurig op de hoogte dat het geld u
eerst na uw huwelijk zal worden uitbetaald dat belet
echter uwe schuldeischers nieter voorloopig beslag
op te leggen."
„Probeer bet maar!"
„Ik deed het reeds."
De student schrikte heftig.
„Gij liegtCadama Gij zult mij niet van het
laatste willen berooven."
„Ieder is zichzelf het naast De veertigduizend
guldenwaarop ik beslag heb gelegdzijn nog niet
de helft van hetgeen ik wettelijk van u te vorderen heb."
„Maar bet is reeds meer dan ik werkelijk van u
kreeg
„Het is geheel uw vrije wil geweest, om de wissels
te onderteekenen en mijn geld aan te nemen of
niet. Wanneer ik mij nunu alle kansen verkeken
zijn zoek schadeloos te stellen dan is dat niet meer
dan billijk."
Hackert sloeg de armen over elkander en keek naar
den grondwaarop het door het geboomte vallende
maanlicht een zwak licht verspreidde. Het was hem
vreeselijk te moedezijn hoofd dreundezijn bloed
joeg wild door zijne aderen.
„Dan ben ik dus niets meer dan een bedelaar",
mompelde hij dof.
„Niets meer!" hernam Cadama op ijakouden toon
„Dan kan ik dus verhongeren
„Neen, schurk eerder verworg ik je schreeuwde
Hackert plotseling en in waanzinnige woede wierp hij
zich op den advokaat en wrong zijne vingers om diens hals.
In zijne volle zwaarte sloeg Cadama op dien on-
verwachten aanval niet voorbereidachterover tegen
den grond. Een woest steunen maar geen lm'de