f
li
No. 97.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
16 AUGUSTUS.
Tot nut van 't Algemeen.
ONZICHTBARE HANDEN.
9
ïi
Hf
Prijs der gewone Adfertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen,
EERSTE BLAD.
Mi ill
Brail
ECOURANT
Deze Coulant wordt .Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementspifle
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 8 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
i.
Van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
waarvan in het vorige jaar het honderdjarig bestaan
zoowel in de aigemeene vergadering te Amsterdam als
in de verschalende departementen werd gevierd is
den 11 Augustus II. de honderdste aigemeene vergade
ring geopend door den voorzitter professor Quack. Die
openingsrede verdient onze bijzondere aandacht. Denk
beelden werden daarin in herinnering gebracht, die in
dezen tijd althans evenzeer behartiging verdienen als
bij de vestiging der maatschappij een eeuw geleden.
Toen had de groote overgang plaats van het oude po
litieke stelsel tot het nieuwe. Het verschil tusschen
de maatschappelijke standen werd opgeheven de voor
rechten van adel en geestelijkheid werden afgeschaft
de gelijkheid en de vrijheid der burgera erkend tegelijk
met de broederschap. De afscheidingen tusschen de
verschillende neriugen en beroepende kringen die
de drijvers van dezelfde nering en de uitoefenaars van
hetzelfde beroep omsloten en waar niemand vrijel'jk
mocht binnentreden of buitengaanverdwenende
gilden werden afgeschaft en de arbeid werd vrij ver
klaard. De menseh zou voorta&n in volle vrijheid leven
en werken allen zouden gelijke rechten hebben en
zich een middel van bestaan kuunen verschaffen waar
zij verkozen en door den arbeid, die huu het geschiktst
en voordeeligit zou voorkomen. Geen poorterschap
was meer noodig om in eenige stad een handwerk te
mogen uitoefenen of handel te drijven. Er werd niet
meer naar gevraagd hoe lang en met welke vrucht
men als leerling gezel of knecht had gewerkt; geen proef
van bekwaamheid werd meer vereiscbt; ieder, die zich er
toe in staat rekende kon zich als baas nederzetten en
het aan het publiek overlaten of men van zijn werk gediend
wilde zijn. Geen „intrede gelden" werden meer gevraagd,
noch wekelijkeche bijdragen voor de kassen tot onder
steuning van zieken ouden van dagen en weduwen.
Geen boeten werden verbeurd, nu meu vrij was, nu er
geen reglementen meer bestonden en er bij gevolg ook
geen overtredingen hunner voorsehnften meer mogelijk
waren. Maar te gelijk verviel ook de bescherming van
het gild, de waarborg voor eeno voldoende opleiding,
boe gebrekkig soms ook de ondersteuning in ziekte of
behoeftigen ouderdom of bij verlies van den vader en
kostwinner des gezins, hoe karig en onvoldoende zij
overigens meestal zijn mocht. Men begeerde vrij te
zijn en begroette den dag der vrijheid met gejuich,
maar men werd ook aan zich zeiven overgelaten en had
82)
Menken nam het hoofd van het jonge meisje in beide
banden en drukte haar eenen kus op bet reine voorhoofd.
Lucia bloosde niet het was haar op dit oogenblik,
alsof haar vader afscheid van haar nam.
De handelaraad en Elimar Waldau, die nog acht
dagen in San Rerno wilde blijven om dan naar Ber
lijn terug te keeren waar eene onaangename zaak
die moest worden opgehelderd, zijne aanwezigheid nood-
zakelyk maakte brachten de beide reizigers naar het
station. Onderweg ontmoetten zij den ouden bediende
van mevrouw Hilgersdorf met een pakwagen vol kisten
en koffers.
„He Kamisch", vroeg de Baad die bij den oaden
man om zijne ruime fooien goed stond aangeschreven
„waarbeen gaat de reis?"
„Naar het Btation om u te dienen mijnheer de
Baad", gaf Kamisch ten antwoord. „Mevrouw heeft
hare villa verkocht om u te dienen en zal dezer
dagen naar Weenen gaan waarheen ik het goed moet
vooruitzenden. Mevrouw wil naur Hongarije, naar
haar vaderland ik geloof, dat er reeds onderhandeld
wordt over het terugkoopen van het landgoed van me-
vrouws vader mevrouw wil weder grondbezitster wor
den om u te dienen mijnbeer de Baad".
„De Bchoone Ilona schijnt ons uit den weg te willen
gaan", zeide Menken glimlachend, „dat is een goed tee-
ken en verBterkt mij in mijne grondstelling, om de galan
terie jegens vrouwen niet al te ver te drijven. De schoone
Ilona is eene wilde kat en haar besluit, om zich weder
in de Pnszta te begraven zal menig mannenhart red
den. Zij is niet slechtdie vrouw maar zij was op
wegom het te worden".
voor zich zeiven te zorgen, tenzij men van zijn vrijheid
gebruik maakte om zich daartoe te vereenigen of de
liefde tot den naaste aanspoorde tot vrijwillige hulp eu
ondersteuning. Men had immers niet alleen de vrijheid
en gelijkheid afgekondigd maar ook de broederschap
Is er voor de broederschap voldoende gezorgd
Wie zou het durven beweren Maar er waren
er althans in ons land, die daarvoor met al hunne krach
ten en naar hun beste weten hebben gewerktdie ge
tracht hebben, naast de vrijheid en de gelijkheid den
gemeenschapszin op te wekken en levendig te houden,
die aan ons volk hebben toegeroepen gij zijt alien
vrij gij hebt allen dezelfde rechten maar vergeet
daarbij nietdat gij allen broeders zit, allen leden van
dat groote gezin het Nederlandsche volk. Vergeet
nietdat gij voor de rechtbank der zedelijkheid en
volgens de leer van uwen godsdienst allen voor eikan
der verantwoordelijk zijt dat de sterkeren, de machtigen
verplicht zijn de zwakken te helpen en te steunen; dat
de bemiddelde geroepen is om bet lot van den arme
te verzachten en te verbeteren, de kundige en ervarene
om den onkundige en onbedrevene voor te lichten. In
dien zin spraken eu handelden vóór honderd jaren
toen de oude maatschappelijke kringen en scheidsmuren
wegvielen de eenvoudige stichters der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, en daaraan herinnerde Dins
dag 1.1. de voorzitter in zijne openingsrede van de hon
derdste aigemeene vergadering. H herinnerde hoe
die stichters een beroep hadden gedaan om hun eigen
woorden te gebruiken op „het teeder medelijden over
uen staat des gemeenen roans in bet vaderland". Hij
herinnerde er aan hoe die stichters aanspoorden tot
barmhartigheid tot mededoogeu tot zachtheid van
oordeel. „Het is ons niet onwaarschijnlijk voorgeko
men" zeiden zij „dat de onkunde en de daaruit
veeltijds voortvloeiende zedeloosheid ouder den gemee
nen man en dus onder zeer nuttige leden onzer
maatschappij dikwerf' meer uit onvermogen dan uit
kwaadwilligheid kan voortkomen." Nederig, laag bij
den grond zonder ophef en geraaswerd het werk
begonnen. Met geduld weid gearbeid. Men begeerde
niet haastiglijk te maaien en te oogsten voordat het
uitgestrooide zatd den noodigen tijd had gehad om te
rijpen. Vooraf moest de grond worden bewerkt. Men
moest het eens worden over de middelen, die tot het
doel konden leiden en langs verschillende wegen
moest men dat doel trachten te bereiken. Men moest
de armoede trachten te verminderen door tot orde
een geregeld leven en spaarzaamheid aan te sporen en
gelegenheid tot sparen aan te bieden. Men moest in
het licht stellen dat wezenlijke aigemeene vooruitgang
niet het rijk worden van enkelen maar aige
meene vooruitgangmeerdere welvaartverbetering
van den toestand van het geheele Nederlandsche volk
alleen denkbaar is bij eenvoud van zeden bij een so
beren ingetogen nederigen bescheiden nauwgezet-
ten levenswandel. Inzonderheid moest voor onderwijs,
Het afscheid aan het station liep snel afdaar de
trein reeds aankwam.
„Vergeet niet, mij zoo spoedig mogelijk Lucia's vol
macht in zake Bahlow te zendenbeste Raad", riep
Menken nog uit den trein „ik geloofdat gij gerust
met haar over de zaak kunt spreken zonder dat zij
te zeer van streek zal geraken. BreDg haar nogmaals
mijne groeten tot weerziens, Elimar!"
Menken en Francesco knikten nog eens door het
coupévenster en het viel Elimar op dat de blik van
den baron noch op hem noch op Dreyfusz gericht
was maar afdwaalde in de richting van de villa van
den Baad. De zonneschijn viei glinsterend op eender
hoekvensters en daarachter was Lucia's kamer
In het volgende oogenblik was de trein verdwenen
achter de bergketen die zich tot aan de zee uitstrekte.
De Baad legde zijnen arm om Elimar's schouders.
„Wat voor plannen hebt gij voor van avond, Waldau?"
vroeg bij.
„Niente niets, volstrekt niets!"
„Kom mij dan eens helpen mijne dames wat op te
vroolijkenzij weten van verveling nietwat zij be
ginnen zullen. Wij zullen wat in den tuin gaan zitten
babbelen de namiddag is heerlijk en moet ten nutte
worden gemaaktbij ons in bet noorden zal men wel
reeds kunnen schaatsenrijden
Waldau had er niets tegen; toen hij met Dreyfusz den
breeden zandweg die naar de villa leidde insloeg
zag hij reeds van verre de dames op de veranda bij
de koffie zitten. De laatste dagen waren guurder ge
weest men was reeds in November maar vandaag
was het zoo warm en de lucht bovendien zoo geurig
dat men zich in de lente verplaatst waande.
Het gesprek was tamelijk opgewektalleen Lueia
nam er weinig deel aanzoodat mevrouw von Spor-
ken ten slotte angstig vroegof zij zich niet wel
gevoelde.
„O jawel heel goedtante," zeide het meisje
glimlachend, „ik vind het alleen maarondanks den
voor voldoend en algemeen verkrijgbaar onderwijs wor
den gezorgd.
Van deze beginselen is de maatschappij uitgegaan en
die heeft zij gehandhaafd tot op dezen dag. Art. 1
der thans opnieuw herziene wet vangt aan met deze
woorden: „Het doel der Maatschappij is: naar de ba-
giueeieu van den christelijken godsdienst algemeen
volksgeluk te bevorderen." Opmerkelijk is het dat in
de eerste wet, door Nieuwenhuysen opgesteld, de
woorden „naar de beginselen vaa den christelijken
godsdienst" niet voorkwamen omdat men meendeda
dit van zelf sprak. Later zijn zij daarin opgenomen
en ook thans heeft men gemeend ze te moeten behou
den omdatnu zij er eeomaal instaan uit de weg
lating dezer woorden de onjuiste gevolgtrekking ge
maakt zou kunnen worden dat de maatschappij an
dere beginselen had aangenomen en zich op een an
der standpunt had geplaatst. Overigens is het volko
men juist, dat het van zelf spreekt eu de woorden dus
eigenlijk overbodig zijn. Bij alle geloofsverschil zijn wij
het eens omtrent onze verplichtingen tot den naaste
hem lief te hebben als ons zeiven is voor allen het
groote gebod zijn geluk te bevorderen beschouwen wij
als ons aller plicht. Van Christelijke beginselen is onze
geheele samenleving doortrokken. Zoolang die in ons
volk leven zal ook de Maatschappij tot Nut van 't
Algemeen naar die beginselen werkenonverschillig
of dit in hear wet staat uitgedrukt of niet. Mochten
zij bij ons volk verflauwen of niet langer de algemeen
heerschende zijn een wetsvoorschrift, waarbij zij als
leiddraad zijn voorgeschreven zou weinig baten.
Hoe deze Maatschappij heeft gewerkt, blijkt uit haar
geschriften en haar instellingen. W ij kennen haar spaar
banken haar hulpbanken haar leesbibliotheken haar
volk voorlezingen haar bewaarscholen eu kweekscho
len Tot orde en matigheid hoeft zij aangespoord, spaar
zaam he d heeft zij bevorderd. Zj heeft den onbemid
delde door het voorschieten van de volstrekt nood'ge
geiden voor handel of bedrijf' geholpen eu gesteund. Zij
beeft de huiselijkheid bevorderd genot verschaftden
gedaehtenkring van duizenden verruimd en goede begin-
se:en ingang doen vinden door het verschaffen van lek-
tuur. Hoeveel zij vooral in vroegere jaren voor het
lager onderwijs voor de verbetering en het algemeen
maken van dat onderwijs heeft gedaan is genoegzaam
bekend. De bewaarscholen, die zij in stand houdt of
welker bestaan aan haar te danken is, getuigt ook in
dit opzieht van haar ijver evenais de kweekscholen
van onderwijzeressen. Heeft zij echter in de laatste
jaren haar werkkring wel ruim genoeg opgevat en is
er niet menig algemeen belang waarmede zij zich tot
nog toe niet heeft bemoeid ofschoon zij tot beharti
ging daarvan alleszins geroepen is? Opent zich voor
haar niet een nieuw en ruim arbeidsveld Deze
vragen had de voorzitter der honderdste aigemeene ver
gadering zich gesteld en naar zijne overtuiging beant
woord. Wat was zijn oordeel?
zonneschijn, niet al te warm. Misschien zal eene wan
deling helpen wie gaat met mij mede?"
Elimar sprong vlug op.
„Wanneer gij met mijn gezelschap genoegen wilt
nemen, zal ik gaarne medegaan", antwoordde hij met
eene lichte buiging daarna reikte hy Lucia een doek
aan dien deze over de schouders wierp en beide
daalden de steenen trappen af'.
Tevreden glimlachend keek de Baad hen na, waarop
hij snel een gesprek begon over de onzedelijkheid der
speelholen in Monacohetgeen de aandacht der overi
gen van de wandelaars afleidde.
Deze liepen naast elkander de olijvenlaan af.
„Laat ons naar het strand gaan", zeide Lucia „ik
heb in zoo lang niet den adem der zee gevoeld dat
ik er wezenlijk naar verlang".
„Helaas pleegt zieh in de poëzie van het strand ge
woonlijk een zeer onaangenaam stuk proza te mengen",
gaf Elimar ten antwoord. „Men vat licht koude op de
duinen en gij freule zijt daarvoor vandaag zeer
gevoelig".
„Niet meer dan andersik gebruikte eene kleine
noodleugen om de veranda te kunnen verlaten het
was mij onmogelijk nog langer naar het gesprek, hoe
goed gemeend ook te luistereD."
„Gij zijt nog altijd zenuwachtig freule een bewijs,
dat de ziekte toch nog sporen heeft nagelaten en dat
gij in ieder geval voorzichtig moet zijn".
Lucia schudde het hoofd.
„Ik ben weder geheel gezond, gezonder dan voorheen,
daar nu alle onzekerheid, die loodzwaar op mij drukte,
is weggenomen. Maar ik stem toe, dat het afscheid van
mijnen broeder en ook waarom zou ik het verzwij
gen van mijnheer von Menken mij min of meer
geschokt heeft".
Elimar keek het meisje van ter zijde aan; een gevoel
van ijverzucht deed zijn hart samenkrimpen maar hjj
glimlachte over dit dwaze gevoel, dat onwillekeurig b'j
hem opkwam.
'lil!
Mi '1