No. 106.
Zeven en tachtigste Jaargang
1885.
De mijngroeve op Stolzenhagen.
ZONDAG
6 SEPTEMBER.
EERSTE BLAD.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
©ffiriëel (Bebeelte.
PATENTEN.
De volj aarspatenten van ingezetenen dezer
gemeente, dienst 1885/86, kunnen van de secretarie
worden afgehaald van af heden 2 September tot
en met 16 September as., van des voormiddags
9 tot des namiddags 2 uur.
Burgeravondschool.
Onderhandelingen en bondge
nootschappen.
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsd&g-, Don.d0rd.ag~ 0n
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
De volgende personen worden verzocht zich aan te melden
ter secretarie dezer gemeente
Jacobus Amelsbeek, laatste woonplaats Amsterdam; Willem
Frederik Huyser, l.w. 's Hage; Arie Vader, l.w. Schellinkhout;
Christina Hoeker, geb. Bon, l.w. Haarlem; Petronella Zoete
lief, l.w. Haarlem; Lodewijk Dammendaal, l.w. Hilversum;
Neeltje Agatha Boon, l.w. Groningen; Meinardus de Koning,
1. w. Oudenbosch.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aan het Commissariaat van Politie zijn voor de recht
hebbenden terug te bekomeneen gouden oorbeleene por-
temonnaie, inhoudende eenige centen en gouden ringetje; een
ring waaraan vijf sleutelseen gouden os van een horlogeketting;
een nickel armbandeen paarden henneplanddek, gemerkt S.
Duif; een gouden inedaljon met haar; een pet; een kinder
armbandje (zwart) met gouden slotje; eene doekspeld, in den
vorm van een bloemeen witte vrouwenzak met zakdoek een
bloedkoralen armband of halskettingeen bruin lederen glacé
handschoen; een gouden oorbelletje met blauw kegeltje; een
zakkammetje; een poriemonnaitje met eenige centen; twee
zeildoek dekken; een stalen knipbeursje met eenige centen;
een huissleuteleen sigarenkoker met zilver gemonteerd een
griftenkoker in den vorm van een parapluieeen bloedkoralen
armhandje met koper slootje; een gouden medaljonnetje.
De inschrijving van leerlingen voor den cursus 1885/86 zal
plaats hebben op Maandag, 7 September, des avonds te 7 uur,
in het locaal Doelenstraat, hoek Gedempte Nieuwesloot.
De Directeur
Dr. H. W. WAALEWIJN.
Die gedurende eenige dagen geen gelegenheid heeft
gehad om de buitenlandsche berichten of de beschouwingen
over betgeen buiten onze grenzen geschiedt in de dag
bladen te lezen, zal, wanneer hij weder een courant ter
hand neemt, weldra bespeuren, dat hij niet veel heeft
verzuimd en er al zeer weinig in den algemeenen toe
stand is veranderd. "Wanneer hij althans een bericht
leest omtrent de onderhandelingen tusschen Engeland
en Rusland over de grensscheiding in Midden-Azie, zou
hij kunnen meenen dat hij bij vergissing een courant
had opgenomen die ten minste een maand oud is. Die
onderhandelingen duren nog altijd voort, berichten om
trent nieuwe voorstellen en nieuwe bezwaren daartegen
wisselen elkander af, maar een oplossing is nog niet
gevonden en de weg waarop men haar vinden moet
schijnt nog niet aangewezen. Merkwaardig is echter de
groote onverschilligheid die thans de vroegere harts
tochtelijkheid heeft vervangen. Wat is er over gebleven
van de opgewondenheid van het Engeisch publiekvan
de oorlogskreten waarvan het land weergalmde? Toch
is er eigenlijk niets in den toestand veranderd. Maar
Rusland is wyselijk kalm gebleven en heeft herhaaldelijk
verzekerd dat het niets liever wenseht dan met En
geland op vriendschappelijken voet te blyven. Tegenover
die kalmte hebben de oorlogzuchtige Engelsche bladen
het kijven niet lang vol kunnen houden. Evenals een
scheldpartij lustig kan voortduren om eindelijk tot een
vechtpartij over te gaanwanneer de tegenpartij het
antwoord niet schuldig blijft, maar ook van hare zijde
ijverig nieuwe brandstoffen voor het twistvuurtje aan
draagt doch daarentegen spoedig verflauwt en bij ge-
brek= aan stot wegsterftwanneer de tegenpartij het
stilzwijgen bewaartzoo heeft ook het getier dezer
Engelsche dagbladen tegenover de kalmte der tegen
partij het niet lang kunnen volhouden. Er kon geen
afwisseling in gebracht worden wat een strijd had
moeten worden liep uit op een alleenspraak, en deze
eentonigheid begon het publiek spoedig te vervelen.
Ziedaar althans een voordeel van uitstellen, onderhan
delen, op de lange baan schuiven; de hartstocht bekoelt,
en het nuchtere verstand krijgt gelegenheid tot kalm
nadenkeD. Het geschil met Rusland over de grenslinie
tusschen zijne nieuwe Aziatische provinciën en Afgha
nistan is evenmin uit den weg geruimd als eenige
maanden geleden maar niemand denkt er meer aan
dat daaruit een oorlog zal moeten ontstaan.
Vrede verkondigt inzonderheid de bijeenkomst van
den Russischen en den Oostenrijksch-Hongaarschen
keizer, vergezeld van hunne eerste ministers, vooral na
de voorafgaande bijeenkomst van den Oostenrijkscben
Minister met den Duitschen Rijkskanselierwant al
was ook de Keizer van Duitschland noch Bismark bij
de samenkomst der gekroonde hoofden tegenwoordig
met recht kan gezegd worden dat hetgeen er gesproken
werd in hunnen geest was, nadat men zich vooral om
trent hunne zienswijze had vergewist. Wat er verhandeld
ismoge niet met zekerheid bekend zijn, men schijnt
veilig te kunnen aannemen, dat het doel en de uit
komst der bijeenkomst niets anders is geweest dan eeu
bevestiging van de vredelievende gezindheid en de goede
onderlinge verstandhouding van de beheerschers dezer
drie machtige rijken. Geen enkele sluimerende kwestie
sehijnt besproken, geen enkel oud geschil opgerakeld,
en nieuwe hebben zich niet voorgedaan. Ook Turkije
heeft men wijselijk met rust gelaten. Al moge ieder
overtuigd zijn, dat de tegenwoordige toestand niet anders
is dan een overgangstoestand, dat uit de nieuw gevormde
staten iets anders zal worden dan het thans bestaande,
dat de betrekking tot het Turksche Rijk, voor zoover
0)
De oude man dacht eenige oogenblikken na. „Het
moet in de laatste dageu van Maart geweest zijn,
toen mijnbeer de graaf den brief uit Rome kreeg
tengevolge waarvan wij dadelijk op reis gingen. Niets
kon snel genoeg gaan ik moest hals over kop het
noodzakelijkste iupakken en mijnheer de graaf zeide
mij niet eens waarheen de reis zou gaan hij zat
geheel in zichzelf verzonken voor zijne schrijftafel,
waaraan hij den brief het eerst gelezen hadraakte
het ontbijt niet aan dat ik voor hem gereed zette en
eerst toen het rijtuig gereed was, en ik hem bij bet
instappen hielp, wendde hij zich tot mij en zeide wij
gaan naar Rome graaf Hasso is zeer ziek. Ik dacht,
dat ik mij niet staande zou kunnen houden want zoo
had ik mijnheer de graaf nog nooit gezienzoo had
hij nooit gesproken; zijn gelaat was vaalbleek en ik
kon hem nauwelijks verstaan zoo beefde zijn stem."
Sedert hoe lang vertoefde graaf Hasso toenmaals
reeds in Italië en bedenk u eens goed Krüger hoe
was in den laatsten tijd de verhouding geweest tusschen
mijnen neef en diens zoon
„Do jongeheer zal ongeveer drie jaren in Rome
geweest zijn, want hij ging daarheen, dadelijk nadat
hij zijne studiën aan de berlijnsche academie had vol
tooid. Of mijnheer de graaf dit eerst wel gaarne zag,
dat kan ik niet beoordeelenmaar toen uit Italië
brieven en schetsen van den jongen graaf kwamen
scheen hij zeer gelukkig en kon hij zich vooral van
de tcekeningenbijna niet losrukken. Eerst in den
laatsten tijd klaagde hij er wel eens overdat mijnheer
zijn zoon zoo zelden schreef."
Goed gij kwaamt dus in Rome en reedt natuurlijk
dadelijk naar mijnen neef f''
„Zeer zeker. En mijnheer de graaf verwonderde er
zich nog zeer overdat de woning zoo ver buiten de
goede wijken lag
„Nu en?"
De kamerdienaar aarzeldehij scheen het niet met
zichzelf eens hoe hij zijne herinneringen onder woorden
zou brengen. De graaf voelde dat en trachtte hem
te helpen.
„Wie ontving u in do woning?" vroeg hij.
„Een bejaarde dienaar. Hij zag er echter niet zeer
defiig uit en deed eerst na herhaald kloppen open.
„Waar is mijn zoon?" riep mijnheer de graaf De
man verstond echter geen duitsch en verwijderde zich,
terwijl hij iets van mevrouw de gravin mompelde.
Mijnheer de graaf zag hem verbaasd na en wilde juist
zonder omslag de woning binnengaan toen eene dame
verscheen zulk eene schoone dame
De graaf kuchte voornaam.
„Zoo schoonmijnheer de graafals ik nog nooit
iemand gezien heb. Groot van gestalte lange zwarte
lokken en oogen
„Goed goed ik schenk u gaarne de verdere schil
dering ik was later zelf zoo gelukkighaar te
zien. Wat sprak mijn neef toen met die dame?
„Zij spraken fransch ik kon het dus niet verstaan.
Bovendien gelastte mijnheer de graaf mij na de eerste
woorden heen te gaan en buiten op hem te wachten.
Eerst na geruimen tijd wel een uurriep hij mij
binnen ik moest de koffers binnen brengen en men
wees ons eene tamelijk armoedige kamer aan."
„Wanneer zaagt gij graaf Hasso?"
„Bijna onmiddelijk vóór zijnen dood... twee dagen
na onze aankomst. Het was eene sleepende koorts
die hem had aangetast. Hij had mynheer den graaf
zelf eerst niet herkend, toen echter heldere oogenblikken
kwamen vroeg hij zelfs naar mij de oude dienaar
kon van ontroering niet voortgaan. „Omdat wij vaak
als kinderen tezamen in het park hadden rondgesprongen,
I kende hij mij heel goed ik moest aan zijn bed komen
die nog is gebleven, op den duur niet houdbaar is, dat
het bezit van Oostenrijk nog niet behoorlijk is geregeld,
men is tevens overtuigd, dat het tijdperk van overgang
nog niet voorbij is, dat men moet afwachten wat na de
laatste belangrijke veranderingen uit den tegenwoordigen
toestand zal groeien en de tijd voor nieuwe maatre
gelen en nieuwe regelingen alzoo nog niet gekomen is.
De vrucht moet nog rijpen, van maaien en oogsten kan
nog geen sprake zijn, en men bewijst zeker aan de be
volking de wat landaard en godsdienst betreft zeer
gemengde bevolking van de eenmaal door de Turken
veroverde en gedeeltelijk nog beheerschte landen den
besten dienst door land en menschen vooreerst met
rust te laten totdat de verdeeling en de vormen van
bestuur, die iu de toekomst voor ben bestemd zijn,
zich althans in groote trekken door de ervaring voor
het oog van den '„scherpzinnigen en belangstellenden
besehouwer zullen hebben afgeteekend.
Maar als de groote mogendheden in Midden- en
Oostelijk Europa zich versterken en zich het bezit
hunner landen misschien ook reeds den toekomstigen
aanwas verzekeren door een onderling bondgenootschap,
kunnen dan de westersche staten daartegenover op zich
zeiven blijven staan Neenheeft men reeds geant
woord, eu, ziet gij, daarom heeft Engeland zich beijverd
om een bondgenootschap met China te sluiten, waardoor
het tegenover Rusland sterker wordten tracht het
thans te Konstautinopel ook den Sultan tot een ver
bond te bewegen. Aan het gerucht omtrent het verbond
tusschen Engeland en China behoort echter al even
weinig gewicht te worden gehecht als aan de bewering
dat Rusland zijnerzijds zich met Korea zou hebben ver
bonden wat door de Russische gezanten in China en
Japan uitdrukkelijk is tegen gesproken. Wat overigens
de onderhandelingen van Engelands buitengewonen
gezant Sir Henry Drummond Wolff te Konstautinopel
betreft, zal men wel doen met te gelooven dat ook hier
niet het sluiten van een bondgenootschap wordt beoogd.
IntuBsehen mag tevens worden aangenomen, dat onder
het tegenwoordige Engelsche Kabinet de verhouding
met Turkije anders zal zijn dan onder het vorige,
waarvan Gladstone, de schrijver van „De gruwelen in
Bulgarije", het hoofd was. Er zal ongetwijfeld meer in
overleg met den Sultan worden gehandeld vooral ook
wat Egypte betreftten aanzien van welk land zijn
rechten en bevoegdheden ondubbelzinniger zullen worden
erkend. Moet Egypte dan weder door de Turksche
Pacha's wordeD geregeerd wordt daarom reeds door
sommige bladen in Engeland gevraagd. Dan ware het
nog beter voegen zij er bij het land maar aan zich
zelf over te laten. Het is inderdaad te begrijpen dat
de weg die men thans op wil, bij velen in Engeland
wordt afgekeurd en door anderen als onvermijdelijk
wordt verdedigd maar betreurd. Als Engeland hetNyl-
land niet zelf wil beheeren zal er echter wel niets
anders overblijven nadat het met ruwe hand zonder
onderzoek en zonder poging tot overleg, de beweging
onder Arabi Pacha onderdrukteen de oplossing der
en hij drukte mij de hand en zeide, dat ik bij hem
moest blijven."
Den graaf scheen aan de gevoelsuitingen van den
ouden man weinig gelegen te liggen. „Hoe gedroeg
zich in die dagen de de zoogenaamde vrouw van
graaf Hasso vroeg hij tamelijk kortaf'
Krüger zag hem verbaasd aan. „Mijnheer de graaf,
het was zijne wettige vrouw", zeide hij daarna op vasten,
stelligen toon. „Er zullen tusschen haar en mijnheer
den ouden graaf zaliger heel wat scherpe woorden ge
vallen zijnwant mijnheer de graaf had ookmet
verlof, een hard hoofd en moet niets van bet huwelijk
hebben willen weten naderhand echter heeft mijnheer
de graaf de dame steeds als de vrouw zijns zoons be
schouwd en heeft ook de knaap vaak genoeg op zijne
knieën gezeten. En dat bad mijnheer de graaf nooit
gedaan wanneer
„Wanneer hij niet uit smart over het verlies van
den zoon al het andere had vergeten, wildet gij zeggen,
niet waar? Maar om het even, graaf Hasso stierf'dus, en
vier en twintig uren later ging mijn neef te bed, liggen
„Juist, mijnheer de graat. De doctors meenden,
dat het besmetting was maar ik geloofdat het meer
opwinding en smart was, die mijnheer den graaf ten
grave sleepte. Acht dagen nadat wij den zoon hadden
begravenbegroeven wij den vader. Ik bleef alleen
by mevrouw de gravin en den kleine op het ge
zantschap had men mij gezegd dat aan mijnheer den
graaf naar Raudnitz getelegrapheerd was en toen zijt
gij zelf gekomen", hij aarzelde weder „en hebt alles
in orde gebrachtbracht hij er eindelijk haperend uit.
De graaf zag hem scherp aan. „Ja dat deed ik",
zeide hij. „En gij moet ook weten of wanneer gij
het niet wist dan hoort gij het nu dat ik die
zoogenaamde vrouw van mijn overleden neef een zeer
aardig Kapitaal aanbood dat zij dwaas genoeg van de
band wees. Gij schijnt overigens merkwaardig veel
belang in die dame te stellen, Krüger. Hebt gij mis
schien later nog iets van haar gehoord