1/ No. 118. Zeven en tachtigste Jaargang. 188b. ZONDAG 4 OCTOBER. Splinter en balk, 19 e Condéer< Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. FEUILLEïTOBJ. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers O 06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS- TEE ZOON. Indien het in het algemeen voor iemands verbetering noodig is, dat hij eigen gebreken inziet en eigen schuld erkent, en indien deze eerste voorwaarde der bekeering niet alleen geldt van personen, maar ook van vereeni- gingen van personen die werkzaam zijn tot een doel b. v. van staatkundige partijen, dan is er voor de anti revolutionaire partij van de naaste toekomst niet veel goeds te hopen. Nu is bet mogelijk dat de anti revolutionaire partij geen bebeering en geen verbetering noodig heeft, ook niet op politiek gebied. Op gods dienstig en zedelijk gebied is zij natuurlijk op den rech ten weg. Voor andere partijen die minder volmaakt eu zich van hare tekortkomingen bewust zijn is bet echter wenschelijk dat zij het voorbeeld dezer brave zuster niet volgen. Hoeveel gebrekkigs nocbtbans ons liberalen moge aanblevenwij meenen aanspraak te hebben op eene billijke beoordeelingen achten de vraag geoorloofd of hij die ons beschuldigt rsc.it heeft om te spreken zooals hij deed. Die beschuldiger is de heer de Savornin Lohman leider der anti-revo lutionaire partij in de Tweede Kamer. Hij heeft kort en goed de liberale partij de scbuld gegeven van de beroering onder het volk en de miskenning van bet gezag. Zoover ging bij niet, dat hij ook den gedrukten toestand van handel en nijverheid, het gebrek aan werk enz. aan baar wanbeleid toeschreefmaar er bleef in zijn acte van beschuldiging genoeg over, omwanneer verwijten hetzelfde was als bewijzen een vernietigend vonnis over de liberale partij te rechtvaardigen. Al aanstonds is het merkwaardig, in welk een bree- den zin de heer Lobman het liberale beginsel opvat aan welks invloed hij al de ontevredenheid onder het volk en de vergrijpen tegen orde en gezag toeschrijft. Het liberale beginsel heeft volgens hem nu bijkans een eeuw vooral sedert 1848 alleen en uitsluitend heer schappij gevoerd. B ij kans een eeuw dus ook onder de Fransche overheersching ook onder het va derlijk bewind van Koning Willem I! Alleen en uitsluitend dus zonder door conservatieven, anti-revolutionairen of katholieken belemmerdweer houden of verhinderd te zijn De onbillijkheid van deze uitsluitende en onverdeelde aansprakelijkstelling van de liberale partij voor alle politieke touten en tekort komingen in ons vaderland gedurende de laatste hon derd jaren en zelfs sedert het jaar 1848 loopt zoozeer in het oog dat wij er geen woord meer over behoeven te zeggen. Maar ook wanneer de heer Lohman bet libe rale beginsel kenschetstis zijne voorstelling ten eenen male onjuist. „Men kent geen ander gezag" zegt hij „dan dat der rede en der wet, dat wil zeggen van de wet, zooals die naar den tegenwoordigen wil van de kie zers, namelijk van de helft plus éen, wordt uitgedrukt De waarheid is dat de liberalen, wat den Staat betreft, geen ander gezag kennen dan dat der wetdat er huns inziens geen ander middel overblijft om de wet vast te stellen dan overeenstemming van het gevoelen en den wil des Konings met de meening en den wil der Volksvertegenwoordiging, en dat de gezindheid dier Vertegenwoordiging op geen andere wijze kan blijken dan bij meerderheid van stemmen. Maar de beer Loh man zegt in zijne geschriften niets anders; ook hij kom, ten slotte tot de verklaringdat een vergadering nu eenmaal niet anders spreken kan dan overeenkomstig het door stemming gebleken gevoelen van de meerder heid harer leden onverschillig of die meerderheid be staat uit 3/4 2/3 of de helft plus één. Met bet gods dienstig gezag, met het wetboek der zede.ijkbeid mag de Staat zich niet bemoeien; daaromtrent heeft hij niets te zeggen. Ieder is vrij op dit gebied zich voor dat gezag te buigen dat hij als het hoogste als het ware erkent; maar dan blijft er op staatkundig gebied ook werke lijk geen ander gezag over dan dat der wetzooals die door Koning en Staten-Generaal is vastgesteld. De Staat mag geen ander gezag steunen door de midde len waarover hij beschikt zijn burgers aan geen ander gezag onderwerpen. Ter wille van het hoogste zedelijk goed der burgers de gewetensvrijheid moet de Staat zich in dit opzicht volkomen onthouden. Ook de heer Lohman heeft meermalen verklaard niets anders te te wenscheu. Hij wijst deu Staat terugwanneer hij kan geacht worden de grenzen van het gebied van gods dienst en zedelijkheid ook maar te naderen. De Staat kan en mag geen godsdienstleeraar of zedemeester zijn, zegt hij. Uitmuntend maar wat beteekent d< n zijn verwijt aan de liberalen Da liberalen hebben niet genoeg voor de werklieden, de minvermogenden en armen gedaanzegt de heer Lohman, en wij erkennen het gaarnemaar hebben de anti-revolutionairen het recht ons dit te verwijten Wat hebbea zij in dit opzicht gedaan of getracht te doen f Voor het onderwijs van on- en minvermogenden hebben de liberalen in elk geval toch zooveel gedaan dat de heer Lohman hun geldverspilling ten laste legt. Nu kan men zeggen dat men niet den goeden weg heeft ingeslagen en zijn geld beter bad kunnen be steden door ander onderwijs te geven maar te beweren dat men niets voor het volk over heeft en tegelijk dat man het geld aan volksonderwijs verspilt, dat gaat niet aan. Wij hebben meermalen op eene betere op leiding van den werkman aangedrongen de burger avondscholen zijn door de liberalen gesticht, teeken- en ambachtscholen vinden bij hen steun en aanbeveling wat hebben de anti-revolutionairen in dit opzicht gedaan Met schouwburgen sociëteiten koffiehuizen en pu blieke vermakelijkheden is ons volk overstroomd, klaagt de heer Lohman en wij met hem maar hebben de liberale regeeringen en Kamermeerderheden dat gedaan Wij hebben er nog nooit op eenige begrooticg een gulden voor uitgetrokken gezien. Daarentegen moet de heer Lohman erkennen dat er van staatswege een Eijkepostspaarbank is opgericht, dat door de drankwet een pogin" is gedaan om den drankduivel althans eenig terrein "te^ntfutselen eu dat de gemeentebesturen de minder gegoeden van lasten hebben bevrijd. Maar zyn die maatregelen dan niet door liberale regeeringen tot stand gebracht? Vindt de Eijkspostspaarbank overal in den lande ondersteuning en aanbeveling by de anti revolutionairen en is niet de heer Lohman zoo atkee- rig van staatsbemoeiing dat door zijn toedoen in den titel der drankwet „bestrijding van het misbruik van sterken drank" is vervangen door „regeling van den verkoop van sterken drank in het klein", alleen om zie te vrijwaren tegen de verdenking, dat hij zou hebben medegewerkt tot een bemoeiing van den Staat op ze delijk gebied Vóór 10 a 12 jaren is in de Kamer gesproken over het „wetboek van den arbeid", herinnerde ons de heer Lohman. Juist, het was bet toenmalig Kamerlid Dr. A. Kuiper, die het deed. Maar wat is er van die zijde ooit anders vernomen dan dat groote woord.t He ta- briekswetgeving hebben wij nietklaagt de heer Loh man maar hebben zich de anti-revolutiODairen met tegen de wet op den kinderarbeid verzet, en gaan zij me, voort, elke poging om op dit terrein iets verder te gaan te belemmerendoor zich tegen staatsbemoeiing en staatstoezicht te kanten en voor de ouders volkomen vrijheid te eischen ten aanzien van het werk dat zij hunne kinderen laten verrichten? Inderdaaü wij weten niet wat wij van dezen strijd tusschen woorden eu daden moeten denken. Men beeft veel gedaan voor hot volksonderwijs erkent de heer Lohman „maar de volksopvoeding ia verwaarloosd". Hoe nu? Is dit den Staat te wijten f Wij meenen dat de anti-revolutionairen den btaat buitensloten in alles wat de eigenlijke opvoeding betreft. De liberale regeering en de liberale Kamermeerderheid hebben gemeend het onderwijs in den godsdienst te kunnen overlaten aan de kerk en het huisgezin; hebben gemeend dat kerk en huisgezin den wortel zouden leggen voor die christelijke en maatschappelijke deug den die de school verder in bescherming zou nemen hebben de school opengezet voor de godsdienstleeraars. Is het hunne schuld als van de gelegenheid geen ge bruik wordt gemaakt en kerk en buisgezin schijnen te kort te schieten Men bad de maatschappij in kringen moeten verdee- len (in standen en gilden en aan die kringen eemgen invloed moeten toekennen op het staatsbestuurzegt de heer Lohman zoo zouden ook zijwien tot nog toe het kiesrecht niet is toegekendeen oefenschool gehad hebben die hen tot geschikte kiezers had ge vormd tegen den tijd, waarop zij tot de stembus konden worden toegelaten. Dat hebben de groote anti-revo lutionaire leiders Stahl en Groen van Prinsterer reeds jaren geleden gezegd. Inderdaad die mannen hebben dat denkbeeld 'aanbevolenmaar wie heeft bet ooit verder ontwikkeld Wie heeft een plan gemaakt van 2) ii. Op Arisheim werd spoedig eene kamer in orde ge bracht en daar werd de vreemdeling na door drank en spijs verkwikt te zijn met behulp van Arnold te bed gelegd. De zieke had wondkoorts en was door het sterke bloedverlies verzwaktzoodat hij spoedig in slaap viel. Eerst den volgenden dag slaagde Aris er in, een barbier uit Eadolfszell te krijgen die de wond van den vreemdeling onderzocht. Zij was van zeer ern- Btigen aard. De kogel had den linker bovenarm doorboord en de beenderen mede beschadigd. De ge nezing meende de chirurgijn zou slechts zeer langzaam kunnen plaats hebben en vereischte eene zorgvuldige behandeling. Men beloofdedaar de barbier uit bet verwijderde plaatsje niet zoo gemakkelijk weder op Arisheim komen kon de gegeven voorschriften getrouw te zullen opvolgen. De krachtige natuur van den gewonde en zijne wils kracht maakten het hem intusschen na eenige dagen reeds mogelijkhet bed te verlaten. Ook trachtte hy zijn gastheerdie zeer veel zorg aan hem besteedde, zoo weinig mogelyk last te geven en zijne wond zeil te behandelen. Hij verliet spoedigmet den arm in een verbandmeermalen zijne kamer en zat dan by de vriendelijke familie in de huiskamer of in de zon op de bank voor de huisdeur. Hij was ongeveer dertig jarenvan eene gezette figuur en hield er van eene zekere militaire houding aan te nemen. Zijn gebruind, seherp geteekend gelaat met eenen dikken zwarten snor verhoogde dit krygshaftig voorkomen en zijne donkerefonkelende oogen deden eene koene en harts tochtelijke inborst vermoeden. Maar hy was geen soldaatzooals hij op eene eerste, gemeenzame vraag van den beer des huizes had mede gedeeld en er nooit een geweest. Hij vertelde, dat bij Jozef Horak heette, uit Praag in Bohemen was, een onaf hankelijk vermogend man die voor zijn ge noegen naar Zwitserland en Italië had willen gaan. Te "paard slechts van de noodigste bagage voorzien was hij op reis gegaan totdat men hem in het bosch overviel. Hij had zich dapper verweerd, maar een schot trof hem in den arm men rukte hem van het paard en wie weet of men hem niet vermoord bad wanneer niet plotseling een paar mannen, boschwerkers of boerenop den weg aangekomen warenbij wier nadering de bandieten met zijn paard en een daarop vastgebonden reiszak de vlucht in het kreupelhout hadden genomen. Doch aan dit verlies hechtte hij geen hooge waarde daar al zijn geld in beurs gordel en portefeuille behouden was gebleven en met de laatste zijne onontbeerlijke papieren. Daarbij had hij eene groote roodlederen portefeuille uit den borstzak van zijne reisjas gehaald die wegens zijne armwond zijne eenige bovenkleeding was en daarin eene menigte bankbilletten laten zien die een vermo gen schenen te vertegenwoordigen. Deze omstandigheid versterkte natuurlijk de familie Aris in de overtuigingdat haar gast een zeer rijk man was en hy won daardoor in haar oog in aanzien en belangstelling, te meer daar zijne houding door bescheidenheid en eenvoud haar aantrok. Spoedig was hij zoo goed als te huis op Arisheim eu voelde hij zich zichtbaar op zijn gemak in den gezelligen familiekring, dien hij door eene menigte anecdoten en zonderlinge geschiedenissen aangenaam wist te onderhouden. Er kwam zelden bezoek op Arisheim. Dit was op een goeden dag het geval met den ouden rechterlijken ambte naar von Prangen, uit Singen, met wien Aris bevriend was. Toen hem de geschiedenis van den vreemdeling, die de familie levendig bezighieldverteld werdwekte deze reeds ambtshalve zijne hoogste belangstelling op want hij was het hoofd over een deel der politie van het rechtsgebied. Horak die gedurende dit verhaal van zijn ongeval mede aan tafel zatmoeBt op een formeel verhoor van von Prangen uitvoerig zijn avontuur verhalen en deed dit met een ijver, alsof het reeds de veroordeeling der roovers betrof. „Waarschijnlijk", meende von Prangen, „hebt gij met den Condóer te doen gehad." „Den Coodéer?" vroegen Horak en Toni als uit éénen mond. „Wie is dat, mijnheer von Prangen? voegde het jonge meisje er nieuwsgierig bij. „De Condóer?" antwoordde deze. „Ja, wie is dat Zoover wij weten, een wachtmeester bij de huzaren van het voormalige kleine leger van den prins van Conde dat deze tegen de fiansche republikeinen uit uitgewe kenen en aangeworven lieden vormde. wacht meester een Oostenrijker van geboorte Schnitzer ge naamd kreeg twist met een officier, schoot dien daarbij dood en deserteerde toen. Sedert is hij een der ge vaarlijkste rooverkoofdmannen in het Schwarzwald en Opper-Zwaben geworden. Tot vóór korten tijd hield hij huis in de omstreken van Biberach. Tevergeefs zond graaf von Schenk die daar het hoofd der politie iszijne spionnen uit en stelde hij al zijne list in het werk, om dezen kerel te vangen. Hij zond ons veeleer be richt, dat de schavuit met zijne bende hierheen getrokken is en er zijn ons ook reeds rooverijen ter oore gekomen, die zeker door hem ontworpen en uitgevoerd zijn. Want de Condéer werkt op eene bizondere manier en slaat alleen zijnen slag wanneer hij ruime buit behalen kan. Met kleine boevenstreken houdt hy zich niet op. En bij wordt door zijne spionnen en medeplichtigen zoo goed gediend dat by tot nu toe aan alle vervolgingen wist te ontkomen en helaas in den tegenwoordigen drukkenden oorlogstijd nog veel moeielijker te vatten is „Het is hem door zulke spionnen zeker vooruit mede-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1