No. 121. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885 ZONDAG 11 OCTOBER. Re Condéer. Orde op straat. Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©ffictë*! (Scheelte. S C II O V w. FBUILLESTON". ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0 06, li IA V Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. C08- TEB ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat de gemeenteraadin zijne vergadering van den 7 dezer, den heer J. C. VONK heeft her benoemd als lid der vaste commissie voor de verordeningen tegen welker overtreding straf bedreigd is, zijnde de benoeming van een lid in die commissie noodzakelijk geworden door de periodieke attreding van dien heer als raadslid. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 9 Oct. 1885. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR, ontdekt hebbende, dat men bij verscheidene woonhuizen, die in den laatsten tijd opgeschilderd zijnverzuimd heeft de wijk en het ordenummer van het perceel boven den hoofdingang te vermel den, herinneren, dat volgens art. 1 der verordening op het nummeren der gebouwen enz. de eigenaar vaneik gebouw verplicht is te zorgen, dat bet onmiddelijk boven den hoofdingang gemerkt is met de in zwarte olieverf op een lichten grond geschilderde letter van de wijk en het ordenummerter grootte van 3 centi meters onder kennisgevingdat in den loop dezer maand zal worden nagegaan of aan dit voorschrift voldaan is. Zij noo- digen belanghebbenden uithierin spoedig te voorzienter voorkoming dat proces-verbaal worde opgemaakt tegen de nalatigen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 9 Oct. 1885. De Secretaris, NUHOUT VAN DER YEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengenonder herinnering aan de verplichtingenaan eige naren of gebruikers van slooten opgelegd bij de politie-veror- dening op de gebouwen, straten, pleinenwegen en wateren van 14 December 1881, Tooiter algemeene kennis, dat op Woensdag 18 Januari 1881a 21 October 1885 door den opzichter over den hout en de plant soenen zal worden gehouden de jaarlijkscke schouw over de vaarten en slooten in de gemeente. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 9 Oct. 1885. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. De GEZONDHEIDSCOMMISSIE heeft bij een onderzoek der verkochte melk van een twaalftal melkverkoopers hier ter stede, de ervaring opgedaan, dat sommigen hunner zich niet ontzienondeugdelijke waarbepaaldelijk min of meer afge roomde melk voor volle melk te verkoopen. Zij stelt zich voor, dit onderzoek nu en dan te herhalen en zalingeval de uit komsten ook voortaan ongunstig zijn, daaraan openbaarheid geven. Alkmaar, Dr. C. J. DE LANGE, Voorzitter. 8 Oct. 1885. Dr. J. D. BOEKE, Secretaris. 4) IV. Horak's verloving had ongeveer vier weken na zijne aankomst op Arisheim plaats. Gedurende dien tijd was de oorlogsstorm verder naar de Donau getrokken, naar Beieren en daarmede het rooversgespuis. Het was weder rustiger geworden in bet noordelijk van de Bodensee gelegen land waar de Franschen als veroveraars zich op hun gemak begonnen te zetten eD de boeren weder naar hunne dorpen en velden terugkeerden. Op een morgen kwam er een man op Arisheim die naar Horak vroeg en hem verlangde te spreken. Arnold wien hij deswege aansprak terwijl deze met het aanspannen van paarden bezig was, zag den tamelijk verwilderd uitzienden man wantrouwend aan en herkende nu den roodharige wederdie Horak zijn hulp had verleend, toen deze naar Arisheim gekomen was. Had toen die liefdedienst hem in Arnold's oogen in een gun stig licht geplaatstnu verdween die goede meening geheel. De lange kerel kwam hem verdacht voor. Wat kon hem aanleiding geven, nadat Horak hem vorstelijk beloond had na zoo langen tijd nog eens op Arisheim terug te komen en den Bohemer te willen Bpreken De roodbaard ried deze wantrouwende gedachte vaD den jongen man en zeide daarom voordat deze nog een woord gesproken hadmet trouwhartigheid in ge laat en stem „Gij berkent mij toch wel P Gij behoeft mij niet zoo onvriendelijk op te nemen, alsof ik een landlooper was. Ik kom uit deelneming eens vragen naar den vreemden heerdien wij zwaar gewond hier gebracht hebben. Of hij nog leeft Of het hem goed gegaan is? Of hij nog hier is? Verbaast u dat zoo? Klachten over straatschenderij en baldadigheid zijn in ons land van zeer oude dagteekening. Het werpen met steenen en in den wintertijd met sneeuwballen is sinds eeuwen een geliefkoosde uitspanning geweest van de Hollandsehe straatjeugden ouderen van dagen waarschijnlijk gedachtig aan de dagen hunner jonkheid, schijnen meestal van meening dat dit tijdverdrijf niet al te krachtig moet woeden te keer gegaan. Vreem delingen hebben zich meermalen verbaasd over de on beteugelde vrijmoedigheidwaarmee dronken troepen zingende en tierende door de straten onzer groote steden trokken. Tracht de politie baldadigheid en straatrumoer tegen te gaandan kan in den regel niet op steun, meestal op tegenwerking gerekend worden. Onder hen die er niet aan denken zich met de zaak te bemoeienzijn er niet weinigenvoor wie een „standje" een merkwaardige aantrekkelijkheid heeft, en een nederlaag van de politie viodt bij dezen veelal grooten bijval. Die het niet beneden hun fatsoen achten met woord of daad partij te kiezendoen dit zóó geregeld tegen de politie dat het tegenovergestelde steeds als een opmerkelijk feit wordt vermeld. Ontzag voor de politiebesef dat de burger haar behoort te steunen en de vervulling barer dikwjjls zeer moeilijke taak zooveel mogelijk gemakkelijk te maken schijnt nu eenmaal niet in onzen volksaard te liggen. In den laatsten tijd zijn echter ongeregeldheden van ernstiger aard voorgevallen. Optochten kenden wij tot nog toe alleen bij zangersfeesten wedstrijden van boog- of scherpschutters op nationale gedenkdagen of aca demiefeesten. Aan politieke optochten demonstraties („betoogingen" begint men met onze zuidelijke taal broederen te zeggen), openbare volksvergaderingen en toespraken in de open lucht waren wij niet gewoon. Thans hebben wij er kennis mee gemaakt en juist niet op de aangenaamste wijze. Op sommige plaatsen is de toeloop van nieuwsgierigen zoo groot geweestdat het verkeer op de openbare straat er door werd belem merd of geheel onmogelijk gemaakt, en te midden van die menigte vonden troepen van groote en kleine kwajon gens gelegenheid om te dringen te tieren zooveel mogelijk wanorde te stichten en ongezien en dus on gestraft baldadigheid te plegen. Dat de politie dit schoone feest zou storen, was natuurlijk niet te dulden, en waar zij ontrad vond zij dan ook verzet. Enkele malen meende zij zich daartegen krachtig te moeten doen gelden en waar daartoe van de sabel werd ge bruik gemaakt, konden slagen en verwondingen niet uitblijvenmaar nu bleven ook de klachten over het gebrek aan beleid over de ruwheid en onhandigheid van de politie niet uit, inzonderheid wanneer een on gelukkige nieuwsgierige een klap of een bouw op liep. Die klachten nu en de verontwaardiging over de houding der politie komen ons al bijzonder onbillijk voor. Na tuurlijk ontkennen wij niet dat er hier of daar eerder Ik ben hier pas weder in de buurt gekomen, om weder naar mijne geboorteplaats aan deu Hohentwiel terug te keeren!" Dat klonk zeker als eene voldoende vei kla ring en Arnold liet zijn wantrouwen daarom ook varen. Onverschillig weder zijn werk ter hand nemende en met eene handbeweging naar het huis antwoordde hij „Hij is nog hier en zal boven op zijne kamer zijn. Vraag daar maar wanneer gij hem spreken wilt". „Dank u wel!" zeide de lange vriendelijk, daarbij even zijne muts aanrakende. Toen stapte hij flinkweg de deur binnen en gingzonder verdere complimenten, daar hij niemand ontmoette de trap op naar de bovenverdiepingwaar hij naar Arnolds aanwijzing vermoeddedat zich de kamer van den gast be vond. Hij behoefde er ook niet lang naar te zoeken, want Horak stond in de geopende deur alsof hij hem verwachtte. Hij moest hem door het venster hebben zien aankomen en herkend. Want nadat hij een scherpen blik op de trap geworpen hadzeide hij luide met eene uitnoodigende handbeweging „Ha, mijn waarde vriend! Gy hier? Nu, dat is braaf, dat gij nog eens naar mij komt vragen 1 Treed binnen 1 Van harte welkom De boer liep snel de kamer binnen en Horak sloot dadelijk de deur achter hem fluisterend „Goeddat gij eindelijk hier zijt. Luister echter goed en spreek zacht. Laat ons voor het venster gaan." „Nu", antwoordde de nieuw aangekomene en keek met een zegevierend lachje eerst de kamer rond, en toen naar den bewoner, die nog in eene gemakkelijke och- tendkleeding was en den verwonden arm in een ver band droeg, „gij schijnt u hier behagelijk te gevoelen, Condéer Men zou u nauwelijks herkennen zoo hebt gij uw gelaat veranderd. Duivels, zulk eene comedie zou de volleerdste tooneelspeler u niet verbeteren „Zij is nog niet uit daarom opgepastMichel antwoordde Horak waarschuwend eu tegelijk vertrouwe lijk. „Vooreerst, hoe is het er mede? Waar zijt gij de laatste vier weken geweest?" en harder kan zijn geslagen dan noodig was maar ia er iets anders te verwachtenwanneer de agenten soms uren lang op allerlei wijze zijn gesard, uitgejouwd, gescholden en getergd en eindelijk de chefs oordeelen dat de tijd gekomen is om geweld te gebruiken? Een agent moet daarboven verheven zijn wordt ons geant woord hij moet onder alle omstandigheden kalm blijven en zich zeiven beheerschen aan toorn en drift mag hij niet toegeven. Juist, dat zeggen wij ook en wij zullen niet ophouden bij elke gelegenheid dit iederen dienaar der politie van hoogeren of lageren rang ernstig voor oogen te houden. Dat is het ideaal van den politie dienaar maar wanneer nu hier of daar een enkele nog iets beneden dat ideaal blijftdan belet ons de gedachte aan onze eigene tekortkomingen in betrekking tot de idealen, die wij ons stellen of behoorente stellen hem daarover bijzonder hard te vallen en vooral de politie in het algemeen te veroordeelen wegens de misslagen van enkelen. Van dien aard zijn de opleiding en de bezoldiging van de beambten der politie nu eenmaal nietdat wij ons al te veel mogen verbazen en ver ontwaardigen wanneer het blijkt, dat het corps nu juist niet volmaakt is. Sommigen stellen inderdaad aan de politie een on- mogelijken eiseh. Zij schijnen te meenen dat beleid altijd voldoende is zonder geweld. Nu is het zeker waardat altijd met beleid moet gehandeld worden maar als nu eenmaal een joelende en tierende menigte het verkeer op de straat belet en de orde verstoort als herhaalde aanmaningen om uiteen te gaan vruchte loos blijven, wat sebiet er dan anders over,dan geweld te gebruiken Men zal toch wel niet geloovendat samenscholingen van deze soort aan een gemoedelijke toespraak gehoor zullen geven? Ongetwijfeld moet ook de aanwending van geweld met beleid geschieden en zich bepalen tot het volstrekt noodige maar daarom is geweld niet uitgesloten. Het is in sommige gevallen het eenige afdoende middel en bij gevolg onvermijdelijk. Om te beoordeeien of er met voldoend beleid is ge handeld is volledige bekendheid met den geheeieu loop der zaak noodigen die bekendheid missen de voorbarige beoordeelaars onder het publiek uit den aard der zaak ten eenen malen. Niets is daarom on rechtvaardiger danwanneer de betreurenswaardige gevolgen van slagen en sabelhouwen openbaar worden, aanstonds gereed te zijn met het eindvonnisdat de politie alweer voorbarig en zonder beleid beeft gehan deld en dus de schuld is van alle ongelukken. Ge woonlijk slaan dan ook deze wijze beoordeelaars een anderen toon aan als hun eigen glazen worden inge slagen. Wij zijn groote voorstanders van de vrijheid van vereeniging en vergadering en van de vrijheid van schrijven en spreken. In dit opzicht moeten Regeering, justitie en politie niet kitteloorig zijn veelzeer veel toelaten en alleen grove en ondubbelzinnige overtre dingen van de wet vervolgen en straffenmaar wy ziju tevens groote voorstanders van de handhaving der „Altijd hier in den omtrek en wij hebben duivels slecht gewerkt. Niet meer dan een kleine duizend gulden zijn te verdeelen. Wij moesten toch steeds aan do molen „de Ooievaar" laten hooren, of gij daarheen ook eenig bericht ge-.onden of vandaar afgehaald hadt, zoo als wij afgesproken hadden. Daar ik echter niets hoorde, kon ik mij begrijpen dat gij hier goed genesteld zat, om uwen arm te genezen. Hoe is het daarmede?" „Alles gaat uitstekendMichel en mijn goede inval is rijkelijk beloond beter dan ik had kunnen droomen. Ook met den arm is het beter terecht gekomendan ik vreesde. Maar dat is lang niet meer de hoofdzaak „Neen, dat denk ik wel, Condéer! Gij zijt een genie van den eersten rang eene soort Bonaparte Gij hebt zeker weder groote plannen?" „Met wat gevatheid en stoutmoedigheid hoe vaak heb ik u het reeds gezegd en ook bewezen, Michel neemt men de domme wereld gemakkelijk bij de neus „Gevatheid en stoutmoedigheid!" herhaalde Michel, met bewondering opziende naar dengeue die zich daar even met zichtbaar zelfbehagen op deze eigenschappen had beroemd. „Duivels 1 Gij zijt een toovenaarCon déer zooals er geen tweede loopt en daarom gaan wij ook voor u door het vuur, wanneer gij het beveelt. Met u te werken is een genoegen onder u te dienen, is waarachtig eene eer. Gij weet dan ook welhoe wij aan u gehecht zijn, sinds jaar en dag reeds, en ik in het bizonder u met hart en ziel ben toegedaan. Ik ben een stumper bij u vergeleken en kan u dan ook bij onze lieden niet vervangen. Gij zijt inderdaad een toovenaar. Ditzegt gij moet geschieden en bet gelukt ook al schijnt het iemand dwaasheid weergalooze waaghalzerij toe. Wanneer ik aan dien genialen zet denk waarmede gij n in den genadigen mijnheer Horak uit Bohemen veranderd hebt in een omzien juist toen de ware dood in het moeras geworpen werd en daarin voor altijd verdween juisttoen men meende dat gij zelf door uwe wond spoedig den ware zoudt volgen duivelsik heb het niet vaak

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1