No. 124.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
18 OCTOBER.
He Condéer.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
fitsittcnlanb.
FEUILLETON.
7)
COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
oer 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummer» O 08.
1| M j 'iiiillll
AR J
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TEE ZOON.
STATEN-GENEEAAL.
Tweede Kamer.
De beraadslaging over het wetboek van strafvordering is
den 14, 15 en 16 voortgezet, zonder tot belangrijke beraad
slagingen en beslissingen aanleiding te gevenuitgezonderd
de eedskwestie. Over het gemelde amendement betrekkelijk
dat punt werd de volgende beraadslaging gevoerd.
De beer de Meyier meent, dat tbans verandering in den
eed moet gebracht worden, te meer daar de reg. er niet tegen op
ziet .jarenlang dringend gevraagde nieuwigheden in te voeren. Zoo
ooit eene wijziging door wetenschap en ervaring geëiscbt wordt,
dan is bet een nieuwe regeling ten aanzien van den eed. In
zekeren zin bestaat er ook verband tusscben het Strafwetboek
en de voorgestelde regelingomdat het brengen van verandering
in den slechten eeds toestand gevorderd wordt door het feit
dat in dat nieuwe wetboek bet opleggen van straf wegens eeds
weigering niet meer facultatief gesteld is, zoodat de Kamer zieb
wel mag bedenkenalvorens de wijze van eeds-aflegging vast
te stellen. Hij wijst op het in en buiten de Kamer in de prac-
tijk met de eeds-aflegging gebeurde en herinnertdat verschil
lende personen bezwaar hebben gemaaktin rechtsgedingen den
eed af te leggen. Z. i. hebben ervaring en wetenschap genoeg
gesproken en is ook voor uitstel thans geene reden meer, tenzij
de Kamer eene beslissing wil aanhouden tot de behandeling der
grondwetsherziening. Maar dan zal men het weêr bejammeren,
dat de regeling niet in het Wetboek van Strafvordering ge
schied. is. Bovendien levert de bestaande grondwet geen beletsel
tegen regeling op. Men behandele de zaak, want er is haast bij,
nu een belangrijk deel der bevolking tot geen enkel kerkge
nootschap of gezindte behoort. Op welke wijze moeten zij den
eed afleggen Hij vraagt aan den min. de oplossing van dit
raadsel voor bet geval bij het amendement bestrijdt. Overigens
prijst hij de voorgestelde regeling aan als billijk en het meest
overeenkomstig den bestaanden toestandhet advies van den
Raad van State en dat van den beer van Blom, in 1883 uit
gesproken. Men eerbiedige toch ook de bezwaren van ben, die
den eed strijdig achten met hunne godsdienstige opvatting. Deze
wijziging zal niet alleen rechtsgelijkheid, doch ook eene goede
rechtspleging bezorgen, omdat, stelt men er prijs op dergelijke
getuigen te hoorenmen daaraan geen bezwaar in den weg
moet leggen. Aan zijne geestverwantendie een zoo goed mo
gelijk wetboek wenschen, verzoekt hijditmaal niet met exceptiën
te komenmaar eene daad te plegen in het belang van de vrij
heid van gewetenaan ieder in Nederland bij de Grondwet
gewaarborgd.
De heer Gratama stelt voor, de eedsaflegging niet facul
tatief te stellen en in de plaats van de woorden Zoo waarlijk
helpe mij God Almachtigde in Frankrijk geldende formule te
gebruiken: 'Ik zweer".
De min. van Justitie zegtdat de beer de Meyier
reeds een gedeelte der bestrijdings-gronden tegen het amende
ment rescontreerde, Hij heeft dus juist gezien. Ook hij acht
het onraadzaamdeze zaak vóór de grondwets-herziening te
behandelen. Deze ligt niet in een ver verwijderd tijdstip,
want binnen enkele weken kan de mem. van antw. op het sec
tie-verslag verwacht worden. Hij blijft altijd bereid, dan een
eeds-beraadslaging aan te binden en zal niet aarzelen zijn ge
voelen te zeggen. Mocht hij te kort schieten, men verwijdere
hem. Onwaarschijnlijk acht hij het, dat de min. Modderman
deze kwestie bij de Strafvordering wilde behandeld hebben, omdat
toch altijd in de andere wetboeken tal van eeden gehandhaafd
YI.
Aan het noordwestelijk gedeelte der Bodensee op
den zwitserschen oever ligt dicht voor de poorten van
het oudeten tijde van dit verhaal nog oostenrijkscbe
Constanz het stadje Kreuzlingen. Van den golvenden
bodem waarop de huisjes gebouwd zijn heeft men
het gezicht op den nitgestrekten waterspiegel, waar de Eijn
doorheen stroomt; een donker woud dekt het dorpje als het
ware den rug aan de landzijde. Het is een lief land
schap hier tusschen bosch en wateraan de eene zijde
verheffen zich de torens van Constanz aan de andere
zijde verliest zich de blik in de alpenwereld van Vo-
ralberg. Daar had Horak zijn landgoed hetgeen Aris
voor hem als huwelijksgift aan diens dochter gekocht
had. Het liep tot dicht aan het meerwaar het nit
slechten moerassigen grond bestond doch hooger op
was het goed bouwland en vet weiland en het ein
digde in een tuintjedicht aan den zoom van het bosch,
waar het kleine woonhuis zich verhief, dat aardig uit
zijne eenzaamheid te voorschijn kwammet een vrij
uitzicht over het meer naar Constanz en naar den
tegenover liggenden oever van Meersburg.
Meer dan drie jaren leefde het jonge echtpaar in
eene vreedzameliefelijke idylle. Vlijtigalsof hij zijn
geheele leven landheer geweest was bewerkte Horak
zijn veldeene verzameling deugdelijk vee bewees zijne
voorliefde voor de teelt daarvan. Het was een ge
noegen om te zien welk eene orde overal heerschte
in huistuin plein en stallen en hoe dit den bezitter
tot eer strekte maar niet minder de alom tegenwoordige
huisvrouw. Kwam vader Aris met zijne dochter Eenate,
zouden worden in rechtsvorderingbelastingzaken successie-
zaken enz. Gaat bet nu aandaar waar de eed bet meeste
klemt, dien reeds dadelijk af te sckaöen of het gewicht daar
van te verkleinen Hij meent ookdat de staatkundige eed
moet voorafgaan en in ieder geval bet geheele vraagstuk bij af
zonderlijke wet moet beslist worden. Onvoorzichtig noemt hij
het, thans een stap te doen.
Hij eindigt met te zeggendat de Raadpensionaris Rutger
Jan Scbimmelpenninck als representant eenmaal de afschaffing
van den getuigen-eed een onberaden en zeer roekeloozen maat
regel noemde.
De heer Kist ontkentdat de voorgestelde verbetering is
eene praktischedie zonder gevaar in bet kader dezer wijzi
gingen zou kunnen worden opgenomenen wijst er opdat
aanneming dezer wijziging de geheele wet in de waagschaal
zou stellen omdat de tegenstanders alleen daarom tegen haar
zouden stemmen. Men scbeide de eeds-kwestie van dit geheele
onderwerp af. Daarom geeft de commissie verwerping van bet
amendement in overweging, met uitnoodiging aan de voorstellers,
bet terug te nemen en er desnoods later afzonderlijk mede terug
te komen.
De heer van der Kaay betoogt de onmogelijkheid der
handhaving van bet tegenwoordige artikeldat niet eens bet
afleggen van eene belofte toelaat.
De beer Meyier beveelt zijn amendement nader aan
vooral met het oog op den veranderenden toestanden dringt
om oplossing bij deze gelegenheid aanzóó dat later de in
beginsel aangenomen regeling op andere gevallen bij afzonder
lijk ontwerp toepasselijk wordt verklaard. De belofte om bij
Grondwetsherziening met hem in bespreking te treden baat
hem weinig. Met die beloften worden de in hun gemoed be
zwaarden tegen den eed niet uit de gevangenis gehouden.
Tegenover het beroep van den minister op het gezag van eene
figuur uit bet voorgeslachtRutger Jan Scbimmel
penninck, wijst bij op tal van hooggeleerde en gezagheb
bende mannen uit dien tijd en in het laatst van de 18e eeuw,
die toen reeds voor de gewetensvrijheid opkwamen. Welverre
dat bet amend, poogtbet ontwerp in gevaar te brengen, tracht
het dit te verbeteren. Hij merkt opdat zelfs de minister
niet met intrekking der wet gedreigd heeft bij aanneming daar
van en verwachtdat de meerderheid voor bet amendement
zich ook voor de wet verklare. Dat de aanstaande grondwets
herziening een beletsel voor oplossin? van dit vraagstuk op
levert, ziet hij niet in. Ernstig beeft hij met zijn mede-on-
derteekenaren gedacht over den raad om bet voorstel in te
trekken. Maar allen vonden dat bedenkelijk. Wel zullen
zij zich nederleggen bij eene motieverklarendedat de Ka
mer ten aanzien van de eedsvraag overgaat tot de orde van
den dagals zij meentdat de wet daardoor gevaar loopt.
Bij intrekking achtten de voorstellers zich echter niet ver
antwoord.
De heer van Gennep had ook liever geziendat de raad
tot intrekking van het voorstel opgevolgd was. Daargelaten
dat hij van oordeel isdat in het algemeen de ondervinding
nog niet ten volle de onhoudbaarheid van den toestand heeft
aangetoondmeent hij dat deze herzieningondernomen met
een bepaald doelgeen piaats voor behandeling van het eeds-
voorstel toelaat, en alle erkende twistvragen uit de beraad
slaging verwijderd moeten worden ter bereiking van het
groote doelde spoedige invoering van het Strafwetboek. Hij
acht de zaak niet rijp voor eene beslissing in beginselvoor
de regeling in bet vervolg aan te nemen.
De heer van der Kaay beroept zichten betoogedat
het vraagstuk rijp is voor beslissingvooral op het advies van;
den Raad van State die langer uitstel onverantwoordelijk acht
Hij laat de beslissing aan de Kamer over.
In stemming komt
1° het amendement van den heer Gratama. Verworpen met
56 tegen 8 stemmen.
zooals meermalen gebeurdeben bezoekendan ver
heelde hij de voldoening nietdie het degehjke
bestuur van zijnen Bchoonzoon hem schonk en hij ging
nooit naar huis, zonder de flinke huisvrouw er voor
te bussen dat zij met haren man zoo geheel één van
hart en één van ziel geworden was. En die goede
Eenate hoe bad zij haren lieven zwager lief P Hoe
innig verheugde zij zich in het huiselijk geluk barer
zusterwier vroolijk stralende blik en bloeiende wangen
daarvan duidelijk getuigenis aflegden en dat deze in luide
woorden en in intieme gesprekken met geestdrift schilderde.
Opdat er niets aan dit geluk ontbreken zon was in
het eerste jaar reeds de echt met een kind gezegend
geworden. Men kan zich de vreugde van grootvader
en tante voorstellen. Waren zij er, dan speelden zij
den geheelen dag met de kleine Lotje als met eene
pop. Hare moeder aanbad haar natuurlijk en haar
vader hing met niet minder hartstochtelijke liefde aan
het kind. lederen morgenvoordat hij het huis ver
liet om zijn werk na te gaan trad hij aan het bed
van de kleine en weidde zich aan dien heerlijken aan
blik hoe zj daar nog in diepen slaap lagmet rozen
op de ronde wangen j de iijne vuistjes boven dek
een engeltje gelijk. Hij stond daar zoolangtotdat
hij, was het kind wakker, het door zijne liefkozingen
vroolijk had gemaakt of hetals door zijne brandende
blikken gewektde blauwe oogjes opsloeg de mollige
blanke armpjes naar hem uitstrekte en half slaapdronken
riep „Papa Papa
Zoo was dan het stoute plan van den Condéer geheel
en al in vervulling gekomenen beantwoordde het
nieuwe levendat hij met laag bedrogna al zijne
vroegere misdaden zich wilde vormenaan zijne stoutste
verwachtingen. Vreedzaam en kalm zonder te worden
gewantrouwd gezien veeleer bij zijne buren en in de
gemeenteleidde hij als Jozef Horak een benijdens
waardig leven. Als zoodanig werd hij met de innigheid
eener echt vrouwelijke reine natuur bemind door de
Voor: de beeren Wijbenga ZijlkerGratama, Buma, de
Vos, v. d. Eeltz Schepel en Borgesius.
2° het amendement van den beer de Meyier c. s. (belofte
in geval van godsdienstige bezwaren tegen eedsaflegging).
Verworpen met 42 tegen 21 stemden.
Voor: de beeren de Vos, Kielstravan der Feltzvan
Deldenvan Osenbruggenvan der Sleyden van BlomRoose
boom, de Meyier, Wijbenga, Zijlker, Gratama, Hingst
van der Kaay BumaGildemeester CremerDuyvisKops
Schepel en Borgesius.
Het bij de Kamer ingekomen wetsontwerp tot vereeniging
der gemeenten Rotterdam en Delfshaven houdt o. a. indat
die vereeniging tot stand komt op den dag der eerste ver
gadering van den Raad der nieuwe gemeente.
De vereenigde gemeente draagt den naam van Rotterdam.
Het is den minister aangenaamzijne memorie van toelich
ting te kunnen besluiten met de mededeeling, dat de beide be
trokken gemeenteraden en de beide commissiën uit de ingezetenen
zich met het voorstel hebben vereenigd.
Voorloopig verslag over bet wetsontwerp
tegen overmatigen arbeid en verwaarloozing
van kinderen. Vrij algemeen oordeelde men, dat dit
ontwerp weinig van het vorige verschilde, en het bewijs, dat
uitbreiding der staatszorg zou kunnen rechtvaardigen, namelijk
de aanwezigheid van feiten en verschijnselen op bet gebied der
nijverheid, die ingrijpende tussehenkomst van den staat noodig
maken, alsmede onmacht van bet particuliere initiatief tot verbete
ring van den toestand, was evenmin door dezen minister geleverd.
Integendeel bet streed met de belangen der arbeidende bevol
king en was schadelijk aan de nijverheid. De indruk van dit
ontwerp was dan ook verre van gunstig. In ieder geval wilde
men een nieuwe regeling doen vooraf gaan door een zaakkundig
onderzoek naar de werking der wet van 1874 en de ondanks
haar nog bestaande misbruiken. Vooral om den gedrukten toe
stand van den landbouw en dien van vele nijverheids bedrijven
werden de belemmerende bepalingen al zeer ontijdig geacht.
Vele leden kwamen op tegen het gehuldigde beginsel van be
scherming der kinderen tegenover hunne ouders. De onzedelijke
strekking daarvan was onmiskenbaaromdat het losmaking van
den band tusschen ouders en kinderen bevordert. Hoofdbeginsel
moest zijn bescherming der kinderen met de ouders tegen ex
ploitatie door derden dus alleen loongevende arbeid onderwerp
van wettelijke regeling. Anderen verdedigden de bescherming
van kinderen tegenover zelfzuchtige ouders. Naar veler oordeel
werd door dit ontwerp verwaarloozing van kinderen niet tegen
gegaan. Ook werd het ontwerp beoordeeld in verband met de
bevordering van schoolbezoek; terwijl sommigen die verwachtten,
achtten anderen baar alleen mogelijk door invoering van leer
plicht. Op de bekende gronden kwam leerplicht aan enkelen
gewenscbt voorde meerderheid meendedat bevordering van
schoolbezoek niet op den weg van dit ontwerp moest liggen.
Men twijfelde zelfsof het schoolbezoek der kinderen van 12
14 jaar door deze regeling zou toenemen. Men kwam er tegen
op dat alle arbeidbehalve veldarbeidvoor kinderen beneden
14 jaar volstrekt verboden en voor kinderen van 1416 jaar
aan allerlei nuttelooze beperkingen onderworpen werd. Het ont
werp was in het nadeel van het kind zelf. Tal van bedenkingen
werden aangevoerd, om de moeielijkheid en bet geheel onvol
doende van bet ontwerp aan te toonen. Daarom koesterde men
van een bescheidener stap betere verwachtingen. In deze on
gunstige beschouwingen werd niet gedeeld door hendie het
belang van het opkomend geslacht boven dat van de nijverheid
steldendie met dit ontwerpzoo noodig gewijzigdzouden
medegaan en den minister tot handhaving aanspoorden tegen
over veler afkeurend oordeel. De meerderheid wenscbte den
veldarbeid vrij te laten. Vele leden achtten de naleving der wet
ondoenlijk zonder toezicht van inspecteurs, bekend met fabrieks-
vrouwdie hij met misdadige leugens verkregen had
en met natuurlijke hartelijkheid alsof er geen schuld
op hem rusttegenoot hij het geluk dezer liefde en
die van zijn onschuldig kind met volle teugen. Had
er een doorslaand bewijs moeten geleverd worden hoe
dwaas de opvatting der menschen is, dat de misdadiger
een schepsel van vreemden aard isdie voor goede
natuurlijke indrukken in het geheel niet vatbaar kan
zijn dan werd dit door Horak geleverd in wien de
Condéer zich veranderd had. Door eene oprechte liefde
was hij wel is waar tot eene nieuwe en afschuwelijke
misdaad gedreventot het bedriegen van een rein
meisjeshartmaar daarbij was toch ook het stellige
voornemen in hem rijp gewordenom deze misdaad
door een beter, onberispelijk leven goed te maken,
in de voortgezette misleiding van zijne vrouw aangaande
zijn verleden en zijn persoon haar geluk te verzekeren.
Na eene weergalooze gewetenloosheidwaarmede hij
zich welvarendheid, onaf hankelijkheid, veiligheid tegen
over de rechtbank zijne eerzucht streelende achting
bij de menschenbij eene brave familiewaarin bij
werd opgenomen verschaft had wilde hij de ondeugd
door deugdde misdaad door eerlijken arbeid goed
maken en de geestkrachtom dit te verwezenlijken
ontbrak hem daarbij niet. De werelddie hij verachtte,
de gerechtigheiddie hij zoolang openlijk getrotseerd
had, de vrouw, die hem liefhad hij bedroog allen
met de zielerust van iemand die zich daarover volstrekt
geen verwijt behoeft te maken en in het geheel niet
twijfelt aan zijn recht, om nu goed te zijn ofschoon
hij vroeger slecht is geweest. Hij had ter wille vau
zijn voornemen otn eene sehoone toekomst in de liefde
voor zijne vrouw en in den vrede zijier familie te vin
den zich zelfwat zijn verleden aangaatgenade ge
schonken en dit wa3 hem voldoende, om dit punt in zijne
oogen als afgedaan te doen beschouwen.
Wordt vervolgd.