No. 133. Zeven en tachtigste Jaargang. 1885 De rede van Dr. Schaepman. De Condéer. ZONDAG Dit nummer bestaat uit twee bladen. 8 NOVEMBER. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën: ^EUILLESTOM. AIKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ii. Met vclkomen erkenning van de zeer uiteenloopenae stroomingen op het gebied van den geest en de ver schillende godsdienstige richtingen die bij het Neder- landsche volk gevonden worden meenen wij te hebben aangetoonddat althans ten aanzien van alle vakken van het lager onderwijs dat in onze openbare school aan kinderen van zes tot twaalf jaar wordt gegeven behoudens een enkele uitzondering, zoodanige eenheid heersehtdat zij zonder eenig bezwaar in ééne school aan kinderen uit gezinnen van verschillende gods dienstige gezindheid onderwezen kunnen worden. Ton aanzien van het onderwijs in de vaderlandsche geschie denis maakten wij een voorbehoudvoor zoover de Kerkhervorming betreft, maar wij voegden er bij, dat de bespreking van de oorzaken dier groote godsdienstige beweging een zaak is, waarvoor de kerkgenootschappen behooren te zorgen. Waar men het lager onderwijs uitbreidt en de beginselen van FranschDuitsch en Engelsch van wiskunde en landbouwkunde het band teekenen de gymnastiek en de beginselen der alge- meene geschiedenis er bij voegtkan o >k alleen het laatstgenoemde vak bezwaren opleveren. Maar zelts ten opzichte van zulke scholen vergete men nietdat het lager onderwijs blijft en het onderwijs in de geschiede nis zich tot de beginselen moet bepalen. Wil men echter lager onderwijs doen geven naar den smaak van Dr. Schaepman en dan natuurlijk niet aileen over Luther, maar ookzooals bij zou wenschenover de Gracchen, of om bij onze eigene geschiedenis te blijven, over de staatkunde van Oldenbarneveld en de VVitt over de Patriotten en Prinsgezindenover Koning Willem I en den Belgisehen opstand over ons beneer van Indiëover de gebeurtenissen der jaren 1848 en 1853 in de school uitsluitend lof of blaam doen boo- ren dan zouden ook de speciaal Katholieke ot Cariste- lijke scholen gesplitst moeten worden. Maar de openbare schoolzegt Dr. Schaepman moest een opvoeding geven boven gelooisverschii. Wordt er immers in de openbare school geen Christen dom verkondigd boven geloofsverdeeldheid En op dat gebied zal men toch wei niet willen beweren dat er in Nederland eenheid bestaatJa als het waar was dat zulk een Christendom in de openbare school ver kondigd werddan hadden haar bestrijders gelijk en moest zij verdwijnen. Maar hoe dikwijls het ook reeds gezegd is, wij moeten het nog eens herbalen niets is minder waar dan dat. Hoe kan het beweerd worden tegenover het uitdrukkelijk voo-schrift der wet, 14) XI. Meer dan twee jaren waren verloopen sedert de treurige gebeurtenisdie Toni uit haren hemel had gerukt. De oorlog was weder in het land de Fran- schen drongen weder voort in de richting van de Donau en joegen als in Italiëook in Duitschlandde Oostenrijkers voor zich uit. Toni woonde met haar aardig dochtertje op Arisheim bij hare familie hoogst teruggetiokken. Na de vlucht van haren man had zij zich met eene verrassende vastberadenheid gewapend, om haar lot af te wachten. Een harer knechts, eenen Hinken man gaf zij de hoeve in pacht; de menschen in Kreuzliugen liet ztj over het verdwijnen van haren man geloo>en wat zij wilden, en te huis bad zij haren vader eu hare zuster geene andere reden voor hare onbegrijpelijke scheiding van haren man gegevendan dat zij niet meer met hem kon samenleven en men haar geheim desbetreffend eer biedigen moest. Uur aan uur, nadat haar man haar verlaten had, had zij de politie verwachtdie hem gevangen moest nemen. Te vergeefsch. Toen was zij daarop dag aan dag voorbereid en ook of de wereld vernemen zou, wien zij gehuwd had. Niets echter van dat alles. Het bleet stil bij het gerecht wat den Condéer ot de moord op Horak betrof. Miehei moest niets hebben vei raden en wat er van haren man geworden was, wist niemand. Leefde hij? Had hij den dood gezocht of dien op de eene of andere wijze tegen zijnen wil gevonden? Hij was en bleef voor haar zoo goed als voor de geheele wereld verdwenen. Maar de tijddie ook hen weder troostdie het diepst onder het leed gebukt gaanhad deze arme dat het geven van godsdienstonderwijs aan de gods dienstleeraren blijft overgelaten en dus niet tot de taak van den onderwijzer behoort? Wat is er dan van dat „Christendom boven geloofsverdeeldheid." In de wet komt de uitdrukking niet voor Men weet zij werd in de beraadslaging gebruikt door Thorbeeke. Laat ons zijn woorden nog e»*i,s herhalen. Zij verdie nen het, ook omdat de Regeering verklaarde, er geheel mede in te stemmen. „De overheid" zeide hij „niet dienstbaar aan eenige Kerk en de Kerk niet dienstbaar aan de over heid. Wil dat zeggendat het Christendom vreemd is aan den Staatof aan hetgeen van Staatswege ge schiedt Ja zoo de uitspraak geldt van hen, die zeg gen öf mijn geloof, of ongeloofhij, die het Christen dom niet begrijpt als ik is geen Christen. Neen en ik zeg neen zoo men bet Christendom boven ge loofsverdeeldheid erkent. Me veel geest en juistheid heeft men op een ander gebied wel eens onderscheiden hetgeen men ziet en met zietce qu'on roit el ce qu'on ne voit pas. Dat is geloof ik hier toepasselijk. De stille werking van het Christendomboven verdeeld heid van geloof, is oneindig algem ener en grooterdan hetgeen men in de kerkelijke sfeer met oogen ziet. Het Christendom heeft onze wetgeving en ons bestuur, onze samenleving en onze zeden doortrokken; maar dat is niet het bijzondere Christendom eener bepaalde Kerk. Het is het ééue lichtwaarvan de onderscheidene ge loofsbelijdenissen bijzondere stralen zijn: het is bet Christendom boven kerkelijke afzondering, gelijk het menschdom is boven de onderscheidene volken en ze allen omvat; gelijk de wetenschap is boven alle vormen en stelsels, waarin ieder, naar de mate van zijn inzicht, de wetenschap zoekt te naderen of haar tracht uit te drukken. „Het Christendom is niet gebleven binnen de Kerk; het is eene burgerlyke kracht geworden de ziel onzer beschaving een stroom, die zieh door alle aderen der maatschappij heeft uitgestort. 'Iet is deze invloed van het Christendom, die zich van- zelve, de wet spreke of zwijge in het volksonderwijs zal doen gevoelen." Zoo sprak Thorbeeke. Was daarom elke godsdien stige gezindheid, mits zij slechts christelijk werd ge noemd, hem betzelfde? Niemand zal het beweren; maar hij erkende althans, dat er ondanks alle verschil van geloofsleer allengs een christelijke beschaving is omstaan, die onze denkbeelden beheerscht en op zede lijk gebied eenheid heeft gebracht. Nu is ongetwijfeld in de school onderwijs onderwijs in de verschillende in de wet genoemde vakken en ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen de hoofdzaak voor de geheele opvoeding zorgt de school niet; maar dat ook van bet ouderwijs een opvoedende kracht kan en moet uitgaanwordt niet betwist. Dat zal ook altijd ge beuren zeide Thorbeeke, de wet spreke ot z w ij- g e. Maar waarom zou de wet er van zwijgen Waar om zwijgen van betgeen in den aard der zaak ligt en ieder wenseht De wet zwijgt dan ook nietmaar vrouw de vreeselijke last slechts verzwaard die zij met zich droeg. Wel was hare liefde jegens haren man volkomen vernietigd geen zorg om hem verontrustte haar hart hjj was dood voor haar en zij treurde daarover niet. Martelender echter was hare smart hierover, hoe schandelijk haar levensgeluk verwoest was en welk een ontzettend geheim zij veroordeeld was te verbergen. Want niet één oogenblik kwam zij in verzoeking, den sluier daarvan op te heflen de cente- naarslast af te werpen zelve haren man te verraden zonder daartoe gedwongen te zijn. Zij zou God gedankt hebbenwanneer de mensohelyke gerechtigheid hem in hare macht gekregen had en hem voor zijne mis daden bad doen booten maar zelve wilde zij daartoe nies medewerken. Echtgenoote en vrouw streden in haar. De echtgenoote had hem voor altijd verstootende vrouw achtte zich verplicht, stil te lijden onder bet lotdat haar door den onverbreekbaren band des huwe lijks was opgelegd. Hoe vaak zocht zij haren vader op in het stille kamertje en bekommerd over haar over het verschrik kelijke, dat zij niet wilde vertellen, smeekte hij haar dan voor hem voor hem alleen haar hart uit te storten. „O vader zeide zij dan altijd bijna in dezelfde woorden en heete tranen stortend „houd op. Ik kan het u niet zeggen Hare zuster beproefde hetzelfdemaar met den zelfden ongunstigen uitslag. „Wij kouden niet meer te zamen leven plotseling bieek dat. Waarom? De dood aileen kan u eenmaal de reden daarvan onthullen" Iets anders kreeg Renate er niet uit en daarom vermeed men op het laatstuit achting voor haar ongeluk bij haar aan te dringen. Maar dit ongeluk waarover men geen verklaring kreeg dat men niet begrijpen kondrukte op allen in huis zwaar en dit te meer toen men bemerktehoe Toni daaronder leed en dat het te vreezen wasdat hare gezondheid er door verwoest zou worden. schrijft voor dat het onderwijs ook dienstbaar zal wor den gemaakt aan de opleiding der kinderen tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden. Wat beteekenen die woorden? Verkondiging eener zelfstandige moraal heeft men beweerd verkondiging eener zedeleer, onafhankelijk van den godsdienst. Zoo wordt het geloof ondermijnd heeft men het volk toe geroepen zoo worden de kinderen grootgebracht in het denkbeeld, dat de godsdienst iets overbodigs is, iets dat in vroeger eeuw misschien eenige waarde had, maar in onzen tijd zonder schade gemist kan worden Alles ten onrechte alles in strijd met den duidelijken zin der wet en hare niet minder duidelijke toelichting. Neen in de school wordt geen onderwijs gegeven in de zedeleer, wordt geen zedekunde geleerdzooals lezen, schrijven of aardrijkskunde, zooals in Pruisen gesehiedt, waar de zedeleer onder de leervakkeu voorkomt onze Nederlandsche schoolwet gaat uit van de onderstelling, dat de ouders der kinderen hun godsdienstonderwijs doen geven door de leeraars hunner Kerkdoor de leeraars hunner eigene keuze en dat daarbij de grond slag gelegd wordt hunner zedelijkheid. Zijn er ouders, die hunne kinderen daarvan geen gebruik laten maken, dat blijft voor hunne verantwoording de Staat dwingt niemand maar zorgt voor dit deel der opvoeding niet. Waar het onderwijs evenwel daartoe bepaalde aanlei ding geeft daar wil ook de school haar diensten lee- nendaar wil ook zij medewerken om ten goede te leiden daar mag zij de ontwikkeling van het goede zaad, dat elders gestrooid wordt, niet tegenwerken, daar moet zij die ontwikkeling bevorderen, voor zoo ver dat kan. Medewerken moet zij, steuneD, dienst baar zijn niets meer, maar ook niets minder. Men neme het onderwijs in het lezen tot voorbeeld. Goed leeren lezenzoodat het kind zelf begrijpt wat het leest en voor anderen verstaanbaar leest, dat is de taak der school. Maar mag het nu volkomen onverschillig zijn, wat de kinderen lezen? Niemand zal bet beweren. Het godsdienstonderwijs moet echter elders gegeven worden daarvoor moeten ue kerkgenootschappen zor gen de onderwijzer is er daarenboven onbevoegd toe daarin heeft hij geen examen afgelegd ea niemand in Nederland wenseht, dat de Staat zich daarmee bemoeit, de onderwijzers daarin opleidt en hun bekwaamheid in dit opzichc beoordeelt. Stelselmatigrecbtstreeksch on derwijs in de zedeleer vervalt daarmee van zelfmaar kan iem .nd wenschen dat een verbaal of een geschie denis wordt gelezen in strijd met die begrippen van zedelijkheid, die onder alle Christenen gemeen zijn, die in onze geheele maatschappij zijn doorgedrongen En als nu een verhaal wordt gelezen van edeie zelfopoffe ring van onwrikbare plichtsbetrachting in strijd met eigen belang of voordeeleen sehoone trek van welda digheid van waarheidsliefde, van dankbaarheid of ver gevensgezindheid kan iemand dan beweren, dat het geloof wordt ondermijnd of de godsdienst als iets over bodigs wordt voorgesteld De onderwijzer in de open bare school zal zieh daarbij niet in godsdienstige be- Ook Arnold verkeerde in die algemeene gedrukte stemming. Als getuige van haar echtelijk geluk had zijne stille liefde jegens haar moeten uitsterven. Hij had Dooit wel is waar met haren man op ongedwongen wijze kunnen omgaan en ais deze op Arisheim kwam, trachtte hij iedere ontmoeting ieder gesprek met hem te vermijden zoodat hem daarover vaak harde verwijten, ook door Tonigedaan werden. Iotusschen twijfelde hij er niet aanof zij was eene gelukkige vrouw geworden en hij moest er in berusten dat de hoop die bij met betrekking tot haar gekoesterd bad, in rook vervlogen was. Hij had in stilte geleden tot ook dit verzwaktebijna na jaar en dag onder den drang der omstandigheden geheel ophield. Mat den terugkeer van Toni naar Arisheim als eene schipbreu- kelinge van het huwelijk als eene vluchtelinge voor haren man hetgeen voor hem niet verborgen kon worden gehouden werd het weder anders. Medelijden met haar, woede jegens haren man biiezen de reeds nitdoovende laatste vonken zijner hartstocht weder aan en hoe hopeloos ook nu weder deze liefde voor de vrouw was die slechts de dood van haren man kon vrij maken toch vlamde zij opnieuw op en liet zich niet verstikken. Hij waagde het niet, al was hij ook niet meer de schuchtere jongeling van vroeger, haar of iemand anders te verradenwat zijn hart vervulde wat het in het vuur der hartstocht verteerdedoch hij hield zich bezig met de ongelukkige jonge vrouwalsof bij haar uit haar geheimzinnig ongeluk kon en moest redden, alsof hem de plicht daartoe was opgelegd. Zoo peinsde hij dag aan dag er over, sinds de twee jaren nu reeds die Toni daar in volkomen kloosterachtige teruggetrokkenheid had doorgebrachthoe hij achter haar geheim kon komen. Hij bewees haar oplettendheden, die haar meer en meer opvallend moesten schijnen hij was voor haar kind als een vaderlijk speelgenoot en dit was hem ook hartelijk genegen. Vaak zat de ern stige zwijgendebleeke vrouw droomend te kijken naar het spelen van haar kind met den nu kloek ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1885 | | pagina 1