No. 148.
Zeven en tachtigste Jaargang.
1885.
ZONDAG
13 DECEM BER.
Vóór het huwelijk.
Doze Courant wordt Dinsdag-, Dondardag- eu
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 08.
Prijs der gewone Advertontiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Bittttenlanb.
ON.
ALKMAARSCHE COURANT.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Begrooting can binnen 1. zaken. De heer van
Houten, die deze begrooting wil behandelen als eene ad
ministratieveis van dit standpunt afgeweken bij die van justitie,
omdat hij niet ongestraft mocht laten het schenden van een
beginsel, als in de zitting van den 4 aan het licht kwam. Wat
de toepassing der rechtsgelijkheid betreft, stelt hij vertrouwen
in den min. van binnenl. zaken, wien hij verzoekt zijne aan
dacht te wijden aan het te 's Gravenhage in de zaak der offi
cieren gebeurde en in het bijzonder op het vergoeden der schade
met fooien, vooral omdat in dezen tijd de reohtsgelijkneid niet
mag worden geschonden. Hij is overtuigd, dat deze minister
de zaak grondig en onpartijdig zal onderzoeken. De geheele
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van liet mini terie is
bij deze zaak betrokken. De heer Lobman dringt ook op
nader onderzoek in die zaak aan en bespreekt uitvoerig het
rech der gemeenleraden om verordeningen te maken, in verband
met bet aan banden leggen van het rechtom voor de school
met den bijbel gelden in te zamelen en van de vrijheid van
het wielrijden in eene gemeente. Hij bestrijdt de bekende veror
dening te Buiksloot èn op grond van de wet èn op grond van
het algemeen belang en hij vraagt daarom hare vernietiging
te meer omdat ze strekt tot bevordering van verbittering, haat
en nijd onder de ingezetenen onderling, die met de richting
van het openhaar onderwijs niet kunnen méégaan en tegen de
schoolwet alleen oppositie voeren door uit hun eigen zak te
betalen en verzoekschri'ten in te dienen. Ook wijst bij er op,
hoe er verschilend gehandeld wordt; zij, die socialistische op
tochten houden worden van regeeringswege beschermd.
De heer Oorver Hooft zegt, dat het voor heinde vraag
is, in hoever eene gemeente kan be'emmeren hergebruik maken
van een middel van vervoer op haar gebied. En dan wijst hij
er ophoe in dit opzicht volstrekt geene gelijkheid bestaat.
Kan men, zooals in verscheidene gemeenten gebeurt, het
gebruik van honden als trekdieren verbieden of toestaan, dan
meent hij dat het gebruik van trapwielen ook verboden mag
worden. Ook wijst "hij er opdat de regeering voor eene
gemeente handhaafde liet verbod om in de wateren te zeilen,
doch het stoomendat ten minste even nadeelig is voor de
kaden, vrijliet. Daarom moet de bevoegd leid der gemeente
besturen om beperkingen van bet openhaar vervoer te veror
denen nader geregeld worden.
De min. van binnenl. zaken is ook voor gelijke recht
spraak voor iederen burger; hij houdt dat voor goed, zoodat
bij het zal handhaven, maar die bemoeiing moet niet ontaarden
in het uitoelenen van invloed op de rechtspraak zelve De
solidariteit der ministers zal hy ernstig ter barte nemen
ofschoon hij zich niet herinnertdat beginsel ooit te hebben
verloochend. Wat is er van de zaak? Be min. van justitie
gaf, behalve de verlangde inlichtingen, iets meer (gelach).
Maar wellicht ontsnapt iemand iets in het vuur der rede.
Dal de politiebeambten hier en daar versct.illend onderscheiden,
noei. t hij ook eene kritiek op de rechtspraak. De gewijsden
in de bekende zaak houdt hij voor juist. Voor zooveel hij van
de zaak weetis het geoorloofddat agenten fooien ontvangen
voor hulp voor particuliere feesten of drukten, of als schade
vergoeding bij het vernie.en hunner kleêren. Ook werden wel
9)
VII.
Het ongehoorde feitdat de verloving van mijnheer
von Harder met mejuffrouw von Stein verbroken was,
vijf dagen vóór het huwelijk ging als een loopend
vuurtje door de stad en bield de eerste week oud en
jong bezig. De reden voor dezo verrassende gebeur
tenis werd algemeen gezocht in den ongedurigen aard
van het meisje. Iutusschen duurde het uiet lang, ot
er verspreidde zich bet gerucht van een „ander", die
voor mejuffrouw vod Stein bestaan moest, hetgeen baar
gedrag niet meer uitsluitend een uitvloeisel van eene
of andere gril deed schijnen.
De „scboonebleeke jonge manmet zijn zwarte
haar", wien men in gezelschap van den overste von
Stein gezien badwerd spoedig met dit gerucnt in
verband gebracht en zijne terugkomst vooispeld en
verwacht. Maar maandenlang werd het niet beves
tigd. Eindelijk echter, toen bet oude jaar teeds lang
ten einde en de Januarimaand van het nieuwe reeds
voor de helft verstreken waszagen de bewoners
der goede stad eenen plotselingen voortgang in de han
deling van den roman waarin Julie von Stein eene
rol speelde.
Op eenen scboonen, helderen winterdag, op het uur
dat de geheele wereld wandelen ging verscheen zij op
straat aan den arm van eenen jongen man, op wien de
bijvoegelijke naamwoorden „schoonbleek en zwart"
wonderlijk goed pasten, alleen zag hij er niet, zooals
vroeger, treurig en neerslachtig uitmaar integendeel,
wat in deze omstandigheden niet te verwonderen was,
eens menschlievende d«den met geld beloond. Heeft zoo iets
bij het standje plaats gehad, dan houdt, hij dit voor geoorloofd,
vooral als iemand schade a n zijne kleêren is toegebracht. Aan
zijn departement is echter van de zaak geen letter bekend.
Hij is bereid, den burgemeester van 'sGravenhage inlichtingen
te vragen over de fooien. Verder gaat zijne bevoegdheid niet.
Wat nu collecten en andere zaken betreft, stelt hij, als voor
stander eener ruime zelfstandigh .'d van de gemeentenin bet
lichtdat men zich niet alle zaken als van algemeen belang
moet voorstellen. De regeering heeft het beslutt van 1873
altijd zoo opgevatdat het de vrijheid van inzamelen in uit-
gebreiden zin huldigt, hoewel van meecingdat herhaalde
inzamelingen wel eens tot last van de ingezetenen konden zijn,
zoodat bepaaldelijk de toestemming van B. en W. noodig is.
Hij ziet niet in dat een verbod dus in strijd is met wet of
algemeen belang. Voor intrekking van die bevoegdheid van
gemeentebesturen ziet hij geene reden. En zoo ook is het met
het wielrijden. Waarom bij verschil van gevoelen in dezen de
zelfstandigheid der gemeenten aantasten Toch gelooft hij,
dat het gevaar bij stoomtrams gróót er is. Hij deelt dus niet
in de bezorgdheid van Oldebroek. Wat belreft de andere aan-
stootelijke voorvallen in andere gemeentenwaarop_ de heer
Lobman wees, hiervan is hem niets bekend. JÜX.
De heer van Houten, den minister dank zeggende voor
de toezegging van onderzoekwilde hcoidzakelyk zijne aan
dacht vestigen op het feitdat de burgemeester van 's Gra
venhage optreedt als raadgever tegenover hen, tegen wie
proces-verbaal is opgemaaktdus ook eene soort van inn.en-
ging van rechtspraak Hij herhaalt zijn vertrouwen in de
onpartijdigheid van dezen min., die, voor zoover hij weet,
altijd zonder aanzien des per-oons heeft gehandeld.
De heer Röell komt op tegen de stelling van den min.,
dat alleen het algemeen belang richtsnoer is voor de vraag
oi verordeningen al dan niet vernieligd moeten worden. 'L. i.
is de toepassing der verordening omtrent het wielrijden te
Oldenbroek wel degelijk in strijd met het algemeen lelang,
dat vrije onbelemmerde gemeenschap eisths. Hij meent, dat de
raad van state veeleer dan de kamer geroepen is om over
de vernietiging te oordeelen. te'
De heer Lokman deed ook nog uitkomen dat zijn ver
zoek om onderzoek naar de bekende zaak doelde op het ge
beurde vóór de rechtspraakof liever op de voorvallen die
strekten om de rechtspraak te voorkomen. Dij blijft bij zijn
gevoelen dat het niet aangaat; handelingen te verbieden als
inzameling van gelden, die op zich zelf wettig zijn. Hij
blijft waarschuwen voor de feekenen van verzet tegen icgee-
rings-bandelmgen.
De min. van binnenl. zaken onthoudt^ zich van
verdere bespreking van de zaak te 's Giavenbage na zijne
gedaue belofte. Eene opmerking kan zijn rectilskundig ge
moed evenwei niet verteren n.l de beweringd«t votir het
scheuren van kleêren het geven van schadeloosstelling niet
veroorloofd is. Tegen het kooren van den raad van state
over alle verordeningen heeft hij eenig bezwaarin twijfel-
acuiige gevallen zal dit geheuren. Over de inzameling van
gelden zal hij niet verder ritweiden, ook met het oog op de
uitspraak van deu hoogen raad.
De heer Röell doet nug opmerken, dat hij niet verlangt,
dat de raad van sttte over alle, zelfs de duidelijkste, gevallen
van vernietiging wordt gehoord.
De heer Lokman meentdat 's ministers beroep op den
hoogen raad niet kan opgaan, omdat het recht van dit college
niet zoover gaat om de verordeningen te vernietigen.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Art. 2 wordt op voorstel van den minister met f 1000 voor
rtactemcutsverkooging der au bteuaren verminderd, daar hij over
nam een amendement van den heer van der Eellz, toen deze
op zijn verzoek 2000 in f iOuO veranderd had.
zeer trotscb eu gelukkig. Julie's gelaat was, adijk
de mode het medebracht, door eenen sluier bedekt,
zoodat men niet kon nagaan met welke gevoelens zij
aan de zijde van haren nieuwen verloofde voortschreed.
Reinhard Falk bad, zoodra bij weder sehrijveu kon,
mevrouw von Stein pleeh'ig om de baud barer dochter
gevraagd en eenen brief aan Julie geschreven, die wei
is waar slechts enkele regels bevatte maar bet beste
en mi est geschiktste w as, wat hij ooit geschreven bad
Zij waren teederroerend door den toon van toewijd.ng
en van leedwezen dat hJ haar zielestryd veroorzaakt
had, en tegelijk vol hoop met betrekking tot de ver
vulling zijner vurigste wenscben. En niets had hem, bij
een karakter, als dat van Julie, meer kunnen aanbe
velen, daa deze woorden vol bescheiden twijfel aan zich
zelf eo stout vertrouwen tegelijk.
Moeder en oom bemerkten dat zij den brief her
haaldelijk las en met heete tranen bevochtigde en de
laatste maakte uit den sterken indruk, dieu de paar
woorden vau den echilder cp baar maakten op dat
deze „de rechte" was.
Mevrouw von Stein die zich nog niet had kunnen
verzoenen met het verlies van Rudolf, schreef aan Rein
hard Fallt, nadat zij met Julie gesproken had, op af
gemeten toon, dat zij den aandrang des harten bij
baar kind niet wilde tegenwerken en verwees ht m voor
het overige naar hetgeen Julie zelve hem te zeggen had.
Deze gaf hem het jawoord in haren brief, maar zij
behield zieh de bepaling van den tijd voorwaarop
by baar zou wederzieu. Daarentegen verklaarde zij zich
tot eene briefwisseling bereid, waarmede hij ook spoedig
begon. Eindelijk kreeg bij toestemming, om te komen,
maar deze was verbonden met eene voorwaarde, waaraan
de schilder n et veel waarde hechtte want hij glim
lachte en begon een juichend lied te zingen, dat geens
zins van onderwerping getuigde.
Des anderen daags snelde hij naar Julie en mocht
twee dagen blijven. Zj waren bijna altijd alleen met
elkanderde overste en mevrouw von Stein schenen
Bij afdeeling 3 militie en schutterijen geeft de
heer van Delden inoverweging.de koninklijke besluiten
tot uitbreiding der schutterij nog eens in overweging te nemen,
besluiten waardoor weinig nut wordt gestichtdoch die zware
geldelijke offers van de gemeenten eischen.
De beer van Alphen vereenigt zich gebeel met den beer
van Delden.
De beer Reuther bestrijdt de meeningdat met de
schutterij voor volkswapening niets is uit te richten Wel er
kent hij dat onder de tegenwoordige wet de schutterij eene
wapenmacht is, die niet voldoet aan de eischen des 1ijds. Hy
geeft in overweging, met de uitvoering der besluiten te wach
ten tot na de beslissing omtrent grondwets-herziening.
De beer van Kerkwijk keurt af de vrijstelling van de
schutterdienst van den secretaris der thesaurie des Konings als
lijf- of huisbediende. In alle standen der maatschappij zijn
lasten en lusten en zoowel als men van de laatsten wil genieten
moet men de eersten dragen.
De lieer Schimmelpenninck van derOye deelt
niet in de grieven, dat de regeering aan de slechte schutterij-
wet van 1827 uitvoering geeft. Hoe slechter wetten, boe be
ter men ze moet uitvoeren. Naarmate de verdediging volks
zaak is, moeten de lasten toenemen. Tot handhaving van dat
besef keurt bij het goeddat de regeering de wet van 1827
flink wil uitvoeren.
De min. van binnenl. zaken zal over de vrijstelling
van den secretaris niet veel zeggenhet is eene afgedane zaak,
doch hij bcopt, dat de vrijstelling slechts voor één jaar is.
Wat de uitbreiding der schutterijen betreft, sluit bij zich aan
bij den beer Schimmelpenninck >an der üye, onder opmerking
aan den heer lleuther, dat ook zijne vroegere stelling was,
dat men van de schutterij moest maken, wat er van te maken
viel. Met de kritiek op de sehulterijwet van 1827 gaat bij
geheel meê, maar zoolang zij bestaat is het eenige, dat over
blijft, baar uit te voeren. Of de maatregel tot uitbreiding
tijdig is? Hij gelooft van ja, en is van oordeel, dat, komt
de nood aan den man, ook de plattelands-schutterijen haren
plicbt zullen doen en medehelpen aan 's lands verdediging. Hy
herhaalt, in afwachting van eene schutteiijwefmoet men van
de schutterij maken, wat er van te maken is.
De heer van üelden stelt de volgende motie voor: »üe
Kamer, van oordeel, dat bet wenschelijk is, de uitvoering der
kon. besluiten van 4 Augustus 1885 (Slbl. No 172) en 7
September 1885 (Sibl. No. 79) voorloopig op te schorten, gaat
over tot de orde van den dag." Over deze door den voorsteller
met den l eer Lohrnan eenigzins gewijzigde motie werd de
beraadslaging den 9 voortgezet. Verschillende bezwaren wer
den ingebracht, waarna de heer R u y s de volgende motie voor
stelde: „De Kamer, van oordeel, dat liet niet wenschelijk is,
dat op dit oogenblik wijziging worde gebracht, in de getal
sterkte der schutterijen, of nieuwe dienstdoende schutterijen
worden opgericht, gaat over tot, de orde van den dag."
De heeren van Delden en Luh nan trokken hunne motie in
waarna de motie Ruys aangenomen werd met 63 tegen 6
stemmen.
De min. van binnenl. zaken verklaarde bij de afdee
ling medische politie uitdrukkelijk, artikel 17 der ziek-
tenwet te zullen handhavenook door bevordering zooveel
mogelijk der inenting met dierlijke stof, in antwoord aan den
heer meuclieniusdie zijne gewone bezwaren tegen de inenting
herbaalde, liij wees ook nog op een mandement van den Paus,
waarbij het algemeen ïnëuten als plicht wordt aanbevolen.
De beer Keucbenius antwoordde daaropdat bij twij
felde, of de Paus genoegzame studie van de inënting gemaakt
had om gezag te hechten aan deze aanheveling. Ook verzocht
hij parc-vacctnogène te noemen: pokstoiLbriek en baccilen-
kweekerij.
De beer Rutgers merkte opdat deze rede van den heer
zieb met o; zet t i ug te trekken Jutie was Qo. g<t be
minnelijk geweestbij verliefder dan ooit en toch
keerde bij niet gebeel en al tevreden naar Dresden
terug.
Ziju eerste bezoek werd met korte tus chenpoozen
door meer andere gevolgd steeda slechts voor eenige
dagen daar hij zijnen arbeid en de lessen, waartoe hij
zich verbonden had, niet lang in den steek kon laten. Maar
hij merkte met sFijt op, dat de puriteinsche ingetogen
heid, zooals by de van den beginne af door Julie tegen
over bem aangenomen houding kenschetste, bij nadere
kennismaking geenszins anders werd, en, wat het zon
derlingste was, hij kon niet anders, dan zich houden
op den afstand, wolken een zwijgend bevel van haar
hem scheen aan te wijzen.
Hij kwam aan, hij begaf zich in vliegende haast naar
de woning der dames SteiD, met het vaste voornemen,
zich ditmaal niet door zijne verloofde te laten intimi-
deeren en wanneer bij tegenover haar stond en zij hem
met eenen vriendelijken glimlach de hand toestak, dan
kon hij niet anders doen, dan zijn hoofd over de schoone
hand buigen en zijne verloofde de gewone beleefdheid
bewijzen in plaats van dien onzichtbaren maar door
bem zeer goed gevoelden slagboom verwijderen en haar
in zijne armen sluiten.
Steeds bleel zij zich in hare houding jegens hem ge
lijk. Zij was vriendelijk spraakzaam beminnelijk zij
kwam zijnen kleinen wenschen waarop hij nauwelijks
zinspeelde, tegemoet op eene wijze, ais waarop Harder
zich nooit had kunnen beroemen. Falk had, evenmin
als mevrouw Stein, over eenige luim of ongedurigheid
vau de zijde van Julie te klagen en dit schonk aan de
moeder de troost voor de toekomst dat hare dochter
hare ergste louten had afgelegd. Maar hare voort
durende terughouding bedrukte hem en deed hem
twijtelen.
Er moest ten slotte zelfs eene zekere ontnuchtering
volgen bij eene natuur, die gewoon was, al hetgeen
geoorloofd is te genieten en nu en dan ook wel iets