fónmgtülAnb.
menstelling van een koloniaal leger. Trouwensuit
gezonderd een enkel bataillon jagerswas reeds vóór
tijn weder-optredenjavóór het vredesverdrag met
Cbinabepaald welke versterkingen zouden worden
nitgezonden. Hij was nooit een vurig voorstander van
uitbreiding der kolonie geweest en had alles gedaan
ter beperking van de krijgsbewegingen in Tonkin. Hij
moest echter erkennendat de toestand in Annam
geheel veranderd was. In plaats van eene vijandige
verraderlijke regeering regeerden daar thans mannen
die op Frankrijk vertrouwden en die Frankrijk niet
aan hun lot kon overlaten. Ontruiming zou schennis
der verdragen en een bewijs van fransche wuftheid zijn,
uitloopende op het verlies van Cocb'ncbina. Hij kwam
daartegen op in naam van Frankrijks eer en belaDg
en van hen die ginds er voor streden en niet langer
in het onzekere mochten gelaten worden. Na eene
warme lofrede op generaal de Courcy, eindigde hij aldus:
„Den generaal bevel te zenden om aan zijne soldaten
te zeggen dat al hunne ontberingen al de geleverde
gevechten en ten offer gebrachte levens ijdel en on
vruchtbaar zijn geweest en zij zich weder moeten in
schepen neen dat deed hij nooit
De bonapartist Raoul Duval weidde over do bekende
bezwaren tegen Tonkin uit en vergeleek dezen tocht
met dien naar Mexico, beiden verdedigd met een
beroep op Frankrijks eer, ofschoon de waarheid, zooals
indertijd de heer Thiers opmerkte was dat men zich
niet aan eene valsche stelling onttrekken kon en tevens
zijne eerbelangen en waardigheid ongerept bewaren.
De heer Casimir Périer verdedigde in bijzonderheden
de berekeningen der regeering omtrent de troepen en
geldmiddelen waarna de heer Clémenceau opmerkte
dat de beraadslaging uitgeput was maar dat de vraag,
of Tonkin al dan niet zou worden ontruimd, nog moest
worden uitgemaakt. De regeering vroeg 75 millioen
om het Tientsin-verdrag uit te voeren en hij hield vol,
dat het niet moest worden uitgevoerd. De te Hué
gevestigde regeering beteekende niets. De ware Koning
was met zijn minister in de bergen gevlucht. Da op
offeringen welke Tonkin aan troepen kostteachtte
hij buitensporig. De ontruiming kon en moest gelei
delijk en zonder inbreuk op Frankrijks eer geschieden
Het was misleiding der kiezers, het tegenovergestelde
te beweren. Overigens was voor de begane misslagen
de regeering, die ze beging, verantwoordelijk niet de
oppositie die ze aan bet licht bracht. Het land had
de staatkunde van den oud-minister Ferry veroordeeld
en toch ging bet tegenwoordige ministerie er mede
voort. Had minister Brisson uitgeroepen dat de mo
narchie aan Frankrijk Algerie geschonken had en de repu
bliek Indo-China niet mocht prijsgevenhij was van
oordeeldat de republiek niet naar hare veroveringen,
maar naar hare hervormingen op maatschappelijk en
economisch gebied moest worden beoordeeld. De groote
menigte had niets aan deze tochten waardoor de be
lastingen verzwaard en de hervormingen tegengehouden
werden en de eendracht onder de republikeinen ge
stoord werd.
Tonkin had de verkiezingen vervalscht en zou thans
de beslissing der Kamer vervalseden. Hetzj de re
geering ot de oppositie de meerderheid bekwam in
beide gevallen kwam men niet verder. Verzaking der
staatkunde van Ferry was het eenige middelom de
eensgezindheid onder de republikeinen te herstellen.
Minister de Freycinet betoogde daarentegendat
ontruiming bedenkelijk en onnood'g was. Tegen April
of Mei zou de bevrediging van Tonkin eene afgedane
zaak zijn. De nadoelen eener ontruiming zouden grooter
zijn dan een volhouden der bezetting. Tunis was een
bewijsmet hoe goed gevolg een beschermheerschap
kon worden ingesteld. Het diep betreurendedat
Tonkin tweedracht veroorzaakte onder de republikeinen,
verklaarde hij dat eene verwerping der kredieten een
sprong in den blinde was en Frankrijk in aanzien bij
de andere mogendheden benadeelen zou.
Na den minister voerde nog de heer Andrieux het
woord doch het was reeds zoo laat dat de meeste
afgevaardigden wat waren gaan gebruiken. Herhaaldelijk,
doch telkens vruchtelooswas beproefd de zitting te
schorsen of te verdagen. Toen eindelijk de beraad
slagingen gesloten waren las de heer Plichon eene
haar te naderen wat zij opnieuw voorkwam „en dan
zal ik u zeggen wat ik u te zeggen heb."
„Mijne hand neenmijnheer von Harder gij laat
u medeslepen door den grootmoedigen aandrang van
uw edel hart
„Grootmoedig Ik ben noch grootmoedig noch edel,
ik ben, terwijl ik naar je bezit streef, de grootste
egoist ter wereld."
„O, stil!" riep zij uit, onmogelijk onverschillig kun
nende blijven bij zijnen toon en de uitdrukking van zijn
gelaat die meer dan zijne woorden zijne heftige ge
moedsbeweging uitdrukten„spaar mij en laat u niet
door eene onverwachte ontmoeting met mij verleiden
naar achteren te zien in plaats van naar voren. Gij
behoeft slechts de hand uit te strekken om een jong
schoon en rijk leven aan het uwe te verbinden."
„Is het dat P Hebt gij niet geraden dat Alma
Schoder ja met een bepaald doel iets voorgespiegeld
heeft? Zij zelf heeft ons dit ongestoorde onderhoud
bereid. OJulieJuliemoet ik werkelijk weder
onverhoord heengaan
Deze onverwachte onthulling scheen haar geheel in
verwarring te brengen. Zij zonk in haren stoel terug
en keek onbewegelijk voor zich uit.
„Laat ons gelukkig zijn", ging hij op vurig smee
kenden toon voort, „ik kan geen ander liefhebben
dan jouik heb het met al mijne krachten beproefd
en de beminneljjke dochter des huizes is een tijd lang
het voorwerp mijner gedachten niet myner gevoelens
geweest. Plotseling vernam ikdat gij niet gehuwd
waart, zooals ik jaren lang had gemeend. Dit te
weten en naar niets krachtiger te streven dan naar jou
bezitvan de eenige vrouwdie mijn hart zich ooit
heeft uitverkorenwas voor mij hetzelfde."
Wordt vervolgd.
verklaring voor van de rechterzijdewaarvan de slotsom
was, weigering der gevraagde kredieten en aanneming
der in plaats daarvan door de commissie voorgestelde
kleinere som. Nadat de heer Lockroy nog tot een
dracht onder de republikeinen aangespoord had ging
men onder groote opgewondenheid tot de stemming over
Nadat het door den minister van oorlog gevraagde
krediet van f 15.000 000 met 273 tegen 267 stemmen
was goedgekeurd, werden de overige hoofdstukken met
zitten en opstaan en het ontwerp iu zijn geheel met
274 tegen 270 stemmen aangenomen. Onder de voor
stemmers waren 9 stemmen van ministers en onder
ministers, zoodat de regeering eigenlijk met 5 stemmen
in de minderheid bleef, daargelaten, dat de 24 con
servatieven, wier verkiezing nietig is verklaard, stellig
tegen zouden hebben gestemd. B:sscbop Freppel was
het eenige lid der rechterzijde dat voorstemde. 92
republikeinen stemden tegen.
SERVIE, Het sluiten van een wapenstilstand met
Bulgarije heeft groote ontevredenheid doen ontstaan
die zich vooral openbaart jegens Koning Milan, Vol
gens den berichtgever der engelsebe Times zou een
onwenteling zelfs volstrekt niet onmogelijk zijn.
SPANJE. De heer Canovas de! Castillo ij den 26
tot voorzitter der Kamer benoemd met 222 stemmen
tegen 112 op den heer Robledo. Zoowel de voorzitter
van den Senaat als die van de Kamer drong in de
openingsrede met nadruk op eendracht aan en om alles
te doen ter bevestiging van het regentschap en in het
belang van het behoud van den vrede, ter voorkoming
van burgeroorlog en regeeringloosheid.
De Koningin-regentes en hare kinderen woonden den
27 eene militaire mis op het exercitieveld te Madrid
voor 12000 man bij.
In den nacht van den 25 op den 26 is te San
Sebastiaan het prachtige paleis der provinciale staten
afgebrand. Het archief is daarbij bijna geheel verloren
gegaan.
BULGARIJE. Vorst Alexander werd bij den in
tocht in Sofia met de troepen letterlijk onder bloemen
bedolven. Bj den ingang der kathedraal werd hij door
de ministersde geestelijkheid en den metropolitaan
Ciémeut ontvangen waarna een Te Deum ter eere
der overwinning van Bulgarije gezongen werd. Van
de kerk ging de Vors: Daar zijn paleis, waar de gezanten
en de aanzienlijkste ingezetenen hem opwachtten. Overal
werd hu door eene talrijke volksmenigte met groote
geestdrift toegejuicht. Des avonds waren de straten
verlicht.
STATEN-GENERAAL.
Eerste Kamer.
In de zitting van den 28 werd tot de toelating van den beer
jhr. mr. Elout van Soeterwoude, na onderzoek zijner geloofs
brieven, besloten. Na het trekken der afdeelingen deelde de
V oorzitter mededat de centrale afdeeling besloten bad, des
avonds de spoedeischende ontwerpen te onderzoeken en de vol
gende dagen verdere ontwerpen. Sommige leden wenschten
de begrootiug eerst na 1 Januari te onderzoeken. Ten slotte
werd besloten de S|ioedeiscbende ontwerpen des avonds in de
afdeelingen te behandelen en met 19 tegen 14 stemmen om de
begrooting na 1 Januari as. te onderzoeken. De hehandeling
der rechterlijke ontwerpen zal op een nader te bepalen dag
geschieden.
Tweede Kamer.
Grondwetsherziening. Kiesrecht. Uit het
verslag nopens de nieuwe overweging van dit ontwerp blijkt,
dat het hoofdbeginsel der voorgestelde regeling niet in
alle afdeelingen weder ter sprake kwam. De meeste le
den, die zich op nieuw daarover uitlieten waren van oordeel
dat de grondwetgever moest afzien van regeling der kiesbe-
voegdueid op den groudslag der huurwaarde. Onder hen
waren er, die zich met dit beginsel aanvankelijk wel hadden
kunnen vereenigen, maar hunne vrees, dat het in de toepas
sing tal van bezwaren zou opleveren, slechts al te zeer be
vestigd hadden gezien. De regeering was teruggedeinsd voor
de verdediging van haar oorspronkelijk voorstelwaarbij ter
bepaling van het laagste cijfer van huurwaardedat kiesrecht
zou verleenende verhouding tusscben de bevolking en het ge
tal kiezers als maatstaf werd aangenomen Men zou daarin
hebben kunnen berustenware zij geslaagd in het vinden van
een beteren maatstaf. Nu geen maatstaf ter bepaling van het
minimum van huurwaarde werd voorgesteld en de wetgever bij
de vaststelling van dat minimum beperkt werd binnen wille
keurig getrokken grenzen, die, aangenomen al dat zij thans
juist waren, over eenige jaren konden blijken niet meer aan
de maatschappelijke toestanden te beantwoordennu het kies
recht wederom voor elke gemeente naar omstandigheden zou
moeten worden geregeld, zoodat, wat de regeering daaromtrent
ook in de memorie van antwoord mocht aanvoerenai de on
zekerheid, die zich onder de werking der tegenwoordige grond
wet zoozeer had doen gevoelenzou terugkeerennu de re
geering mitsdien na rijp beraad een voorstel had ingediend,
nog verwerpelijker dan het aanvankelijk door haar voorgestelde,
nu scheen inderdaad te moeten worden aangenomendat het
dan nog de voorkeur verdiende, de regeling der kiesbevoegheid
in hoofdzaak aan den gewonen wetgever over te laten.
Zijdie zich op dit standpunt plaatstengaven drieërlei
denkbeeld in overweging1°. in de grondwet te bepalendat
ieder meerderjarig, mannelijk Nederlander tot kiezen bevoegd
is, behoudens de uitzonderingen, hetzij in die wet, hetzij in de
gewone wet op te nemen 2°. in de grondwet alleen uit te
drukken, dat de kieswet aanwijst, wie tot het kiesrecht worden
opgeroepen, gelijk de beer van Houten hij art. 5 van zijn ont
werp tot herziening der grondwet voorstelde3°. in de grond
wet niet te bepalen, wie kiezers, maar alleen wie van het kies
recht verstoken zouden ziin en de toekenning van kiesbevoegdheid
overigens bij de wet te doen geschieden.
Audere leden bleven het bedenkelijk achten de grondslagen
van een zoo gewichtig recht als de kiesbevoegdheid uit de
grondwet te doen vervallen. Huns inziens was de wenscb daartoe
hoofdzakelijk toe te schrijven aan de neiging, om de daaraan
verbonden moeielijkbeden van zich af te schuiven. Al was de
regeering in het ontwerpen eener regeling van het kiesrecht in
hoofdtrekken ook ditmaal niet zeer gelukkig geweest, zoo moest
men daarom de hoop nog niet opgevendat het ten slotte ge
lukken zoueene bevredigender formule te vinden. Zeker was
het niet gemakkelijk, de hoofdbeginselen van het kiesrecht in de
grondwet behoorlijk te omschrijven, maar de daaraan verbonden
bezwaren moesten toch ook niet overdreven wordenwaar het
beginsel van regeling door den gewonen wetgever mede reeds
aanstonds voor drieërlei uitwerking vatbaar bleek te zijn.
Zijdie de regeling der kiesbevoegdheid in hoofdzaak aan
den gewonen wetgever wenschten over te latenachtten het in
verband daarmede noodig, dat een overgangsbepaling werd
vastgesteld, strekkende om het kiesrecht reeds dadelijk uit te
breiden. Daardoor werd voorkomen dat dit recht aan een
groot deel der bevolking nog geruimen tijd onthouden werd en
zou tevens den gewonen wetgever een richtsnoer worden ge
geven dat op den inhoud der kieswet wel niet zonder invloed
zou blijven. Ook van de zijde van ben, die de grondslagen
der kiesbevoegdheid in de grondwet wilden zien opgenomen
werd deze wensch ondersteund.
De commissie, die op de inlichtingen van den minister van
justitie omtrent het adres van F. Domela Nieuwenhuis c. s.
rapport moest uitbrengen, deelt mede, dat de verzoekers zich
beklagen over een kon. besluit, op voordracht van dien minister
genomenwaarbij afgewezen werd hun verzo"k om de door de
wet gevorderde koninklijke bewilliging te bekomen op de
ontwerp-akte van oprichting der Naamlooze Vennootschap:
«Het verenigingsgebouw W alballa."
Na onderzoek dier ontwerp-akte is zij eenparig van oordeel,
dat haar inhoud inderdaad niet voldoet aan de eischen, door
het wetboek van koophandel voor naamlooze vennootschappen
gesteldzoodat de minister terecht bezwaar heeft gemaakt
daarop 's Konings bewilliging te vragen.
Wel heeft de praetijk de instelling der naamlooze vennoot
schap allengs vrij ruim opgevaten niet alleen bandels-, maar
ook nijverheidsondernemingen daaronder begrepen, zonder
zich gestreng te houden aan het begrip van «daden van koop
handel", maar het doelj, winst te behalen uit de exploitatie
eener ondernemingmoet toch steeds op den voorgrond staan.
Onbetwistbaar is de stelling van den minister in de verstrekte
inlichtingen: «geen handels-onderneming zonder winstbejag,
«geen naamlooze vennootschap zonder verdeeling van de winst,
«desnoods tot zeker maximumtusscben de vennooten" De
ontwerp-akte voldoet aan geen dezer eischen. Er blijkt niet,
dat het oogmerk der ondernemers gencat is op bet behalen
van winstnoch waaruit de winst wordt verkregen en even
min dat de eventueele winst onder de aandeelhouders zal
worden verdeeld.
En nu moet men in het oog houdendat het uitdeelen van
eventueele winsten aan de vennooten niet alleen een noodzake
lijke eisch is voor elke naamlooze vennootschap van koophandel,
maar ook in het algemeen een onmisbaar bestanddeel voor elke
burgerlijke maatschap of vennootschap.
Hier is noch reëele naamlooze vennootschapnoch zelfs een
gewone maatschap aanwezig. Er is bier eene naamlooze ven
nootschap geveinsdom langs dien weg de wetsbepalingen tot
regeling en beperking der uitoefening van het recht van ver-
eeniging en vergadering te ontgaan en hetzelfde doel te bereiken,
dat met de door de regeering geweigerde aanvraag van rechts
persoonlijkheid voor het sociaal-demokratisch bond werd beoogd.
De commissie komt tot het besluit, dat op de aangeboden
ontwerp-akte de koninklijke bewilliging niet kon worden ver
leend geheel afgescheiden van de meer of min ruime beteekenis,
aau hef begrip «openbare orde" volgens art. 37 wetb. van
koophandel te hechten.
Zij stelt voorde inlichtingen der regeeringonder dank
zegging aan te nemen voor kennisgeving.
Bij het ingediende wetsontwerp tot wijziging van het tarief
van invoerrechten wordt voorgesteld te heffen vanamandelen per
1U0 P. f 8; citroen- en oranjeschillen; geconfijte per 10U P. 6;
andere per 10Ü P. 1,50; hout: gezaagd scheepsbouw- en tim
merhout, ter zee met ongebroken last aangevoerd de kubieke
el 0,30; ander hout, uitgezonderd ongezaagd scheepsbouw-en
timmerhout en ruwe duigen op 3 p. ct. der waarde houtwerk
(behalve ho'sblokkeu), vaat- en kuipwerk en duigen, geschaafd
en geschikt om voor vaat- en kuipwerk te worden gebruikt op 5
p. ct. der waarde; korinten of krenten t 3; olie aard- en steenolie
f 1; olie niet atzonderlijk belast t 0,55; rozijnen niet afzonderlijk
belast 4; korent- of zwartrozijn Samos- en l)enia-rozijnen
t 0,25; sukade t G; thee 40; vijgen f 2; vruc ten (alle versche
of gedroogde boomvruchten, niet afzonderlijk belast)sinaasap
pelen f 1,25citroenen en limoenen f 1,20; dadels 1,40
kastanjes f 1,20; oranjeappelen t 1, alles per 100 P.; andere
vruchten 5 p. ct. der waarde; gezouten of ingemaakt in brande
wijn, azijn of pekel 10 p ct. der waarde; in stroop of suiker
ingemaakt per 100 P. f 18.
De vermeerdering der inkomsten van den staat door deze
maatregelen wordt geraamd voor: invoerrechten op hout op
f 200 000verhooging van het invoerrecht op aard- en steenolie
op f 3U0.000; verhooging van dat op thee op 300 000; ver
hooging van die op vruchten 1 200.000; samen f 1.000.000
De Yereeniging tot verbetering van het paar
denras te Anna Paulowna is den 15 ontbonden nu
de Yereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in
Hollands Noorderkwartier zich de verbetering der paar
denfokkerij beeft aangetrokken.
Voor het onderhoud der gemeente gebouwen
bruggenriolen enz. te Helder gedurende 1886 was
den 24 de beer A. Korff aldaar voor f 5515 laagste
inschrijver.
Bij kon. besluit van den 20 is aan de algemeene
vereeniging voor bloembollencultuur te Haarlem van
rijkswege f 600 subsidie toegekendals laatste bijdrage
in de kosten van het door die vereeniging ingesteld
wetenschappelijk onderzoek naar de ziekten in de
hyacinthen en andere bolgewassen.
Den 23 is in eene vergadering der afdeeling
Hoorn van de Vereeniging „Volksonderwijs" na levendige
beraadslaging besloten dat art. 194 der grondwet in
het belang van het vaderland ongeschonden gehandhaafd
moet worden. Een in dien zin ontworpen adres werd
door meest alle aanwezigen onderteekend.
Den 25 des namiddags te 4 uren, is te Dord
recht een 4%jarig knaapje van een schipper dat uit
de roef op het dek geklommen en van het schip in het
water gevallen wasverdronken. De vader zag het
kind vallen doch verschrikte er zoodanig van, dat hij
niet in staat was iets tot redding te beproeven hij
kon alleen om hulp roepen die te laat verleend werd.
Het prov. bestuur van Noordholland beeft den 24
te Haarlem bij enkele inschrijving aanbesteed 1°. het
maken van een Btel houten binnen-vloeddeuren met
toldeuren voor de uitwateringssluis der Oranjesluizen
te Schellingwoudehet maken van eene sleephelling
op Jen binnenberm van den afsluitdijk aldaar en het
maken van twee houten kappen tot dekking van de
ijzeren binnenvloeddeuren behoorende tot de werken
van het Noordzeekanaal geraamd op 6300. Minste
inschrijver, de heer L. Pot te Buiksloot, voor 4980;
2°. het onderhoud van de werken van het Krabbers
gat behoorende tot de havenwerken in Noordholland,
geraamd op f 5300. Minste inschrijver de beer J.
Mantel te Enkhuizen voor f 4693 3°. het leveren
van steenkolen ten behoeve van den stoomwatermolen
te Schellingwoude, behoorende tot de wei ken van het
Noordzeekanaal. Minste inschrijver de heer B. Hagen
doorn Zoonte Amsterdam voor f 567 per scheeps-
ton 4®. het driejarig onderhoud van den grintweg van
de brug aan het einde der Bteêlaan, nabij den Huigen-