No. 35.
Acht en tachtigste Jaargang.
1886.
ZONDAG
21 MAAKT.
Gewone en buitengewone uitgaven.
F A N F A R O.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
FEÜILLEïTOINr.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
De ouderscheiding tusschen gewone en buitengewone
uitgaven wordt zoo herhaaldelijk in en buiten de Staten-
Generaal gemaakten het verschil van gevoelen omtrent
de vraag of een zekere uitgave onder de eene of onder
da andere soort gerangschikt moet worden doet zich
zoo herhaaldelijk voordat elke pogiDg om in dit op
zicht tot een juist inzicht en een deugdelijk stelsel te
komen toejuiching verdient. Een goed financiëel beheer
is voor onzen staatvoor zijn aanzien en zijn ver
trouwen in den vreemdevoor de welvaart van ons
volk en voor de belasting beta'ende burgers van bet
grootste gewicht. Wij vestigen daarom de aandacht op
het geschrift van den heer G. M. Boissevain „Gewone
en buitengewone uitgaven", waarin de schrijver waar
schuwt tegen de zijns inziens gevaarlijke praktijk die
te dien aanzien in de laatste jaren bij ons gevolgd
en de onjuiste leer die omtrent deze zaak nu en dan
verkondigd wordt.
Dat het plicht is de uitgaven van staat binnen de
perken zijner inkomsten te houden, of, indien ver
meerdering van uitgaven onvermijdelijk in 's lands
belang nuttig en noodig isdaartegenover ook veor
vermeerdering van inkomsten te zorgen zal wel door
niemand ontkend worden. Evenmin zal het betwijfeld
wordendat er reden bestaat, om ten onzent met
ernst aan die waarheid te herinneren. Verliest men
haar uit hot ooggeraakt men allengs op een verkeer
den weg, dan kunDen de noodlottige gevolgen niet
uitblijven. Toch wordt niet betwist, dat er uitgaven
kunnen voorbomen, die niet uit de gewone inkomsten,
de opbrengst der belastingendomeinen enz. betaald
kunnen worden, maar waarvoor een leening gesloten kan
worden. Welke uitgaven behooren daartoe? De beer
Gleichman heeft volgens de meening van den heer
Boissevain bij de behandeling der staatsbegrooting voor
1879 als Minister van Financiën de grenzen tusschen
gewone en buitengewone uitgaven met betrekk ng tot
de vraag, voor welke uitgaven zonder bezwaar geleend
kan worden, zuiver gesteld, door daarvoor alleen in
aanmerking te doen komen de uitgaven voor „nieuwe
verkeerswegen (spoorwegen en kanalen), die bestemd
wareu om tot blijvende hulpmiddelen te strekken voor
de maatschappelijke productie in den staat." Zijn
opvolgerde heer Visseringrekende daartoe
volgens den schrijver ten onrechteook de uitgaven
voor ons vestingstelsel, üij was van gevoelen „dat bet
antwoord op de vraag, voor welke uitgaven geleend zou
mogen worden, niet uitsluitend van den productieven of
inproductieven aard der uitgaven moet worden afhankelijk
gemaakt, en kon niet inzien, dat het onstaathuishoudkun-
Novelle van STEFAN IE KEIJSER.
Was het werkelijk haar geboortegrond
Jaals zij de streek waar zij geboren en opgevoed
was, waar zij eiken weg en elke eigenaardigheid kende,
zoo noemen moeat ja dan was het landschap, dat
zij overzag, de streek waar zij zich thuis moest gevoe
len. Zij kende het groene eikenbosch dat de bergen
bedektewaardoor de kleine staat begrensd werd
waarin baar woonplaats lag. Zij kende gindsche weide
en de met ossen bespannen wagens, waarop het verscbe
hooi geladen werd, zij kende de rivier, die daar voort-
itroomde, bet bij den oever aan de ketting schommelend
bootje waarmede wande'aars overgezet werden en de
stad Greifenbergop den anderen oever gelegen. Toch
maakte bet landschap niet veel indruk op haar. Na
een verblijf van vijf jaren in den vreemdever buiten
haar vaderland, was het baar vreemd geworden; 't was
als had 't zijne eigenaardige bekoorlijkheid verloren
voor haar die zooals baar naam Ereme(grieksch
de eenzame) te kennen gafeenzaam het leven intrad.
Het uitzicht op de stad voor haar was eenvoudig
zelfs eentoDig. Behalve de kerk stak slechts één enkel
gebouw boven de daken der andere huizen uit, namelijk
bet universiteitsgebouw. Menig buis daarnaast wist
Ereme droeg echter den beroemden naam van een
geleerde die eens daar gewoond had. 't Was steeds
haar trots geweest dat ook baar ouderlijk buis zulk
eene onderscheiding droegdat ook bare familie op
mannen kon bogendie eene waardige plaats onder
hunne verlichte tijdgenooten hadden ingenomen.
Toen de vorst van bet land wiens standbeeld op
het universiteitsplein stondde hoogeschool slichtte
had een Clusius als kanselier het besluit onderteekend
dig zou wezen, te leenen ook voor werken, die, al werpen
zij geen reebtstreeksebe geldelijke voordeelen af, toch in
's lands belang noodig zijnen die geacht moeten wor
den ook den nazaat ten goede te zullen komen." Dit
nu was zijns inziens met de uitgaven voor ons vesting
stelsel bet geval. Erger maakte het de heer van Lijnden
van Sandenburg als Minister van Financiën. De schrij
ver acht het onverklaarbaar „hoe een staatsman van
zoo buitengewone bekwaamheden met de financiën zoo
luchthartig en zonderling beeft omgesprongen.'' Zijn
opvolgerde heer Grobbeebracht wel den waren
ongunstigen toestand onbewimpeld aan den dagen
stelde zich ten taak door versterking der gewone mid
delen in het tekort op den gewonen dienst te voorzien,
maar in zijne voorstellingen inzichten opvattingen en
berekeningen was te weinig vastheid, het ontbrak hem
te zeer aan krachtige leidingom de zaken tot een
bevredigende oplossing te brengen.
De tegenwoordige Minister van Financiën de heer
Bloem, beantwoordt de vraag, voor welke buitengewone
werken geleend mag worden in vrij ruimen zin. Hij
acht het „met een goed financiëel beleid vereemgbaar,
dat, indien 's lands belang den aanleg vordert van
groote werken van algemeen nutze mogen direct
of' alleen indirect productief zijn die millioenen
achats vorderen en niet alleen ten bate komen van
bet tegenwoordig geslacht maar ook van hen die na
ons komen de daartoe vereischte middelen niet ten
volle door belastingen worden opgebracht in het tijdvak
binnen hetwelk die werken worden uitgevoerdmaar
in een ruimeren termijn, m. a. w. dat ze worden be
streden door geldleening evenwel onder het uitdruk
kelijk beding dat de leeniug door regelmatige aflos
sing biuuen vijftig a zestig jaren gedelgd zij." Het
maakt zijns inziens geen verschil „of het wens bestaat
uit een verbeterden of nieuwen waterweg, eene baven,
een spoorweg of eene fortificatie, al die werken zijn
bestemd om daaruit langer dan dertig jaren nut te
trekken en wel de slagaderen voor handelsverkeer en
de zee- of riviermonden van den aanvang af de forti
ficatiën zoodra het geldt de handhaving en bescherming
onzer onat hankehjköeid zoo die wordt bedreigd." Op
die gronden rekent de Minister lot de uitgaven waar
voor geleend kan worden zoowel die tot voltooiing van
ons vesiingstelsel als die voor den Rotterdamscu; n wa
lerweg, het kanaal van Amsterdam naar de Merwede
en den aanleg van staatospjorwegen. De gelden voor
moge!ijke ziiver-ont unting uitgetrokken betreffen een
uitgaaf van zoo bijzonderen aarddat zij hier buiten
bespreking kunnen worden gelalen.
Te recht merkt de heer Boissevain op, dat het, om
uitgaven voor groote werken van algemeen nut als
buitengewone uitgaven waarvoor geleend mag worden
te kunnen beschouwen, niet vo.doende isdat zij ten
bate komen niet alleen van het tegenwoordig geslacht
maar ook van ben die na ons komen. Dit kan inder
daad gezegd worden van alle werken van duurzamen
aard van alle gebouwen bruggen en sluizen van een
en toen de hoogeschool 't tweede eeuwfeest vierde, was
professor Clus.us haar vaderrector magnificus. In
het olficiëel amDtskleed van violet fluweel, de eereketeu
om den hals trad bij aan het hoofd van den stoet der
prolessoren en studenten voor bei beeld vun den Btich-
ter en sprak in tegenwoordigheid van diens afstamme
ling voor de ademloos luisterende menigte, eene zijner
beroemde redevoeringen uit.
Het was de laatste maal dat hij in het openbaar
sprak. Toen het jaar 18b6 aanbrak was hij genood
zaakt rust voor zijn overspannen denkvermogen te zoe
ken en voor dit doel begaf hij zich naar 't vaderland
zijner gedachtennaar Griekenland. De hoop de
plaatsen te zien, waar zijn geest vaD zijn vroegste jeugd
af zich 't liefst opgehouden had deed de vermoeide
krachten opleven. En zij de nauwelijks uegentien-
jarigevergat weldra de ontsteltenis, die bet besluit
om rust te ne^en van haar steeds zoo onvernoeid
werkzamen vader haar eerst veroorzaakt had door de
vreugde over de groote reis in het vaderland van
Ipbigenie en Antigone. Zij schreef de tranen der be
jaarde nicht haars vaders, die het huishouden bestuurde,
aan de smart der scheiding toe en begreep niet, waarom
de oude bediendedie hen vergezeldezoo bezorgd
bleef.
Baars vaders gestel toch werd merkelijk beter, naar
mate zij het doel hunner reis naderden. Opgeruimd
wandelde hij op het dek van de groote Lloydsioomboot,
die hen over de Middellandsche Zee bracht en reeds
geheel door het oosterscbe leven ingenomen was. Al-
baneezen zongen in hunne maDtels van schaapsvachten
gebuid eentonige liederen. Turken zaten met gekruiste
beenen tegen de verschansing en aten uit blikken bakjes
een mengelm es van vruchten, olie, uien en schspe-
vleesch terwijl een Mohammedaanzcb priester zicb voor
een zakje gewijde aarde van Mekka ter mder wierp In
het verschiet vertoonden zicb de rotsoevers van Itaka
die kaal zonder eenig spoor van dieren- of planten
leven voorbij gledenslechts in hunne gedachten om-
nieuw museum, van nieuwe kazernes, nieuwe gevan
genissen nieuwe scholen een nieuw academiegebouw
enz.; toch zal niemand meenen dat een goed financiëel
beleid gedoogtdat voor al deze werken geld geleend
wordtwaarvan rente en aflossing uit de belastingen
betaald zouden moeten worden. De schuldenlast zou
weldra ondragelijk zijn. Al moge een werk zelf min
of meer van buitengewonen aaid zijn en uitgaven voor
een gelijk werk slechts zelden met tusschenruimte
van een betrekkelijk groot aantal jaren voorkomen
toch beeft men voor soortgelijke werken elk jaar gelden
beschikbaar te stellen. Het werk zelf moge buitenge
woon, zelden voorkomend, van duurzamen aard wezen,
zoodat ook volgende geslachten er nut en gebruik van
kunnen hebbende soort waartoe het behoort is zeer
gewoon en eischt jaarlijks belangrijke uitgaven. Heden is
is er dit morgen iets anders noodig. Uitgaven voor der
gelijke zoogenaamde buitengewone werken zijn inderdaad
regel. Die werken bomen in ons land, na eens onder dezen,
dan weder onder een anderen \orm, telkens voor, en
„volgen elkander op om de woorden van den schrij
ver zeiven te gebruiken met een regelmaat, die
niet afwijkt van die der meest gewone uitgaven."
Maar is nu ook de stelling van den schrijver houd
baar, dat alleen geleend zou mogen worden voor
werken die rechtstreeks productief of rentegevend zijn,
b. v. voor den aanleg van een spoorweg waarvan een
druk gebruik verwacht kan worden, of die, door het
handelsverkeer te verbeteren, handel en nijverheid ten
goede komen alzoo de nationale welvaart helpen ver-
boogen de algemeene voortbrenging bevorderen het
maatschappelijk kapitaal vergrooten en bij gevolg indi
rect productief genoemd kunnen worden zooals b. v.
voor een weinig gebruikten niet direct rentegevenden
spoorweg of een nieuw kanaal Ondanks het weten
schappelijk economisch betoog van den scuiijver, dat
oveiïgens alle aandacht verdient, geiooveo wij dat hij
den kring te eng maakt. Het kan toeti voorkomen
dat het noodig of nuttig is werken die in dien zin
mot productief genoemd kunnen wordenb. v. restin
gen ot zells rivierverbeteringendie overigens onge
twijfeld in ons land wel tot de zeer gewone werken
gerekend zullen moeten worden binnen een zeer kor
ten tijd te vo tooien de uitgaven die daarvoor b. v.
in een vier of vijftal jaren noodig zouden zijn kunnen
zoo aanzienlijk wezen, dat zij uit de gewone inkomsten
niet te bestrijden zijn. Wat moet er dan gebeuren?
Men beeft getracht op andere uitgaven zooveel moge
lijk te besparen maar het daardoor beschikbaar ge
worden geld blijkt onvoldoende. Zat men nu aanstonds
de belastingen gaan verhoogenom de buitengewoon
bojge uitgaven uit de gewone middelen te kunnen beta
len Oi zal men, wauneer eens kon worden aangetoond
dat ten gevolge dezer buitengewoon booge uitgaven
gedurende enkele jaren de gewone uitgaven voor die
werken in de volgende jaren aanmerkelijk lager zouden
worden, zal men, vragen wij in datgeval niet tot geldlee-
ning zijn toevlucht mogen nemen, natuurlijk met de noo-
zweefd door de onsterfelijke gesialten van Homeros,
totdat zij in de duisternis van den vallenden avond
verdwenen en het zevengesternte van den Grooten
Beer als goud aan den blauwen hemel flonkerde.
In de baven van Syra betrad hij vroolijk schertsend
de kleine stoomboot, die hen naar het doel hunner
reis brengen zou.
Het was tegen zonsondergang, toen zij kaap Sunion
omvoeren. Toen trad hij op haar toe en sprak, terwijl
zijne oogen schitterden: „Van hier zagen de naar huis
keerende Atheners de gouden lansspits van het beeld
der godin Aihene, dat op de burcht de Acropolis de
wacht hield over de stad." De gloeiende zonnefakkel
verdween in zee. Boven de bergen van Aegina vlamde
het avondrood eerst als vurige wolken dun snel ver
anderend in de lichtende violette tinten, die dat land
schap eigen zijn. Blauwe en rooda lichten bier ver
duisterend om ginds te schitterender te stralen, gleden
over de zee waaruit hier en daar zilverwitte dolfijnen
plotseling te voorschijn schoten. Hij had den hoed
afgenomen de zeewind bewoog zijn lange, grijze haren
en in geestdrift voer hij voort: „Daar ginds, dieroode
rots is balamisde donkerblauwe zeewaaruit hij te
voorschijn komt is de plaats, waar twee duizend jaar
geleden de groote zeeslag plaats had waarin de Per-
sische vloot verslagen werd En daar", vervolgde bij
fluisterend met ingehouden adem als bij den aanblik
van t allerheiligste, „daar komt de Acropolis te voor
schijn.'1
De verrukking verminderde echter weldratoen de
boot in de baven van Athene tusschen schepen van
allerlei nationaliteiten het anker uitwierp en zij den
klassieken bodem betraden. De Nieuw Grieken met
hun korte open kielen hunne wijde witte plooirokken,
hun breede gordels en vormloos schoeisel, toonden hun
duidelijk dat een nieuw volk de plaats der oude be
schaving bewoont. Zelfs Athene was een moderne, bijna
westersche stadal was ook de straatwaarin hun
h&tel laggenoemd naar Hermesden bode der goden,