No. 38. Acht en tachtigste Jaargang. 1886. Gewone en buitengewone uitgaven. ZONDAG 28 MAART. EERSTE BLAD. FAbSFARO. Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. ^cbccltc. FBUmLETOIXr. 4) ALKMAARSCHE COURANT. Doze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs oor 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers f 0.06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan TEE ZOON. de Uitgevers HEEMs. C08- HOUDERS van de volgende COUPONS ten laste van de gemeente Alkmaar worden verzocht, ze ten spoedigste ten kan tore van den gemeente-ontvanger ter inwisseling aan te bieden leening 1873 de coupons, verschenen 1 Juli 1885 en 1 Januari 1886 van de aandeelen N'. 3, 891024, 25, 26 30 en 31. Ook zijn de aandeelen N». 70 en 76 der geldleening van 1881welke in 1885 uitgeloot zijn nog niet ter aflossing aan geboden. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden dat de militieraad in dit district ten raadhuize der gemeente ALKMAAR op Maandag, den 12 April e.k„ des voormiddags ten 11 ure zijne 2e zitting zal houden tot bet beoordeelen der plaatsvervangers en nummerverwisselaars, die door of namens ds lotelingeu dezer gemeente onder over legging der vereisebte stukkenworden aangeboden. Ingeval de plaatsvervanger of nummerverwisselaar goedge keurd isbehoort het bewijs zijner goedkeuring ten spoedigste ter secretarie dezer gemeente bezorgd te worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 24 Maart 1886. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. KIEZERSLIJSTEN. De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD te ALK MAAR brengt overeenkomstig art. 31 der wet van 4 Juli 1850 (Staatsblad No. 37) ter algemeene kennis, dat de lijsten van kiezers voor leden van den Gemeenteraadde Provinciale Staten en de Tweede Kamer der Staten Generaal, op heden door hem gesloten, op nieuw aan bet raadhuis zijn aangeplakt en ge durende 8 dagen ter gemeente-secretarie alsnog ter lezing blijven liggen. Alkmaar, De Voorzitter voornoemd, 27 Maart 1886. A. MACLAINE PONT. (Slot.) Wij hebben bedenkingen gemaakt tegen de leer van den heer Boissevaindat een goed financieel beheer alleen voor direct ot indirect productieve uitgaven geld- leeningen toelaat. Die kring was naar onze meaning te eng getrokken, en wij beweerden dat er onder bij zondere omstandigheden geen overwegend bezwaar be staat om ook voor andere uitgaven te leenen, mits voor behoorlijke aflossing binnen een niet te lang tijds verloop worde gezorgddaarop volgen in ons vorig artikel deze woorden „al ontkennen wij evenwel dat er gevaar bestaat voor misbruik." Onze lezers zullen begrijpendat hier een drukfout was ingeslopenen dat in plaats van evenwel had moeten staan even- in i n. Dat gevaar heeft inderdaad reeds de Minister Vissering duidelijk aangewezen, toen hij het bedenkelijke trachtte aan te toonen van afzonderlijke begrootingen voor gewone uitgaven die uit de gewone jaarliiksche Novelle van STEFANIE KEIJSER. Een in de lucht stijgende vuurpijl maakte een eind aan bet gesprek. Het publiek vestigde de aan dacht op het vuurwerk, bij welks schijnsel levendige tooneelfjes de verschillende richtingen van den smaak aanduidden. Een zwerm opstijgende raketten verlichtte een groep meisjes, die door studenten geholpen, op stoelen gingen staan om beter te kunnen zieu en an dere, die zich door jonge officieren eenige glimwormpjes in de lokken lieten steken. Het geroep van „Bella" „Stella" „Betsy'' werd overstemd door het gonzen van een vuurpijldie luitenant Kronheim verlichtte, terwijl hij opmerkzaam naar Miss Smith zag, welke hare blik ken onafgewend naar den ingang van bet park ge richt hield. Bij den rooden gloed van 't juist afgestoken ben- gaalseh vuur kwam luitenant Bartenstein haastig aan- Joopen. Gedurende één oogenblik werden aller oogen op hem gerichttoen hij eerst met militair salut den overste groette en na een vluchtigen blik op het ge zelschap een kleine buiging maakte. Melanie von Seebergen maakte tot dr. Gerhard de opmerking„Een bewonderenswaardig man 1" Dr. Gerhard onderdrukte een lichten geeuw. Melanie be merkte het echter niet. Zij zweegom gelijk een natuurvorscher in stilte het spelen der vlinders om de gevaarlijke vlam waar te nemen. In het schijnsel van eenige lichtkogelsdie door valachermpjes gedragen in de lueht bleven zwevenzag zij hoe de brillanten in de oorbellen en broche van Miss Smith begonnen te fonkelen en te stralen hoe Elsa op haar stoel geen rust had, doch door de op haar schouder rustende hand middelen bestreden moeten worden en voor buiten gewone uitgaven waarvoor geleend zou mogen worden. „Bij de departementen van algemeen bestuur zeide hij -— zal een licht verklaarbare neiging ontstaan om alles zooveel mogelijk op dat buitengewoon te schuiven, om een mooi figuur te maken vaa zuinigheid van voorzichtig beleidvan een streven om zoo weinig m 'gelijk de natie te belasten en zelfs om een mooi figuur te maken met dat buitengewoon, om te hooren: Wat is die Eegeering toch ijverig en werkzaam, om al dat buitengewoon zoo ten nutte van het algemeen te ondernemen En tegenover die neiging aan de eene zijdeom dat buitengewoon steeds te doen zwellen zal natuurlijk aan de andere zijde bij de vertegenwoor diging zich steeds de neiging openbaren om dat buiten gewoon zooveel mogelijk in te krimpen en de Eegeering in de beschikking over die buitengewone middelen zooveel mogelijk te beperken En stel, dat men deed wat werkelijk in de bedoeling ligt van hen die op het aannemen van deze onderscheiding aandringen stel dat men toegaf aan bet beginsel omten einde de tegenwoordige begrooting te ontlasten, de toekomst te bezwaren met leening op leening dan zouden wij komen in de gelederen der pofitieke bankroetiers." Wij zeiden dat in dio woorden te recht werd ge wezen op do gevaren eener stelsallooze onderscheiding tuischen gewone en buitengewone uitgaven; maar wij zien niet in dat zij een krachtige bestrijding inhouden tegen het stelsel van afzonderlijke begrootingen, waar tegen zij gericht waren wij gelooven evenmin dat zij die dat stelsel verdedigden, nu juist het voornemen bleken te hebben om de toekomst te bezwaren met leening op leening. Wij zien niet in als men eenmaal de uitgaven gaat onderscheiden in die waarsoor geleend en waarvoor niet geleend mag worden en dat deed de Minister Vissering ookzelfs meer dan de schrijver kan goedkeuren dat er zoo groot gevaar in steekt, voor elke soort een afzonderlijke begrooting te maken. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat daardoor de financiëele toestand duidelijker in het oog alt, dan wanneer beide soorten van uitgaven in dezelfde be grooting onder en door elkander voorkomen. Tegen woordig wordt bij de toelichting en beocrdeeling van de begrooting de sorteering immers ook gemaa .t. De strijd tussehen Eegeering en Vertegenwoordiging over de juistheid der sorteeringwaartegen de Minister waarschuwde, wordt elk jaar ook thans op nieuw gevoerd ofschoon de begrooting niet gesplitst is. Dat er echter zorgvuldig gewaakt meet worden tegen een lichtvaardige rangschikking van sommige uitgaven onder de buiten gewone door leening te dekken erkennen wij zonder aarzeling, en wij geven den schrijver toe, dat noch de tegenwoordige uitgaven voor den Eotterdamschen Water weg noch die voor de verlegging van den Maasmond er toe behooren. Het zijn werkelijk uitgaven voor rivier verbetering, die, nu in dezen dan in genen vorm, bestendig op een Nederlandsche staatsbegrooting zulleD moeten voorbomen. van den overste verhinderd werd veel beweging te ma ken terwijl Bartenstein de oogen aandachtig van de eene groep naar de andere gaan liet. „Wie zoekt hij?" vroeg Melanie. „De ware liefde", antwoordde de jonge geleerde ironisch. „Spot maar", antwoordde Melanie. „Ik ben over tuigd dat het thema zijner neigingen niet op honderden wijzen gevarieerd kan worden, maar dat hij integendeel een verlangen naar werkelijke liefde in zich omdraagt." Dr. Gerhard werd verstoord. „Gij beschouwt hem uit een veel te poëtisch oogpunt! Wij, mannen van onzen tijd verwachten de liefde niet als een wonder dat tot ons komt. Een man die zich in de wereld beweegt als Bartenstein, beschouwt haar als eene ver strooiing over welke hij niet verder nadenkt. „Een philcsoof", ging hij hoogmoedig voort, „vindt er geen behagen in de kunstgrepen, waarmede de groote tooveraar, de wereld hem bedriegen wil, te doorzien of er om te lachen." Melanie zag hem eenigszins verwijtend aan. „Als de menschen werkelijk zoo dachten en gevoelden als zij spreken zou Ereme Clusius gelijk hebben dat zij zich van hen terugtrekt." Met eene plotselinge beweging wendde Bartenstein zich tot haar. „Pardon'', zeide hy„mag ik u ver zoeken nog eens den voornaam te zeggen Ik hoorde u mejuffrouw Glusius opnoemen." Verrast zweeg Melanie een oogenblik hierna ant- zij „Eremede eenzame. Haar vader noemde haar zoo, omdat zijne jonge gade, die hij zeer beminde, kort na de geboorte van dit kind, nu mijne vriendin, stierf. Op zijne beurt verrast vroeg Bartenstein„Zijt gij met haar bevriend Melanie zag met verbazing de uitdrukking van spanning die zieh op zijn gelaat vertoonde. Juist kwam een gezelschap jongejuffrouwen dr. Gerhard vragen wat hij onder „ongelukkige liefde" verstond. Overstelpt door de veie vragen tegelijk sprong dr. Wat de vestingwerken betreft, het is waar, men zal niet voortdurend nieuwe forten moeten aanleggen maar deze uitgaven bebooren onbetwistbaar ge rangschikt te worden onder de algemeene rubriek uitgaven voor onze verdediging en die zullen vooreerst nog wel bestendige uitgaven moeten blijven. Had men nu de nieuwe vestingwerken in buitengewoon korten tijd gebouwd 's lands belang bad het kunnen eisehen dan had men met grond kunnen beweren, dat eenige wei nige jaren van buitengewoon hooge uitgaven voor onze verdediging gevolgd zouden worden door eenige jareu van aanmerkelijk lagere uitgaven voor hetzelfde doel, en het overbrengen van den buitengewonen last over een grooter aantal jaren dan waarin de werken zouden wor den voltooid door het sluiten van een leening met spoedige aflossingware gerechtvaardigd. Pe termijn werd echter door de wet van 1874 reeds vrij ruim, op acht jaren gesteld wij zijn nu reeds in het twaalfde jaar en er zullen nog meerdere jaren verloopen eer alles voltooid is. Op die wijze zullen de bijna twee millioen gulden die er jaarlijks voor worden uitgegeven, de volgeude jaren wel niet ontlasten ook het onder houd en de verbetering van het bestaande overeenkom stig nieuwe eisehen des tijds de aanvulling en veran dering van het geschut enz. zullen voortdurend niet onbelangrijke sommen kosten, en als men de grootste uitgaven voor onze doode strijdkrachten inderdaad eens achter den rug zal hebben sullen dan die voor de levende niet blijken aanmerkelijke verbooging te behoeven? Behartiging verdient alleszins het betoog van den heer Boissevain, dat de rente van geleende geldsommen evenzeer ten laste van de burgers van den staatde leden der gemeenschap, komen als de belastingen; dat de staat niet is een lichaam buiten de burgers met eigen inkomsten dat de gemeenschap althans hier te lande leent van haar eigen leden en die leden ook weder door het opbrengen van belastingen voor rente en aflossing moeten zorgen waaruit volgt dat de ge meenschap verarmtwanneer zij uit de geleende gelden uitgaven doetdie noch directnoch indirect produc tief zijn voor werken die noch inkomsten afwerpen noch handel en nijverheid ten goede komen, de waarde van den grond doen rijzen of op eenige andere manier de algemeene welvaart bevorderen. Uitgaven van dien aardzijn werkelijk geen kapitaalsbelegging maar een voudig verteringen kosten tot bastrijding van Je huis houding van den staathoezeer cok in het belang van zijn veiligheid of om andere redenen onvermijdelijk nuttig en noodig. Dat de toestand echter, gelijk de schrijver beweertimmers tot op zekere hoogte, anders wordt, indien het jeugdige alsnog van kapitaal ont- bloote staten betreftdie in dit kapitaalsgebrek wen- scben te voorzien door in het buitenland te leenen bunnen wij tot nog toe niet inzien. Ook in dat geval betaalt toch de gemeenschap uit de beurzen der leden rente en aflossing voor improductieve uitgaven die niet als bapitaalsbelegging kunnen beschouwd wor den en het maakt, dunkt ons geen verschil, of het Gerhard van zijn stoel op om licht in die duisternis des geestes te brengen. „Met uw verlof, doctor?" vroeg Bartenstein, den leegkomenden stoel grijpende „U staat het toeme juffrouw De doctor gaf met een lang gezicht zijn „bespro ken" plaats prijs en Melanie veroorloofde den rit meester deze in te nemen. Aaa den anderen kant der tafel avanceerde Miss Smith tot zij tegenover Bartenstein zat. Deze groette zwijgend en verschoof op hetzelfde oogenblik de op het midden der tafel staande lamp zoodanig dat hij door den grooten kap voor hare blikken gedekt was. „Wat zou hij willen?" vraagde Melanie zich zelve af. Niet lang behoefde zij hierover in het onzekere te verkeeren. „Waarom ziet men mejuflrouw C usius nooit in gezelschap?" klonk zijn vraag. „De jonge dame houdt zieh schuil als een uil in een hoek." „Deze vergelijking is slechts in zooverre geoorloofd", merkte Melanie op om zijn losse wijze van spre ken eenigszins te temperen„dat de uil de vogel van Pallas Athene isvoor wie Ereme een groote voor liefde koestert." „De jonge dame heeft dus geleerde grillen liep Bartenstein met een vroolijken lach„nu die zullen wij er wel uit krijgen Melanie zag hem ontsteld aan. „Dat klinkt als eene bedreiging." „Zij heeft mij gekrenkt", antwoordde hij. „Hoe kan dat mogelijk zijn meende Melanie. „Hebt gij kennis met haar gemaakt?" „Neenmaar haar gedrag heeft mij getoond dat haar de noodige achting voor den duitscheo soldaat ontbreekt'', antwoordde hij met blijkbare opwinding. „Ereme leeft geheel in de wereld der ouden", her vatte Melanie, tot verontschuldiging van hare vriendin. „Haar vader werd de laatste Helleen genoemd." „Dan moet men haren geest naar Duitseh'and, waar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 1