No. 56. Acht en tachtigste Jaargang. 1886. ZONDAG 9MËI. Prijs der gewone Advertentiën: Plaatsgebrek noodzaakt ons het feuilleton achterwege te laten. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Ervaringen van een Gouverneur van Atjeh. ËiuucnlAnD Jngezonficn Aftikken. ALKMAARSCHECOERANT. Deze Courant wordt Dinsdftg-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Kijk f 1, De 3 nummers f 0.06. ÏAraAN Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEKMs. COS- TEK A ZOON. li. Een droevigen indruk maakt de korte beschrijving van land en volk van Groot-Atjeh die door den beer Pruys van der Hoeven als inleiding voor zijn boekje is geplaatst, 't Is een beschrijving van bet land zooals het er uit zag vóór onze komst. Nu is het grootendeeis verwoest en ontvolkt. Die zich een oordeel wil vormen omtrent den tegenwoordigen toestand aldaar en de kansen op een meer bevredigende toekomst, zal wel doen dit niet uit Let oog te verliezen. „Vóór onze komst" zegt de schrijver „was de ganscbe sterk bevolkte vlakte bebouwd getuige het goed aangelegde Sawahnetslechts afgebroken door de kampongstrooken, gevuld met allerhande vruchtboomen die de erven en akkers omgevenwaarop weleer kostbaregoed ge timmerde vaak door snijwerk handig versierde woningen BtODden." En verder: „In de met hoog geboomte be groeide kampongstrook stonden do huizen, familiegewijze afgezonderd, elk op zich zelf. Met stevige heggen waren de erven en akkers omgevende daar langs loopende paden vormden voor den daar binnenkomenden vreemdeling een waar doolhof. De huizen op hooge palen gebouwd met eene steile trap, waarover 's nachts een aan het boveneind met ketting en slot bevestigd dek werd geslagen om het opklimmen te beletten, waren van stevige ramen en deuren voorzienalles duidde aan dat de veiligheid veel te wenschen overliet. In de weinige kampongs door de oorlogsfakkel gespaard kan men nog zien hoe ook vroeger, vóór onze komst in Groot-Atjeh onder het sultansbestuuriedereen er op bedacht moest zijn lijf en goed ie beschermen tegen steeds te verwachten roofaanvallen." Alzoo was het land goed bebouwd en sterk bevolkt, en waren de huizen in vergelijking met die van andere gewesten in Indië goed ingericht. Bedenkt men daarbij, dat er door de tot Atjeh behoorende kuststaten een levendige handel werd gedreveninzonderheid met de aan de overzijde van de straat van Malakka gelegen BritBche bezettingen dat de opbrengst van het voornaamste artikel dat er geteeld en uitgevoerd werdde peper, vooral aan kruit en wapenen werd besteed; dat de afzonderlijke staatjes telken male met elkander, somtijds zelfs met hun gemeenschappelijk hoofd, den Sultan in oorlog waren en zeeroof en strandroot menschenroof en slavenhandel tot de geoorlootde be drijven werden gerekenddan begrijpt men dat de Atjehers ons te recht worden voorgesteld als een schran der, arbeidzaam, ondernemend, Btrjdlustig sluw en trouwelooB volk, en daarom ook als geduchter vijanden dan de meeste andere Indische volksstammen. Zij zijn rijzig en gespierd, Bterker, welgemaakter, vlugger dan hunne naburen, gehard tegen vermoeienissen, bedreven in den wapenhandelen dragen hunne wapens, krissen en klewangs, altijd blank, zonder de scheeden. Hunne hoofden zijn fier, ijdelkitteloorig, geldzuchtig, nayvrig op hun gezag. De kustst aatjes zijn in den regel gesticht door avonturiers, die met machtiging van den Sultan een strook gronds in bezit namen om er peper- en penangtuinen aan te leggen, en er vreemde handelaars lokten om de vrachten op te koopen en te verhandelen. Geweld was de oorsproug van hun gezagdat voort durend door de wapenen gesteund of uitgebreid moest worden. Benden Atjehsche krijgers onder afzonderlijke hoofden verhuurden zich aan do meestbiedenden om grond te verovereneigen bezit te verdedigen of dat van een ander te rooven. Voor een gedeelte van bet Atjehsche volk was de oorlog alzoo een zeer gewone en nog wel een aange name bezigheid. Een ander, minder strijdlustig deel is ontegenzeggelijk door den oorlog verbitterd. Hun akkers zijn verwoest, hun woniDgen afgebrand; zij «elven zijn gevlucht. In een beschaafden Europeeschen staat zou dit deel der bevolking ongetwijfeld allengs een sterke vredespartij vormen dieden oorlog moede, ontstemd door de geleden verliezen en het ondervonden leedzich luider en luider voor het einde van den strijd, voor onderhandeling en verdrag, des noods voor onderwerping op niet al te ongunstige voorwaarden zou verklaren. In een tropisch land en bij een maat- schappeljken toestand als die van Atjeh, waar de levensbehoeften zooveel eenvoudiger en zooveel gemak kelijker te vervullen zijnweegt echter de druk des oorlogs minder zwaar. Water is de gewone drank rijst met een weinig groente of visch het voedsel der groote menigte; een eenvoudig huis is ook elders spoedig gezet, en de bouwstoffen zijn overal in bet land te vinden. Daarbij is de bevolking gewoon schier onvoorwaardelijk baar hoofden te volgen rang en geboorte zijn de voorwaarden om eenigen invloed te kunnen uitoefenen en de hoofden zijn om goede redenen in den regel weinig vredelievend gezind. Zij waren in de laatste jaren allengs minder afhankelijk geworden van den Sultan wiens gezag meer in naam dan inderdaad bestaataan wien zij echuldplichtig zijn, doch wien zij zoo weinig mogelijk uitkeeren en voor wiens macht zij niet behoeven te vreezen. Hen voigt het volk en niet den Sultan. De tijd ligt ver achter onstoen de deuren in den kraton met zilveren platen belegd waren toen de Sultan een gebeele schaar van vrouwen en bijwijven in zijn harem huisvesttezijn paleis door een lijfwacht van 3000 gewapende vrouwen werd bewaakt en 200 ruiters 's nachts daar buiten patrouilleerdentoen steeds 300 goudsmeden in den kraton werkzaam waren en de Sultan 2000 stukken metalen geschut en honderdeu afgerichte olifanten bezat. Van al die macht en al dien rijkdom bestaat schijn noch schaduw meer. Inderdaad schijnt de Sultan niet veel meer te zijn dan de speelbal zijner vazallen en dezen schijnen zeer goed te begrijpen dat het Neder- landsche gouvernement voor hen een lastiger meester zou zijn dan de machtelooze Sultan dat het bun wil lekeur afpersingknevelarij en roof niet zou dulden. Belang bij het voortzetten van den oorlog hebben alzoo alle hoofden die om goede redenen vaa niets meer afkeerig zijn dan van een sterkere souvoreine macht boven zich, dan die des Sultans, alle Atjehers die de door anderen verlaten akkers in bezit hebben ge nomenallen en hun getal is niet gering die het aangenamer vinden het geliefkoosde oorlogsspel te spelen hun buren te plunderen en te brendsehatten dan voor hun onderhoud te werken. Ten slotte mag niet buiten rekening worden gelaten de godsdienstige opwinding die zich in de laatste jaren onder de Mo hammedanen heeft geopenbaard. Naast de ijverzuch tige hoofden en avonturiers kwamen nu de opruiende priesters die den heiligen oorlog predikten tegen de ongeloovigen. Die oorlog nu werd gevoerd dcor be trekkelijk kleine benden ene! uit de wildernis van dit met een tropiscben plarter.groei gezegende land te voorschijn tredende en onze posten en patrouilles ver rassende of uit hunne hinderlagen beschietendeen bij onze nadering even snel langs de hun bekende paden verdwijnendedikwijU natuurlijk hetzij uit verholen haat tegen den ongeloovigen vreemdelinghetzij uit vrees voor de weerwraak dezer vrijbuitersgeholpen door den overigens rustiger en den vrede bewarenden landgenoot. De wegen die onza militaire posten ver bonden waren grootendeeis slechts paden bij regens moeilijk begaanbaar; de hooge stand der Atjeh-rivier verbrak somtijd* alle communicatie. Terreinophocging, verhardingafwateringbruggen en duikers moesten onder bescherming der troepen aangebracht worden. Nu heeft onze legermacht ontegenzeggelijk getoond den vijand te kunnen verdrijven zijne sterkten in te nemen en te verwoestenkampongs te verbranden en een geheele vijandige bevolking te verjagen. Maar dat kan het doel van den oorlog niet zijn. Er moet eindelijk vrede komende bevolking moet zich ten slotte on- derwsrpen of onder eigen bestuur ons oppergezag erkennen. Wanneer zij, althans gedeeltelijk, op de vroeger verlaten akkers terugkeert en opnieuw de grond begint te bebouwen, doch weldra gevolgd wordt door vijandelijke benden zonder vast verblijf, die zich nu hier dan daar vertoonen zich heden heimelijk ver eenigen en zich morgen weer verspreiden, dan onstaat de guerilla-oorlog en nu zijn in dit opzicht de ver klaringen van den gewezen landvoogd van Atjeh omtrent de geschiktheid van ons leger van het hoogste belang. „Vestingen nemen", schrijft hij „vijandelijke drom men verslaan posities verschanst of niet, verdedigen; dat verstaan ginds onze dapperen, al staan zij eén tegen tien. Iets anders is de guerilla krijg tegen steeds wij kende, zich snel bewegende of uit hinderlagen vechtende vijanden. Zonder medewerking van een deel der in boorlingen kan zulk eene strijd in een land als Atjeh niet met goed gevolg door onze troepen gevoerd worden." En op een andera plaats: „Ik wensch niemand te beschuldigen allerminst een blaam te werpen op onze m'litaire macht dieik weet dit te goed voor geen kleinigheid vervaard is, maar cr is aan de machine een gebrek waar 't aan ligt mogen de deskundigen beslis sen ze is deugdzaam, ze is sterk, maar ze werkt tegen over den inlandschen vijand niet met genoegzame vaardigheid Bij kon. besluit vaD den 4 is met den 1 Juni benoemd tot directeur van het postkantoor te Utrecht de heer W. J. Snellen thans directeur van het post kantoor te Wageningen. Den 5 is te Groningen tot lid van den gemeen teraad gekozen prof. Drucker, liberaal, met 803 van de 1285 uitgebrachte stemmen. De heer K. Hoekzema, archi tectantirevolutionair, bekwam 472 stemmen. Den 6 is te Haarlem bij enkele inschrijving aan besteed 1. het verdiepen van eenige gedeelten van het Noordhollandsch Kanaalgeraamd op f 30000. Laagste inschrijver de heer D. Bos Az. te Dordrecht voor f 21276 2. het verdiepen der haven op het ei land Terschelling geraamd op f 5600. Laagste in schrijver de heer A. Volker te Dordrecht voor f 4250. De katholieke kiesvareening „Recht voor allen" te Amsterdam heeft den 6 haren naam veranderd in „Recht in orde" en als kandidaten voor de provinciale staten, in vereeniging met de anti-revolutionaire kiesver- eeniging „Nederland en Oranje" voor de helft katholieken en voor de helft anti-revolutionairen met don beer mr. J. R. Oorver Hooft gesteld. Een Btudent te Groningen is den 6 veroordeeld tot 100 boete subsidiair 15 dagen gevangenisstraf wegens het ontvreemden van belknoppen en een spion spiegeltje dat men vergeten had in te nemen. Den 7 zijn van de 8 te Amsterdam geëxsmineerden 3 als onderwijzer geslaagd te weten W. W. Valent- goed te Haarlemmerliede J. Faber en J. H. B. Tori ij te Haarlem. Den 7des namiddags half eenvervoegden zich de Hoeren A. E. van der Duasen en A. J. Westhoff voorzitter en secretaris van den Algemeenen Kerkeraad, vergezeld van een deurwaarderaan de kosterij der Nieuwe Kerk te Amsterdam, om namens dien kerkeraad antwoord te ontvangen op het protestingediend tegen de afsluiting dier kosterij enz. De portier een knecht van den heer Hovy meldde dat dit antwoord reeds gezonden was aan ds. Adriani op de vraag van den deurwaarder, of de deuren voor het bestuur van den Algemeenen Kerkeraad geopend zouden worden werd een ontkennend antwoord gegeven. Van dit antwoord werd aan de heeren van der Duasen en Westhoff, die in een rijtuig gezeten waren kennis gegeven. De politie had zeer veel moeite om de talrijke menigte die blijken van afkeuring gaf gaf van deze daad van den Algemeenen Kerkeraad rustig te houden. Het gezonden antwoord houdt indat men de beslissing wil overlaten aan de gemeente of aan eenige gekozen mannen van eer. Den 8's morgens 9 uur, brandde het huÏ3be woond door C. Kuiter aan de „Kabel" te Heer Hugo Waard tot den grond af. De inboedel is grootendeeis gered. AlleB was verzekerd. Geachte heer Redacteur Uw stukje over de gevaren van loodvergiftiging wanneer drinkwater door looden pijpen stroomt, heb ik met de meeste belangstelling gelezen maar toch rees bij mij gegronde twijfel of bet daar genoemde middel, het neerslaan namelijk van zwavellood op de binnen- oppervlakte der pijpen wel op den duur afdoende zou zijn. De door u aangehaalde proeven stellen het buiten twijfel, dat water, door gewone looden pijpen stroomend, weldra loodhoudend wordt, maar zyn de proefnemingen om bet onschadelijke van door sodium-sulpbide behan deld lood in het klaarste licht te stellen, wel lang genoeg herhaald? Wat toch is hat geval? Het water Btroomt met groote kracht door de buizen dat met wrijving of schuring gepaard gaathet laagje zwavel lood uit den aard der zaak zeer dun neemt door die soauring voortdurend af, waardoor op sommige, einde lijk waarschijnlijk op alle gedeelten der buis het gewone lood weder bloot komtals wanneerkrachtens de boven aangehaalde in een vorig nommer door u ge noemde proeven het drinkwater door het giftige lood verontreinigd wordt. Waarschijnlijk echter heeft dit reeds plaats lang voordat al bet zwavellood uit de buizen verdwenen isdoor aanraking van lood en zwa vellood en vooral onder den invloed van vocht, hier water outs.aan electriscbe spanningen wordt nu daar, waar het zwavellood verdwenen is lood tegenover het omliggende zwavellood positief electrischdan is na tuurlijk bet gevaar grooter dan bij niet bekleede buizen. In Utrecht heeft men, vergis ik mij nieteen ander middel te baat genomen men beeft de looden buizen inwendig met tin bekleed. Dat klinkt zeer fraai en is misschien afdoendewanneer het laagje tin dik ge noeg is om voortdurend aan de schuring weerstand te bieden. Zoo nietdan hebben wij het boven genoemde geval der electrische spanningen. Nu zal men my tegen werpen dat tin tegenover lo^d positief electrisch is, en derhalve het lood, om het zoo uit te drukken, be schermt, zoolang een deeltje tin aanwezig is; met die toe te geven is evenwel de moeielijkheid niet op gelost. Drukt men het potentiaal verschil tusschen tin en lood in volts uit, dan wordt dit aangewezen door 0,099terwijlom een ander voorbeeld te noemen het potentiaal verschil tusschen koper en zink volgens de proefnemingen van Ayrton en Perry0,750 volts bedraagt. Het eerstgenoemde verschil moge klein zijn in vergelijking tot het anderehet is natuurlyk voldoende om bet lood onaantastbaar te maken. En toch zit in dit kleine verschil eene groote moeielijkheid. De natuurkundigen Ayrton en Perry bedienden zich by hunne met de meesta nauwkeurigheid genomen proeven van scheikundig zuiver tin en lood doet men

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 1