No. 59. Acbt en tachtigste Jaargang. 1886. ZONDAG F A N F A R O. Prijs der gewone Advertentiën: 16 M E I. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Ervaringen van een Gouverneur van Atjeh. E,BUIIJ31.ETOIV. A LKM AARSCHE C OU1M T. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers f 0-06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. (SlotJ Ofschoon de hoer Pruys van der Hoeven steeds van meening is geweest en nog van meening is dat het einddoel van ons optreden in Atjeh de onderwerping namelijk der bevolking en het rustig bezit des lands niet bereikt kan worden door verovering blijkt toch uit zijne mededeelingen dat hij geenszins de hulp en den steun van het leger zoo gering schat als wel eens van hem beweerd is, en zuivert hij zich van den blaam dat bij wenschelijke troopenbewegingen belet of belem merd en de belangen van het leger veronachtzaamd zou hebben. Nooit, zegt hij, is het zijn bedoeling geweest door het Atjehsche politiekorps de militairen te vervangen en daaraan op te dragen wat tot de taak van het leger behoort. Hij wrat er op dat dit korps re8ds onder generaal van der Heyden is opgericht en uitstekende diensten heeft bewezen dat het trouw is gebleven en tegen den vijand stand hield, en slechts een enkele keer een Atjehech politiedienaar is gedeserteerd. Hij verzekert ons, dat de regeling van de verhouding tusscben de militaire kommandanten en de ambtenaren van het burgerlijk bestuur tot geenerlei bezwaren aan leiding heeft gegeven. „Nimmer" schrijft hij „heeft te Atjeh zelf deze regeling tot eenige moeilijk heid of misverstand aanleiding gegeven steeds hebben officieren en ambtenaren op huone tocbten elkander wederkeerig gesteund en hulp geboden menigmaal is bet voorgekomendat door de tegenwoordigheid van den met terrein, volk en taal bekenden ambtenaar een militair succes behaald een onheil voorkomen is." Hij beklaagt zich zelfs over belemmerende maatregelen, zijns ondanks door hot legerbestuur te Batavia genomen of gehandhaafd. Zoo gaf naiuurl jk het been en weer trekken der dagelijksche transporten van levensmiddelen enz. naar de verschillende posten op vasle uren aan vijandelijke benden en partijgangers een sehoone gele genheid om zich op een geschikt punt in hinderlaag te leggen en onze manschappen te beschieten of te over vallen. Herhaaldelijk werd daarom voorgesteld de pos ten voor langeren tijd te proviandeeren en de transporten niet meer op vaste tijden te doen plaats hebben ten einde den kwaadwilligen de gelegenheid te benemen om voor bnnne aanvallen vooruit tijd en plaats in hun voordeel te kiezen en met kennis van zaken hun plan nen te beramen. Te vergeefs het legerbestuur te Ba tavia meende dat, nu de oorlogstoestand was opgeheven, ook alles moest gaan als in vollen vredestijd 1 Hij wees de regeering op de zware diensten die in Atjeh van het leger gevorderd worden, en betoogde dat al thans voorloopig naar billijkheid betaling en verple- Novelle van STEFANIE Kl-IJSER. 22) „Als een steek, die dieper drong dan al mijne wonden, trol mij de gedachte aan mijne moeder. Ik wist hoeveel angBt zij om mij uitstond. Zij was steeds zoo teeder jegens mij" sprak hij zachtbijna beschaamd „en ik had mijzooals kwade bengels gewoon zijn steeds tegen hare liefkoozingen verzet, omdat zij mij sentimenteel voorkwamen. Als ik hier nu aan mijne wonden bezweekzou ik nooit kunnen inhalenwat ik verzuimd had. lk heb bet evenwel kunnen goed maken en mijn straf op andere wijze bekomen. Ik moest zelf ondervindenwat het zeggen wil geluk te derven als ons hart liefde vraagt." Melanie gevoelde hoe Ereme plotseling haren arm greep en hierop steundealsof hare voeten haar niet verder bonden dragen. Witold echter had zijne weemoedige sttmm'ng reeds overwonnen. „Dat was slechts een oogenblik", sprak hij snel voortgaande „toen verloor ik het bewustzijn. Toen ik weder tot mijzelf kwam lag ik op stroo in eene kleine kamermet nog andere gewonden. De morgen schemerdevoor het venster stond een witte vlag met een rood bruis. Mijn hoofd deed mij pijn toen ik de hand ophief, bemerkte ik, dat deze ver bonden wasook om mijn hoofd was een verband gelegd. Ik gevoelde mij geheel verlamd en bon toch niet blijven liggen. Met eenige inspanning stond ik op. Eene liefdezuster verklaarde mij wel dat ik rust moest houdenmaar ik verzekerde baar dat zij mij moest laten gaan als zij niet wilde dat ik hier van ongeduld als een granaat uiteen zou springen." „Met al uwe wonden waar de overste onlangs van sprak P" vroeg Melanie. ging behoorden te worden toegekend zooals in oorlogs- tijd gegeven wordea. Het legerbestuur beslreed zijn voorstel en eerst na zijn vertrek werd aan dien billijken eisch voldaan. Ten betooge dat veroveringstochten in Atjeh niet het gewenscbt gevolg hebben geeft de schrijver een overzicht van de onveiligheid, die ook na de krachtige maatregelen van zijn voorganger, den generaal van der Heydenop de moeste punten van het zoogenaamd onderworpen gebied nog bestond. Ook die generaal berustte er ten slotte in dat de vijandelijke verschan singen bij Samalangook na herhaalde vruehtelooz9 bestormingeneindelijk onder zijn persoonlijke aanvoe ring, en na beschieting met daartoe aangevoerd bele geringsgeschut in handen des vijands bleven en dat toen onze expeditionaire macht de reede van Satnalanga verlietde Atjehsche oorlogsvlaggen nog woeien van Batoe-llig en de hoogten nog met vijanden bezet waren. H,j zelf schreef dan ook aan den Gouverneur Generaal, dat het noch raadzaam noch noodig was in Atjeh verder aanvallender wijze op te treden. Gedurende het bestuur vaD den heer van der Hoeven was volgens hetgeen hij ons mededeelt de toestand in zooverre aanmerkelijk verbeterd dat de veiligheid was toegenomende bevolking gedeeltelijk op de vroeger verlaten akkers was teruggekeerd en de hoofden meer en meer gezindheid toonden om zich met ons bestuur te verzoenen. Deze betrekkelijk gunstige toestand, die voor de toekomst goede verwachtingen deed koesteren, heeft echter kort geduurd. De onveiligheid nam na zijn vertrek overal op schrikbarende wijze toe, de Atjehsche hoofden verlieten achtereenvolgeus onze zijde en gedroe gen zich zoodanig dat alle vertrouwen hun moest wor den ontzegd. De schrijver verklaart buiten staat te zijn deze noodlottige omkeering te kunnen verklaren. Hij was er niet en mist de gegevens om den toestand en de gebeurtenissen te kunnen beoordeelen. Genoog het feit wordt niet geloochend de vraag is: wat kan, wat behoort er thans gedaan te worden Wat generaal van der Heyden deed, verzekert ons de heer van der Hoeven kan opnieuw gedaan wor den. „Met een macht van vijf- of zesduizend man zal het niet veel moeite kosten binnen eenige weken de geheele Atjehsche bevolking gewapend en ongewapend, uit Groot—-Atjeh te verjagen, de kampongs te ver branden de voorraadschuren te vernielen en voor eenigen tijd rust te genieten. Maar evenmin als vroe ger zal men daarna kunnen belettendat met de terugkeerende bevolking weer guerilla-benden verschij nen. Deze met militaire macht aileen te weren zal daarna evenmin gelukkenal wilde men het terrein bezaaien met forten." Alzoo geen veroveringsoorlog als ten slotte niet leidende tot het beoogde doel. Kan dan de inkrimping onzer bezettingeen concentratie onzer militaire macht, zooals thans plaats heefttot dat doel leiden? „Voorzeker,"antwoordt de schrij ver „mits met gelijktijdige toepassing eener actieve opbouwende politiek vooraf met gelijktijdige regeling u»MH» -in nmminni«m»i numgaaca „Als men eiken schram mede rekentjavervolgde Witold. „Eerst was ik eenigszins duizelig. Maar nadat ik mij bij eene bron gewasscfcen hadging dit over. Ik was in het nog rookende Flavigny. Wapens, ransels, stukgeslagen geweren, képis lagen in de straten; daartusscben stervende en doode Franschen en Duit- schers. Helpers van het Roode Kruis, het witte lint om den aim, priesters en andere geestelijken snelden mij voorbij. Daar hoorde ik plotseling achter mij een paard hinniken. Ik keerde mij om en sLnd voor mijn eigen „Voorwaarts." Van vreugde viel ik bem om den hals en de duivel mag weten hoe het kwam ik geloof, dat ik geweend heb. Hij had het goed gehad, want hij waB aan een lindeboom vastgebondenvoor hem was een goot met stroomend water naast hem een omgevallen wagen met hooi. Niet zonder moeitt besteeg ik hem en reed het dorp uitom te vernemen hoe de dag van gisteren afgeloopen was. Toen ik op het plateau van VioDville aankwam ontmoette ik een ordonnance-officier. Ik vroeg hem naar den afloop van het gevecht en hij antwoordde mij „De aanval van uwe brigade beelt ruimte gemaakt. Van nacht heeft de vijand al zijne stellingen verlaten. Bazaine is nu afgesneden. Goeden morgen, kameraad." Hij rende weg en liet mij alleen achter. In het Oosten werd de lucbt rood gekleurd de zon ging op. Zoo ver ik zien kon zag ik rondom mij het slagveld bedekt met lijken. Overal waren onze manschappen bezig de grootelangwerpige kuilen te graven waarin men de gesneuvelden begraven moest, Als men appel kon houden" vervolgde hij met diep bewogen stem„over de dooden die daar rusteneen trotsch leger zou verrijzen Geheele bataillons van onze musketiers en fuseliers waren vernietigd gewordenniets bleef van hen over dan de gebroken vaandelstok. Brandenburgers en HannoveranenOost-Friezeu en Brunswijkers lagen daar naast elkander en hoorden nietdat wij over wonnen hadden. Toen nam ik mijn czapka af en bad zwjjgend het „Onzo Vader" voor de gevallen makkers. van den toestand op de kust, en wel zoodanig dat wij deze bebeersehen hetgeen geschieden kan zonder groote opofferingen onzerzijds. Langs dien weg moeten wij er komen. Wij zyn in het bozit van het voorma lige sultans-terrein, de Mesijid-Rija volgens Atjeh sche begrippen behoeveu wij om als souvereiu erkend te worden niet meer terrein te bezetten mits wij het bestuur zoo organiseeren dat de wettige hoofden de hun toekomende plaats innemen en onder ons op pergezag en onze leiding het bestuur uitoefenen." Ves tiging van een van onzen steun afhankelijk Atjehsch bestuur in de ons omringende streken met toekenning van voldoende inkomsten aan da voornaamste hoofden in Groot Atjeh is alzoo nan- de meening van den heer van der Hoeven het middel om tot een bevre digende oplossing te geraken. Wij moetin lOrgen niet de geheele Atjehsche bevolkingden Sultan en de hoofden tot vijanden te hebben maar de hoofden wier gezag zich niet om den Sultan behoeft te bekreunen en bij wie de bevolking zich steeds aan sluit, voor ons trachten te winnen door ook voor hunne belangen te zorgen. Niet door de verheffing van avon turiers het aan de bevolking opdringen van onwettige hoofden en het aanstellen van vreemde indringers tot bestuurders niet door de verlaten akkers aan anderen te geven, bunnen vrede en orde hersteld worden, „maar door het brengen van de wettige hoofden op hunne plaatsvan de wettige eigenaren in hun bezitmet behoorlijke inkomsten en bindende waarborgen door herstel van het sultans-reeht en gezag in Nederlandsehe bestuurshand door kracht ja maar niet door geweld dadigheden door grootmoedigheid en rechtvaardigheid allereerst. Alle Atjehsche partijgangers en gelukzoekers, onwet tige pretendenten eigenmachtige van elk oppergezag afkeerige kustbeheerders; allen die Atjehsche uitgeweke nen in hun gebied wenschen te houden als werkkrachten in de peper- en penangtuinen en als opiumverbruikers tot stijving der belastingen en alzoo tot vermeerdering hunner inkomsten alle speculanten in oorlogsbehoeften en oorlogskansen hebben belang bij het voortduren van den oorlogstoestand maar in strijd met nun belang ia dat van vele wettige bezitters en invloedrijke hoofden, Hen moeten wij steunen hun rang en hunne inkom sten moeten wij waarborgen hen en hun aanhang tot onze bondgenooten maken ook in den guerilia-oorlog. Wij moeten niet rechtstreeks willen gebieden en bestu ren maar door tusschenkomst van de dosr de bevolking erkende hoofden. Dat is volgens den schrijver de oude in Indie beproefde weg, die ook ditmaal ons zal brengen waar wij wezen willen. „Niet door de vijand van allen, maar door de beschermer te zijn van eene landspartij die recht heelt op den voorgrond te komen kan, in 't Oosten vooralde vreemde bebeerscher vasten voet krijgen." Op eene voorwaarde echter, v egt de beer van der Hoeven er bij men besehouwe steeds geheel „Atjeh en onderhoorighedec" als een geheel als een politieke III—I -H 111CT—IBB——BW— Hy zweeg. Melanie weende zacht. Ereme liep doods bleek, op den arm van baar vriendin leunende, naast haar. Het was hetzelide pad waarop zij hem eens van de doodenklacht der cicaden in het bosch van Athene ge sproken had, Hoe klein vond zij zich nu met al haar boogere gedachten tegenover bem die niet nadacht maar naar den inspraak van zijn eigen grootmoedig hart luisterde En in hare verblinding bad zij hem van zich gestooten. Zij hadden het uiteinde van het bosch bereikt en wandelden dwars door de weide naar de plaats waar het bootje lag om over te varen. Juist als op den dagtoen Witold haar in den stroom nasprongkwam de veerman uit zijn huisje en maakte het bootje van de ketting los. Witold verbrak bet stilzwijgen terwijl hij weder op gewonen toon vervolgde „Het was een dolle aanval. Maar dat is nu eenmaal ulanen aard. Daar waar het om de eer van het vaderland te doen was, is ons koen ruiterstuk gelukthier, waar ik om mijn levensgeluk speelde heeft mijn onbesuisd voorwaarts gaan mij een nederlaag doen lijden. Altijd nog beter als dat ik hier overwonnen had en wij op het slagveld waren verslagen. No;; beter, dat eene Duitsche vrouw eene der sporen, die ik bij den aanval droeg, in de prullenmand werpt, ais dat eene Fransehe baar als de herinnering aan eene overwinning zou bewaren." Melanie zag hem aan daar zij hem niet begreep. Hij bleef echter op den kruisweg staan en wendde zich tot Ereme die zijne laatste woorden bevende gehoord had. „Veroorloof mij, mejuffrouw, dat ik van de ge legenheid gebruik maak om afscheid van u te nemen, ik geloof niet, dat het toeval ons weder te zarnen zal brengen. Het zou mij leed doen n weer te zien. Over morgen gaan wij naar de manoeuvres dan ga ik met verlof naar mijne ouders en daarna boop ik van gar nizoen veranderd te zijn." Hij boog en wilde ver- trékken Nu richtte Ereme zich plotseling uit hare gedrukte

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 1