No. 67.
Acht en tachtigste Jaargang.
1886,
ZONDAG
6 JUNI.
A
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
3
COURANT.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
ALKMAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheole rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
B.I A V i f
Aan het gesticht voor ooglijders te Amsterdam werd be
taald voor een persoon t 21,10; voor gasthuisverpleging
1 648,60, voor turf 236 en voor begrafeniskosten f 23.
Voor kennisgeving aangenomen.
Van Burgemeester en Wethouders.
8. Brief ten geleide van bet uitvoerig en beredeneerd ver
slag omtrent den toestand der gemeente over 1885. Voor ken
nisgeving aangenomen zijnde aan ieder lid reeds een gedrukt
exemplaar ter hand gesteld.
9. Verslag van bet op 13 Mei aan de instellingen van
weldadigheid gebrachte bezoek. Dat bezoek gaf geene aanlei
ding tot het maken van bijzondere opmerkingen.
Voor kennisgeving aangenomen.
10. Voorstel om aan regenten van het mannen- en vrouwen
gasthuis mede te deelen dat zijbehoudens machtiging van
Gedeputeerde Stalen, langs rechterlijken weg moeten invorderen
de aan die instelling toekomende gelden van het r. k. parochiaal
armbestuur alhier wegens de verpleging van Jacob Soors ten
bedrage van t 22.70waarvan de voldoening door genoemd
armbestuur geweigerd is. Daar genoemde Soors opgaf te be-
hooren tot de r. k. godsdienst en bij onderzoek bleek geboren
te zijn 8 April 1825 te Enkhuizen, kwamen de kosten zijner
verpleging voor rekening van het r. k. parochiaal armbestuur
doch na afloop vau de verpleging werd de betaling geweigerd,
op grond dat Soors zijne Pascben niet had gehouden en dus
niet voldaan bad san zijne kerkelijke plichten. Verschillende
zoo door Burg. en Wetb. als door regenten aangewende pogin
gen om de voldoening van dat bedrag alsnog te verkrijgen
waren mislukt, zoodat Burg. en Wetb., daar het hier een be
ginsel geldt, gemeend hebben, dit voorstel te moeten indienen.
Gesteld in handen eener rechtsgeleerde eommissie van 3
leden, waartoe benoemd worden de heeren mr. J. P. Kraakman,
J. C. Vonk en mr. M. Buchner
11. Bezwaarschrift van de wed. B. Seegers tegen baren
aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1886.
12. Idem. van mevrouw de wed. T. J. Brasser.
13. Idem van J. Stolk.
14. Idem van T. van der Klei.
Nos. 11 tot en met 14 gesteld in handen van Burg. en
Wetb. om bericht en raad.
15. Verzoek van de wed. J. E. Wijnkamp alhier om ver
gunning tot het maken van een uitgang op gemeentegrond van
haar bouwterrein achter de Groote Kerkonder overlegging
der teekening van bet door haar te bouwen koetsbuis met
bovenwoning en tot bet maken van een riool naar het gemeente
riool aldaar.
16. Verzoek van J. H. Kühn varkensslacbter alhier, om
vergunning tot het leggen van een riool uit zijn perceel aan
het Payglop naar het gemeente-riool tot afvoer van vuil- en
hemelwater.
Ns. 15 en 16 gesteld in handen van Burg. en Weth. om
bericht en raad.
wat nog bedenkelijker is dat sommige van^ die voor
schriften stellig onnauwkeurig zijn." Daarom beveelt
hij herziening van die bepalingen o ringend aan „om
>n over do beteekenis dier
m voegt er aan toe: „Mocht
duistere bepalingen noo-
nand voorzien tot welke
over bare beteekenis aan-
mleiding weg te nemen
,u eene verstandige staat-
imissie voor de Grondwets
slag op de onduidelijkheid
eling der troonopvolging
al wei overbodig zijn uiteen
jkheden deze gebreken in
aanleiding zouden kunnen
ts noodlottigers voorstellen
sschillen over de troonop-
erdeelen, waarbij de tegen-
1 vreemde gevestigde ver
luis zich doen gelden, en
vloed gebruiken om hunne
rechterzijde ontkent dat
wijziging dat is tot ver
der Grondwet niet mede-
gezegd is, geldt ook van
De bepalingen der Grond-
kste volksbelangen eischen
j. De ondervinding heeft
sr te veel belemmeren en
a in den weg staan. De
den aanhef van haar
Pen aanz en van het kies-
pogingen tot verbetering
sn aan de uitvoering van
't onafscheidelijk verbon-
n gevoelde behoefte aan
verd derhalve niet voldaan;
end aan de ordeen dit
vetgeving en bestuur een
Daarenboven belemmerde
kiesrecht en belastingen
loge mate de verbetering
erzijde ontkent het niet
met den wenschom vóór
ich ook naar hare meening
g onmisbaar is, nog eens
atering van het kiesrecht
rondwettehjke bepalingen
k de herziening voor de
igert zij echter mede te
was. Zijne blonde baren
ls ik hem zegende Ely,
wen sterken arm leunen?
p in huis hooren Hoe
innig zijn blik En nu
ermoord Gestorven in
ulp O, mijn lieve-
minder reden hiertoe dan ik. Hoorvrouwhoor
Eu dank God dan nog eens.... De moordenaar van
mijn jongen is uw zoon
„Nooit, nooit!" riep Elsje doodsbleek.
Juffrouw Rolling stond onbewegelijk en rechtop. In
haar hart verhief zich geene stem tot vrijspraak van
Stephan. Zij kende zijn hartstochtelijk gemoed. Met
eene heesche stem vroeg zij
„Hoe weet gij
„H,oe ik dat weet? antwoordde de ander vol woede.
„Ha de wind weet het en de zee En de menschen
weten het en spreken ervan in de geheele stad En
vier gevangenismuren weten het
Dat was te veel. Juffrouw Rolling drukte de
handen tegen de borst en liep met wankelende schre
den in het vertrek op en neer.
Ely's moeder trad haar in den weg.
„Wat heb ik u gedaan", riep de weduwe, „dat gij
mij met uwe helsche vreugde het hart verscheurt
„Met mijne vreugde riep de kleine vrouw. „Met
mijne vreugde O mijn zoon mijn zoon
De ongelukkige kromp ineen verborg haar hoofd
in de handen en brak in beete tranen uit.
„Wy hebben te zamen veel leed gedragenik en
mijn arme jongen 1" jammerde zij. „Hij was alles
wat ik op aarde bezat. Wat had hij groote blauwe
ie knieën zinken tastte
len vloer rond en steunde
_iaan zij zag op de jam-
het scheen bijna als wilde
zij baar mee aen voet ut den weg stooten. Plotseling
echter knielde zij naaBt Ely's moeder neder en het
hoofd dezer vrouw tegen haren schouder drukkende
begon zij zacht
„Wij zijn beiden moeder, wij moeten elkander bij
staan. Gij hebt uw kind verloren en ook het mijne
zal mij ontnomen worden. Ik heb nooit een eigen
kind gehad ik verlangde zoo vurig naar zulk een
klein teeder wezendat geheel aan mij toebehoorde
om het vol liefde aan mijn bart te drukken. Dit geluk
was mij ontzegd. Toen kwam Stephan en de knaap
nam de ledige plaats in. En nu en nu
Het ontzettende leed overweldigde de arme vrouw
met een luiden gil zonk zij ineen nu sloeg ook de
andere kinderlooze moeder de armen om haar heen en
de trauen van beiden vloeiden te zamen.
Van dit oogenblik af bleef de moeder van Ely Ro-
mili bij de weduwe in huis eu deed alles wat zij kon
om Stephana vrijspreking te bewerkeneene omstan
digheid die zijn verdediger niet onbemerkt liet.
„Ik moet u bekennenkindlief," sprak de dokter,
nadat Elsje hom dit alles verteld had „dat uwe ge
rustheid mij bevaltal komt zij mij ook vreemd voor.
Want
„Ik heb Stephan gesproken", viel het meisje hem
blozende in de rede.
„Van niet minder gewicht" schrijft de Staats
commissie „zijn de bezwaren welke uit de te zeer
beperkende voorschriften der Grondwet voor de regeling
der defensie zijn voortgevloeid. Zich in voldoenden
staat van tegenweer te stellen en te houden is de
plicht van elke natie, die aan hare onafhankelijkheid
gehecht is. Ofschoon voor dit doel groote geldelijke
opofferingen zijn gedaan het is verre na nog niet
bereikt. De regeling der levende strijdkrachten bleef
gebrekkig. Moge al naar veler meeningtrots de
bepalingen der Grondwet omtrent de lotingden
leeftijd van indiensttredingden diensttijd den duur
d6r jaarlijksche oefeningen van de militie en omtrent
'de schutterijen eene bruikbare inrichting der defensie
mogelijk zijn niemand ontkentdat die bepalingen in
de praktijk een geduchte hinderpaal voor zoodanige
organisatie zijn."
Niemand ontkent. Ook de rechterzijde niet.
Toch weigert zij die bepalingen te helpen veranderen.
Over geschillen van bestuur en klachten van parti
culieren over rechtskrenking door verkeerde toepassing
van wetten en wettelijke verordeningen oordeelt thans
in den regel het uitvoerend gezag, de Regeering zelve,
met welker medeweten of goedvinden niet zelden de
handeling heeft plaats gehad waarover geklaagd wordt.
De Raad van State geeft alleen haar advies maar de
Regeering beslist. Ook daarin wordt vrij algemeen
verandering wenschelijk geacht. Het is bekend dat
vooral van de zijde der antirevolutionairen te recht
wordt aangedrongen op de instelling van een zelfstandig,
van de Uitvoerende Macht onafhankelijk gezag, dat in
deze zaken tusschen den burger en de Administratie
uitspraak doet. Daartoe is echter Grondwetsherziening
noodigeu die rechterzijde weigert liare mede
werking.
Keurt men die houding goed Het antwoord op die
vraag beslisse over de uit te brengen stem.
Het is bekend dat de rechterzijde tot verdediging
van hare zeer buitengewone handelwijze tot nog toe
in onze parlementaire geschiedenis zonder voorbeeld,
zich beroept op een eisch des gewetens, een non possumm.
Wij mogen nietroept zij ons toe wij kunnen niet, ons
geweten verbiedt het ons. Daarmede onttrekt zij zich
eensklaps aan onze beoordeeling. Wie mag iemand
lakendie verklaart volgens zijn geweten te hebben
gehandeld? Wie durft zich opwerpen tot rechter over
zijns naasten consciëntie? Wij willen gaarne hot ge
wetensbezwaar van de heeren der rechterzijde in de
Kamer eerbiedigen; maar wij hopen toch, dat de meer
derheid der kiezers zal toonen dat gewetensbezwaar
niet te deelen. "Vreemd is het echter wel, dat de
gewetensbezwaren binnen een paar jaren zoo kunnen
veranderen. Dat is lastig bovendien want als men
zou kunnen meenen aan de grieven voldaan te hebben,
loopt men gevaar eensklaps verrast te worden door een
„Hebt gij hem gesproken?"
„Ja, ik heb daartoe vergunning gevraagd. Toen hij
mij zag strekte hij de armen naar mij uit hij was
gewoon mij te kussenals hij van eene reis terug
kwam maar juffrouw Romili hield mij tegen. Moeder
wilde niet medegaanzij schijnt te gelooven dat
hij schuldig ia. Zij wil hem nu nog niet zien. Er
was nog een heer hij hem zijn verdediger. Ik zag
hem aantoen hij dicht bij mij stond en vroeg hem
zeer zacht, dat niemand anders het hooren kon „Stephan,
hebt gij Ely gedood?" Hij zag mij beider en vast in
de oogen en antwoordde rustig„Neen ElsjeEn
Stephan loog nooitnooit. Daarna sprak hij met Ely's
moeder op teederen toon en vol medelijden zij geloofde
hem ook. Hij was bleek en aaDgedaan doch zoo
zacht en vriendelijk alsof hij thuis bij onswas
en o Godzal ik hem hier ooit wederzien
Elsje drukte haar schort voor het gelaat en snelde
weg.
Het verhoor, dat Stephan ondergaan had bracht in
vereeniging met de verklaringen der getuigen aan het
lichtdat sedert het huwelijk van Stephans stiefmoeder
met Elsjes stiefvader de beide kinderen met elkander
opgegroeid waren dat Stephan Elsje steeds zijn vrouw
tje genoemd had en dat zij hiermede blijkbaar altijd
tevreden was geweest tot Ely RomiliStephans maai.,
in den kleinen familiekring verschenen was. De dienst
meid van juffrouw Rolling had verklaard, dat de weduwe
haar dikwijls in vertrouwelijke gesprekken van den tijd
had gesproken dat de jongelui eens een paar zouden
worden ook had deze haar wel eens na de komst van
Ely Romili hooreD zeggen omdat zij nu toch de
voile waarheid moest vertellen dat zij juffrouw
Rolling, van ganscher harte wenschte, Stephan's vriend
lag even als Pharao verdronken op den bodem der Rcode
Zee. Ook kwamen er nog eenige getuigendie op