No. 67.
Acht en tachtigste Jaargang.
FEUILLETON.
Aan het Strand.
1886.
ZONDAG
6 JUNI.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondsrdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; tranco door
het geheele rijk f 1,
eat
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Waarover
hebben de
beslissen
kiezers te
AIKMAABSCHE COURANT.
De 3 nummers f 0,06.
lliiiiiHl!
TA'
RI A Vic;
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERHs. COS-
TER ZOON.
Nog eens waarom Kamerontbinding
Omdat tie rechterzijdenadat haar eigen voorstel
tot wijziging van art. 194 der Grondwet was afgestemd,
ook de andere voorstellen tot wijziging van dat artikel
verwierp F
Neen.
Al moge men die verwerping afkeuren ai moge
men na hetgeen vroeger door invloedrijke leden der
rechterzijde tot wijziging van het genoemde artikel in
overweging was gegeven en voldoende verklaard uie
verwerping onverklaarbaar, onverdedigbaar vinden,
daarom is de Kamer niet ontbonden en een beroep op
de kiezers gedaan.
De Kamerontbinding heeft plaats gehad omdat de
rechterzijde had verklaard dat zij wanneer art. 194
niet in haren geest werd gewyzigd h a r e m e d e-
werking zou onthouden aandewijziging
van alle anderehoofdstukkenderGrond-
wet. Bij die verklaring is de rechterzijde in de laat
ste bijeenkomst der Tweede Kamer uitdrukkelijk blijven
volharden en zij noodigt de Kiezers uit die houding
goed of af te keuren.
Wij doen hetzelfde.
De vraag die aan de kiezers wordt voorgelegd en
waarop zij antwoord zullen geven door de namen, waar
mee zij hunne stembriefjes zullen invullen is deze
Keurt gij het goed wanneer een partij omtrent da
wijziging van één hoofdstuk der Grondwet niet alles
ban "verkrijgen wat zij begeert en daarom de voorge
stelde wijziging van dat hoofdstuk afstemtdat zij o m
die reden ook alle voorstellen tot wijziging van
andere hoofdstukben verwerpt, ofschoon z ij d i e
overigens goedkeurt?
Omtrent het hoofdstuk „Van de troonopvolg:ng" ge
tuigde de tegenwoordige Minister Heemskerk destijds
lid van den Raad van Statein zijn werk De praktijk
der Grondwet„Er heerscht duisterheid en versehii van
gevoelen omtrent de erfopvolging in eenige onverhoopte
maar toch altijd mogelijke gevallen; en men zou daardoor
eenmaal op het onverwachtst voor wezenlijke moeielijk-
heden kunnen staan." De hoogleeraar Buys zegt in
zijn bekend werk De Grondwet„De voorgaande op
merkingen welke met nog verschillende andere van
gelijken aard zouden kunnen worden aangevuld be
wijzen genoeg dat de regeling van het erfrecht in onze
Grondwet meer dan één duister voorschrift behelst en
Naar het Duitsch van E. MEISTER.
G)
„Gode zij dank riep de weduwe in de opwelling
van het oogenblikdaarna richtte zij weder bare ont
stelde blikken op Ely's moeder.
„Zij dankt er God voor 1 Haha En zij heeft nog
minder reden hiertoe dan ik. Hoorvrouwhoor
En dank God dan nog eensDe moordenaar van
mijn jongen is uw zoon
„Nooit, nooit!" riep Elsje doodsbleek.
Juffrouw Rolling stond onbewegelijk en rechtop. In
haar hart verhief zich geene stem tot vrijspraak van
Stephan. Zij kende zijn hartstochtelijk gemoed. Met
eene heesche stem vroeg zij
„Hoe weet gij F"
„H,oe ik dat weet? antwoordde de ander vol woede.
„Ha de wind weet het en de zee! En de menschen
weten het en spreken ervan in de geheele stad En
vier gevangenismuren weten het
Dat was te veel. Juffrouw Rolling drukte de
handen tegen de borst en liep met wankelende schre
den in het vertrek op en neer.
Ely's moeder trad haar in den weg.
„Wat heb ik u gedaan", riep de weduwe, „dat gij
mij met uwe helsche vreugde het hart verscheurt F"
„Met mijne vreugde riep de kleine vrouw. „Met
mijne vreugde O mijn zoon mijn zoon
De ongelukkige kromp ineen verborg haar hoofd
in de handen en brak in heete tranen uit.
„Wjj hebben te zamen veel leed gedragenik en
mijn arme jongen!" jammerde zij. „Hij was alles,
wat ik op aarde bezat. Wat had bij groote blauwe
wat nog bedenkelijker is dat sommige van^ die voor-
schriften stellig onnauwkeurig zijn." Daarom beveelt
hij herziening van die bepalingen uringend aan „om
in de toekomst a'le geschillen over de beteekenis dier
voorschriften af te snijden", en voegt er aan toe: „Mocht
immer de toepassing van die duistere bepalingen noo-
dig worden, dan kan niemand voorzien tot welke
gevaarlijke twisten de strijd over hare beteekenis aan-
feiding geeft. Tijdig die aanleiding weg te nemen
schijnt daarom het gebod van eene verstandige staat
kunde." Ook de Staatscommissie voor de Grondwets
herziening wijst in haar verslag op de onduidelijkheid
en onvolledigheid van de regeling der troonopvolging
en laat er op volgen: „Het zal wel overbodig zijn uiteen
te zetten tot welke moeielijkheden deze gebreken in
buitengewone omstandigheden aanleiding zouden kunnen
geven."
Inderdaad kan men zich iets noodlottigers voorstellen
dan de mogelijkheid van geschillen over de troonop
volging die de natie zelve verdeelen, waarbij de tegen
strijdige belangen van in den vreemde gevestigde ver
wanten van ons Koninklijk Huis zich doen gelden, en
vreemde Rsgeeringen baar invloed gebruiken om hunne
aanspraken te steunen. De rechterzijde ontkent dat
nieten toch zij wil tot wijziging dat is tot ver
duidelijking van dit hoofdstuk der Grondwet niet mede
werken.
Wat van de troonopvolging gezegd is, geldt ook van
het kiesrecht en de defensie. De bepalingen der Grond
wet omtrent deze allerbelangrijkste volksbelangen eischen
evenzeer dringend verandering. De ondervinding heeft
geleerd dat zi) den wetgever te veel belemmeren en
een betere regeling van beide in den weg staan. De
staatscommissie noemt ze in den aanhef van haar
verslag in de eerste plaats. Ten aanz en van het kies
recht herinnert zii hoe de pogingen tot verbetering
telkens afstuitten „op bezwaren aan de uitvoering van
het grondwettelijk voorschrift onafscheidelijk verbon
den." „Aan de algemeen gevoelde behoefte aan
hervorming" zegt zij „werd derhalve niet voldaan;
het onderwerp bleef voortdurend aan de ordeen dit
oefende op den gang van wetgeving en bestuur een
verlammenden invloed uit. Daarenboven belemmerde
de wijze, waarop de Grondwet kiesrecht en belastingen
aan elkander verbindt, in hooge mate de verbetering
van 's Rijks belastingstelsel."
De meerderheid der rechterzijde ontkent het niet
ofschoon zij telkens terugkomt met den wenseh om vóór
de Grondwetsherziening, die toch ook naar hare meening
voor een bevredigende regeling onmisbaar is, nog eens
een poging te doen tot verbetering van het kiesrecht
met inachtneming van de grondwettelijke bepalingen
die zij afkeurt. Nu eindel.jk de herziening voor de
behandeling gereed ligtweigert zij echter mede te
werken.
oogen toen hij nog een kind was. Zijne blonde haren
krulden om mijne viDgersals ik hem zegende! Ely,
Ely 1 Zal ik nooit weder op uwen sterben arm leunen?
Zal ik nooit weder uwe stap in huis hooren F Hoe
vriendelijk was zijn lachhoe innig zijn blik En nu
is hy dood gruwelijk vermoord Gestorven in
angst en ontzetting zonder hulp O, mijn lieve
ling, mijn jongen, mijn zoon
Zij liet haar grijs hoofd op de knieën zinken tastte
wezenloos met de handen op den vloer rond en steunde
luid.
De weduwe was blijven staan zij zag op de jam
merende vrouw neder en het scheen bijna als wilde
zij haar met den voet uit den weg stooten. Plotseling
echter knielde zij naast Ely's moeder neder en het
hoofd dezer vrouw tegen haren schouder drukkende
begon zij zacht
„Wij zijn beiden moeder, wij moeten elkander bij
staan. Gij hebt uw kind verloren en ook het mijne
zal mij ontnomen worden. Ik heb nooit een eigen
kind gehad ik verlangde zoo vurig naar zulk een
kleinfeeder wezendat geheel aan mij toebehoorde
om het vol liefde aan mijn hart te drukken. Dit geluk
was mij ontzegd. Toen kwam Stephan en de knaap
nam de ledige plaats in. En nu en nu
Het ontzettende leed overweldigde de arme vrouw
met een luiden gil zonk zij ineen nu sloeg ook de
andere kinderlooze moeder de armen om haar heen en
de tranen van beiden vloeiden te zamen.
Van dit oogenblik af bleet de moeder van Ely Ro-
mili bij de weduwe in huis en deed alles wat zij kon
om Stephens vrijspreking te bewerkeneene omstan
digheid die zijn verdediger niet onbemerkt liet.
„Ik moet u bekennenkindlief," sprak de dokter,
nadut Elsje hem dit alles verteld had „dat uwe ge
rustheid mij bevaltal komt zij mij ook vreemd voor.
Want
„Ik heb Stephan gesproken", viel het meisje bem
blozende in de rede.
„Van niet minder gewicht" schrijft de Staats
commissie »zijn de bezwaren welke uit de te zeer
beperkende voorschriften der Grondwet voor de regeling
der defensie zijn voortgevloeid. Zich in voldoenden
staat van tegenweer te stellen en te houden is de
plicht van elke natie, die aan bare onafhankelijkheid
gehecht is. Ofschoon voor dit doel groote geldelijke
opofferingen zijn gedaan het is verre na nog niet
bereikt. De regeling der levende strijdkrachten bleef
gebrekkig. Moge al naar veler meening trots de
bepalingen der Grondwet omtrent de lotingden
leeftijd van indiensttredingden diensttijd den duur
der jaarlijksche oefeningen van de militie en omtrent
*de schutterijen eene bruikbare inrichting der defensie
mogelijk zijn niemand ontkentdat die bepalingen in
de "praktijk een geduchte hinderpaal voor zoodanige
organisatie zijn."
Niemand ontkent. Ook de rechterzijde niet.
Toch weigert zij die bepalingen te helpen veranderen.
Over geschillen van bestuur en klachten van parti
culieren over rechtskrenking door verkeerde toepassing
van weiten en wettelijke verordeningen oordeelt thans
in den regel het uitvoerend gezag, de Regeering zelve,
met welker medeweten of goedvinden niet zelden de
handeling heeft plaats gehad waarover geklaagd wordt.
De Raad van State geeft alleen haar advies maar de
Regeering beslist. Ook daarin wordt vrij algemeen
verandering wensehelijk geacht. Het is bekend dat
vooral van de zijde der antirevolutionairen te recht
wordt aangedrongen op de instelling van een zelfstandig,
van de Uitvoerende Macht onafhankelijk gezag, dat in
deze zaken tusschen den burger en de Administratie
uitspraak doet. Daartoe is echter Grondwetsherziening
noodigen die rechterzijde weigert hare mede
werking.
Keurt men die houding goed F Het antwoord op die
vraag beslisse over de uit te brengen stem.
Het is bekend dat de rechterzijde tot verdediging
van hare zeer buitengewone handelwijze tot nog toe
in onze parlementaire geschiedenis zonder voorbeeld,
zich beroept op een eisch des gewetens, een nonpomtmus.
Wij mogen niet, roept zij ons toe, wij kunnen niet, ons
geweten verbiedt het ons. Daarmede onttrekt zij zich
eensklaps aan onze beoordeeling. Wie mag iemand
lakendie verklaart volgens zijn geweten te hebben
gehandeld? Wie durft zich opwerpen tot rechter over
zijns naasten consciëntie? Wij willen gaarne het ge
wetensbezwaar van de heeren der rechterzijde in de
Kamer eerbiedigen; maar wij hopen toch, dat de meer
derheid der kiezers zal tooneu dat gewetensbezwaar
niet te deelen. Yreemd is het echter weldat de
gewetensbezwaren binnen een paar jaren zoo kunnen
veranderen. Dat is lastig bovendienwant als men
zou kunnen meenen aan de grieven voldaan te hebben,
loopt men gevaar eensklaps verrast te worden door een
„Hebt gij hem gesproken F"
„Jaik heb daartoe vergunning gevraagd. Toen hy
my zag strekte hij de armen naar mij uit hy was
gewoon mij te kussenals hij van eene reis terug
kwam maar juffrouw Romili hield mij tegen. Moeder
wilde niet medegaanzij schijnt te gelooven dat
hij schuldig is. Zij wil hem nu nog niet zieD. Er
was nog een heer hij hem zijn verdediger. Ik zag
hem aan toen bij dicht bij mij stond en vroeg hem
zeer zacht, dat niemand anders het hooren kon „Stephan,
hebt gij Ely gedood?" Hij zag my helder en vast in
de oogen en antwoordde rustig„Neen ElsjeEu
Stephan loog nooitnooit. Daarna sprak hij met Ely's
moeder op teedsren toon en vol medelijden zij geloofde
hem ook. Hij was bleek en aangedaan doch zoo
zacht en vriendelijk alsof hij thuisbij onswas
en o Godzal ik hem hier ooit wederzien F"
Elsje drukte haar schort voor het gelaat en snelde
W3g.
Het verhoor, dat Stephan ondergaan had bracht in
vereeniging met de verklaringen der getuigen aan het
lichtdat sedert het huwelijk van Stephana stiefmoeder
met Elsjes stiefvader de beide kinderen met elkander
opgegroeid waren dat Stephan Elsje steeds zijn vrouw
tje genoemd had en dat zij hiermede blijkbaar altijd
tevreden was geweest tot Ely RomiliStepbans niaa*,
in den kleinen familiekring verschenen was. De dienst
meid van juffrouw Rolling had verklaard, dat de weduwe
haar dikwijls iu vertrouwelijke gesprekken van den tijd
had gesproken dat de jongelui eens een paar zouden
worden ook had deze haar wel eens na de komst van
Ely Romili booreD zeggen omdat zij nu toch de
volle waarheid moest vertellen dat zij juffrouw
Rolling, van ganscher harte wenschte, Stephen's vriend
lag even als Pharao verdronken op den bodem der Rcode
Zee. Ook kwamen er nog eenige getuigendie op