No. 116. Acht en tachtigste Jaargang. 1886. FEUILLETON. De Caricatuur. ZONDAG 26 SEPTEMBER. Prijs der gewone Advertentiën: Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Het voorgestelde onderzoek door de Tweede Kamer. HUMORESKE Otto Girndt. ALKIHAARSCHË COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. AbonnementBprijB per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheeie Eijk f 1, De 3 nummers f 0.08. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. 008- TEE ZOON. „Het vereischte .licht kan slechts ontstoken wordeu door een veelomvattend onderzoek en zoolang dit niet heeft plaats gehad moet het vraagstuk onrijp worden geacht voor een bevredigende oplossing." Met deze woorden van den heer Kerdijk iu_ zijn artikel in de Vragen des Tijds Wettelijke beperking van den arbeids tijd voor volwassen mannelijke werklieden", hebben wij onze volkomen instemming betuigd toen wij de vraag stalden of wettelijke regeling van den dagelijkschen werktijd in ons land noodig en nuttig is te achten. Wij voegden er bij „Tot dat veelomvattend onderzoek nu zal ook het onlangs ingediende voorstel tot het houden eener parlementaire enquête kunnen leiden." Gelijk men weet, is door de Grondwet aan de Tweede Kamer het recht van onderzoek gegeven, door een bijzondere wet geregelddat baar in staat stelt door een com missie uit hare leden alle ingezetenen des lands, alle binnen het grondgebied des Eijks verblijf houdende personen en alle openbare ambtenaren als getuigen of deskundigen te hooren omtrent het onderwerp waar naar zij een onderzoek noodig acht, en inzage te nemen van alle onder de Eegeering of hare ambtenaren be rustende stukken, waarvan de geheimhouding niet door 's lands belang geboden wordt. Eenige leden der Tweede Kamer hebben het voorstel gedaan zulk een onderzoek in te stellen omtrent het tegengaan van overmatigen arbeid en omtrent den toestand vau fabrie ken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid de gezondheid en het welzijn der werklieden. Wij hebben een wet (van 19 September 1874) waar door verboden wordt kinderen beneden de twaalfjaren in dienst te hebben of in dienst te nemen met uit zondering evenwel van huiselijke en persoonlijke dien sten en den veldarbeid, die geheel vrij blijven. Wij hebben daarenboven een bepaling in onze wet op het lager onderwijs (art. 82 der wet van 17 Augustus 1878), die aan de gemeenteraden de bevoegdheid geeft om daarenboven verbodsbepalingen vast te stellen omtrent het arbeiden van kinderen van dezen leeftijd in het algemeen, dus ook wat veldarbeid en huiselijke of per soonlijke diensten betreft. Andere bepalingen tot rege ling van den arbeid van kinderen of tot het tegengaan van overmatigen arbeid van personen boven de twaalf jaren bezitten wij niet. Thans wordt voorgesteld een onderzoek te doen naar de werking dezer wetten en daarbij de vraag gesteld, in hoeverre de bestaande toe standen aanleiding geven om een aanvulling en uit- VAN 4) Hij verdween met den heer des huizesde meisjes bleven bevreemd over hetgeen zij gehoord hadden, in de kamer achter. „Ik denk", begon Luitgard half stotterende„dat uwe filippine tot het bezoek aan leiding gafwat zou hij nu van papa verlangen „Ik weet het niet", antwoordde Elvira bedeesd„ik begrijp er niets van 1" Tevergeefs braken de zusters zich het hoofd over den vreemdennieuwen kennis. Deze had intusschen met zijn geleider de ontvangkamer bereikteen overladen weelderig vertrek zonder een blik te werpen op de omgeving, nam hij dadelijk het woord„Mynheer v. Goldbaumik zal mij in miine mededeelingen tot dezelfde kortheid bepalendie gij in den omgaDg met lieden van mijn soort gebruikt." Dat was nog sterker dan al het andere, v. Gold baum opende den mond doch slechts een onduidelijk keelgeluid werd er gehoordzoodat de dokter onge hinderd vervolgen kon: „Uwe ontevredenheid ontging mij reeds gisteren avond niettoen de staatsraad mij aan u voorstelde. Daarom had ik, als de gelegenheid beter geweest ware, u reeds dadelijk den dienst willen bewijzen dien ik u heden kom bewijzen." Weder eene kleine pauze; v. Goldbaums verwarring nam toe. Het woord „dienst" was eene openlijke be schimping, vond hij, waarvoor hij op 't oogenblik geen geschikt antwoord kon vinden. Wantrouwend zag hij den spreker aan die voortging „Gij zijt eene in de geheeie stad bekende persoonlijkheid. Iedereen kent uwen rijkdom, weet de waarde, die gij aan het geld toe- breidmg der wet van 19 September 1874 in overweging te nemen. Wij hebben een wet die de oprichting van fabrieken verhindertwaarvan de buren schade of hinder zouden ondervinden en een wet op het gebruik van stoom- toestellen waardoor eenige waarborg wordt gegeven tegen het gevaar van ontploffingen. De eerste wet raakt natuurlijk de arbeiders binnen de fabriek niet en wettelijke voorschriften tot beveiliging van het leven, de gezondheid en het welzijn der werklieden tegen an dere gevaren dan ontploffingen bestaan niet. Onze in specteurs met het geneeskundig staatstoezicht belast zijn bevoegd fabrieken en werkzalen binnen te treden en in het belang van de gezondheid der werklieden goeden raad te geven omtrent den bouw en de inrich ting der lokalen maar met bet geven van goeden raad houdt hunne bevoegdheid en alle staatsbemoeiing op. Thans wordt een onderzoek voorgesteld omtrent den toestand onzer fabrieken eu werkplaatsen met het oog op deze gevaren in het algemeen en de vraag gesteld, welke wettelijke maatregelen dien toestand zouden kunnen verbetoren. De voorstellers gaan uit vau het vermoeden dat onze weigering in. beide opzichten beperking van over matigen irbeid en zorg voor de veiligheid en de ge zondheid der werklieden in fabrieken en werkplaatsen gebrekkig en onvolledig is; maar verder dan dit ver moeden gaan zij niet. Hun voorstel ontkent zelfs de mogelijkheid nietdat na het in te stellen onderzoek dit vermoeden ongegrond zou blijken. Zij wijzen alleen op den twijfel die door velen wordt gekoesterd op hetgeen nu en dan omtrent bestaande toestanden ;s medegedeeld en op hetgeen men in andere landen noodig heeft geoordeeld. Inderdaad zijn de vragen gewettigd is in Nederland de toestand zoo gunstig dat hier overbodig zou zijn wat in andere beschaafde staten noodzakelijk is geacht Kan onze nijverheid geenerlei belemmering van eenig staatstoezicht en eenige staatstussehonkomst verdragen terwijl men in andere landen daarin geen bezwaar blijkt te zien P Alleen een degelijk onderzoek kan op die vragen antwoord geven. En als daar zijn die den toestand bij ons te lande als hoogst ongunstig voorstellendan kunnen zij die van een ander gevoelen zijn toch niet volstaan met te zeggenwij gelooven u niet. Het eenig passend antwoord is naar onze meening: welnu, wij zullen het onderzoeken. Twee wetsvoorstellen tot herziening en aanvulling van de wet op den kinderarbeid zijn reeds bij de Slaten- Generaal ingediend. Beide zijn na een ongunstig voor- loopig verslag ingetrokken. En waarom was het voor- loopig verslag zoo ongunstig De voorstellers van het te houden onderzoek antwoordden te recht, dat het ongunstig onthaal niet hieraan te wijten isdat de meerderheid der Volksvertegenwoordiging, aanvulling en uitbreiding dier wet onnoodig achtte maar veeleer hieraan dat ingrijpende maatregelen werden voorge- kent; gij gelooft, dat het den bezitter zelve waarde geeft." Nu vermande de toehoorder zich eindelijk tot een „Mijnheer, wilt gij mij in mijn eigen huis beleedigen?" „Volstrekt nietantwoordde Eeinwald. „Integen deelik wil u reden geven mij dankbaar te wezen, doordat ik u zegdat dit gevoelen u in de openbare meecing benadeelt en men achter uwen rug den spot met u steekt." De bankier zeite eene hooge borst„Ja, luidie mij benijden 't Kan wel zijn daarover bekommer ik mij niet! Het janhagel steekt den spot raet ministers, staatslieden met alles 1" „Gy bedoelt", sprak de dokter, „op de wijze als de vos in de fabel met de druiven die te hoog hingen." „Volkomen bevestigde v. Goldbaum. ,,'t Deert mij niets 1" „Toch geloof ik niet, dat gy er geheel onverschillig onder blijven zult „Ik verzeker het u." „Gij laat mij niet uitpraten. Een talentvoljong schilder heeft eene teekening ontworpen die zoo zeer in den smaak viel van een kunsthandelaar, dat hij den teekenaar eene aanzienlijke som gelds heeft geboden, als hij hem dat blad afstaat voor den druk. De man stelt zich een zeer groot succes daarvan voor. De teekening iswat men met een vreemd woord eene caricatuur noemt. Ik kon eerst sedert gisteren avond beoordeelen, waarom de kunsthandelaar haar als zoo uit nemend geslaagd beschouwt." „Toch wel niet", stamelde v. Goldbaum plotseling van kleur verschietende„eene caricatuur van my?" „Gij raadt hetriep Eeiuwald. „De gelijkenis is bij alle schijubare afwijking van het origineel zoo treffend dat de teekening een kunstwerk van den eersten rang is." Het verdwenen bloed kwam weder in het gelaat van den bankier terug. „Wie is die man Hoe komt bij daarbij steld zonder dat de Eegeering de wenschelijkheid van die maatregelen en het nauwe verband tusachen de voorgestelde bepalingen en bestaande toestanden met feitelijke gegevens toelichtte. Zij herinneren er aan dat in het laatste voorloopig verslag vóór alles werd gevraagd „een grondig onderzoek voor zooveel noodig gestaafd door statistieke opgaven naar de werking der wet van 1874 en naar de misbruiken welke ondanks die wet nog worden aangetroffen." Wat de zorg voor de veiligheid de gezondheid en het welzijn der werklieden in fabrieken en werkplaatsen betreftwijzen de voorstellers er op, dat de noodzake lijkheid van de uitbreiding der staatszorg op dit gebied in het algemeen door weinigen wordt betwist maar zij laten er te recht op volgen „Het is niet voldoende te weten dat voorziening noodig is en dat onze wetten ook in dit opzicht onvolledig en gebrekkig zijn, om tot een goede regeling te komen is het evenzeer noodig na te gaan aan welke gevaren de werkl eden in de verschillende takken van nijverheid het meest blootstaan, welke voorzorgsmaatregelen thans reeds vrijwillig wor den genomen en in hoeverre de klacht over hoogst ge brekkige inrichting der fabriekslokalen gegrond isin hoeverre ook door gemeentelijke verordening kan mee gewerkt worden om een beteren toestand in het leven te roepen welke wettelijke voorschriften uit technisch, hygiënisch en zedelijk oogpunt aanbeveling verdienen wat noodig is voor het uitoefenen van voldoend toezicht, en eindel.jkhoe ver men met dit prseventieve toezicht kan gaan zonder de industrie te veel te belemmeren." Het voorstel tot het houden van dit onderzoek is door kamerleden van de verschillende politieke richtin gen gedaan en heeft dus alle kans van te worden aan genomen. De bevoegdheid van den staat om tusschen beide te komen indien werkelijk het algemeen volks belang het eisehtwordt door hen te recht erkend en zal vermoedelijk ook wel door zeer weinigen worden betwist. Komen menschonteerendo toestanden voor de staat zou het niet mogen dulden. Wordt een deel des volks door overmatigen arbeid en gebrek aan rust lichamelijk uitgeput en zedelijk verwilderd, veryalt het daardoor tot wanhoop of onverschilligheid, wordt daar door alle beschaving en ontwikkeling onderdrukt en gaan de hoogt, re en edelere eigenschappen van den mensch er door te gronde vervallen de werklieden door te zwaren arbeid of het verblijf in ongezonde lokalen vroegtijdig tot een toestand van hulpbehoevend heid de staat zou in zijn eigen belang geeu onver schillig toeschouwer mogen blijven maar zich ernstig moeten afvragen wat hij tot verbetering van den toe stand zou kunnen doen. Neon onbevoegd om zich met deze zaken te bemoeien is do staat niet; het is alleen de vraagof zijn bemoeiing noodig en nuttig zou zijn. Om dit voor ons land te kunnen beoordeelen, ontbreekt ons voldoende kennis van den toestand, en die kennis zou door het ingestelde onderzoek verkregen kunnen worden. De doctor beantwoordde de tweede vraag 't eerst. „Hoe hij daartoe gekomen is? In een oogenblik vau goede luim. Hij had u dikwijls gezien dikwijls van uwen trots gehoord en zoo bekroop hem de lust zich eens op uwe kosten te vermaken en de geldkoning zal 't zich moeten laten welgevallen." Goldbaum maakte eene krachtige beweging met de hand „Dat zal ik niet Kalm onderrichtte Eeinwald hem „Slechts bij r e- geerende vorsten zou het majesteitschennis zijn. Door geweld kunt gij de verspreiding van het blad niet weren. Misschien is er een andere wegals gy mijn raad niet versmaadt." „Zal ik misschien", sprak de ander knarsetandend, „het sujet moeten vragen, mij niet te compromitteeren?" Bedaard als te voren vervolgde de dokter „Gij vreest dus wel de werking op het publiek P Een verzoek aan den schilder zou ik u niet aanraden het zou waar schijnlijk niets geven en voor u eene vernedering zijn." Dit slot deed den bankier eenig vertrouwen krijgen in den ongenoodigden bezoeker. „Waarin bestaat uw raad vroeg hij. „Ik moet vooruit zeggen", verklaarde Eeinwald, „dat volstrekt geen lieLe tot den naaste my hiertoe drijft. Als ik u voor onaangenaamheden wil vrijwaren, geschiedt dit alleen ter wille uwer bekoorlijke dochters, aan wie ik gaarne verdriet en kommer besparen wil. Vooral mejuffrouw Elvira verdientdat haar vader daarvoor bewaard wordtzij is eene jonge dame met zeer aan trekkelijke eigenschappen." Goldbaum fronste het voorhoofd, alsof de burgerheer reeds eene vermetelheid begaan hadaantrekkelijke eigenschappen in een adellijke jonge dame te ontdekken; kortaf vroeg hij„Wat moet ik doen „Om de uitgave der caricatuur te voorbomen mijn heer v. Goldbaum, schijnt mij het volgende middel het eenvoudigstewat gij in overvloed hebt, daaraan heeft onze schilder gebreknamelijk aan geld." „Dat denk ik wel I" viel Goldbaum uit. „En gy

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 1