Een nieuw boek. Set aantal leden der 2e Kamer wordt gesteld »p 100voor liet Patriotisme te Alkmaar 1781—1791 door C. W. BRUINVIS. Te Kolhorn worden vele kinderen door croup aangetast, veelal nn van di| hteritia hersteld te rijn. Aan eerstgenoemde ziekte is reeds menig kind overleden. Te Barsingerhorn is eene bulp-brievenbus vun het westeinde naar het oosteinde verplaatst, waarover de be woners van het westeinde ontevreden zijn, te meer daar de bus indertijd door hen op eigen kosten geplaatst was. Zy hopen, dat aldaar weder spoedig een bus zal wor den geplaatst. Op de door de provincie Noordbrabant uitge schreven 3% pet. geldleening, groot f 50.000 is voor f 113000 ingeschreven. In aandeelen van f 500 zijn gegund 6 a 100 11 a 99 en 83 a 98TYr pet. Te Breda is binnengebracht een aan verstands verbijstering lydende jongen, van wien men vermoedt, dat bij niet onschuldig is aan de verschillende branden, in den laatsten tyd te Oudenbosch gewoed hebbende, daar men hem bij eiken brand heeft zien rondloopen. Op eene te Gulpen in Limburg door graaf d'An- sembourg gehouden jachtparty zijn gedood 260 konijnen, 63 hazen 1 vos en 6 fazanten. Van de 5 reebokken, die zich vertoondenkon men er geen onder schot krijgen. STATEN-GENERAAL. Tweede Earner. Zitting van den 25. Het wetsontwerp tot vereeniging der gemeenten Ubach over Worms en Rimburg werd bestreden door den heer Smeenge, die de daartegen aangevoerde bezwaren niet overdreven achtte, zooals de minister beweerd had en tegen zou stemmenomdat de noodzakelijkheid der vereeniging niet gebleken was de gelde lijke voordeelen voor Rimburg niet groot zouden zijn beide gemeenten de vereeniging niet wensebten en er vrees bestond, dat de eendracht te Ubach zou worden verstoord. De heer Clercx en de minister vanbinnenl. zaken verdedigden het ontwerp. Rimburg, dat slechts 250 inwoners en 14 kiezers telt, is zeer arm; op eene begrooting van f 1662 wordt meer dan t 1000 aan subsidie gegeven. Als er een arme krankzinnige te Rimburg komtis de be grooting door de onderhoudskosten geheel uitgeput. Door de vereeniging dezer gemeenten werden kosten bespaard en werd het beheer vergemakkelijkt. Nadat de heer Smeenge o. a. geantwoord haddat de besparing niet zoo groot zou zijn staakten de stemmen over het ontwerp, 25 tegen 25. Het wetsontwerp tot toekenning van een renteloos voorschot aan de directie van het entrepotdok te Amsterdam werd be streden door den heer Gildemeester, die het weinige gebruik dat van deze inrichting gemaakt wordt, toeschreef aan de slechte ligging, den onvoldoenden toegang en vaartgeul. Hij betreurde het niet hooren der Kamer van Koophandel te Am sterdam en wees op de aangewend wordende pogingen om een particulier entrepot-dok op te richten. Ook de heer Hartogh bestreed het ontwerp. De inrichting voldeed niet aan de eischen des tijds. Het gebouw geleek meer op een hofje dan op een entrepotdok. Jaar op jaar bracht het minder op en nu wilde men f 160,000 gaan leenen om dat oude hofje op te bouwen. Er bestond geen reden voor wederopbouw der afge brande pakhuizen. Hij zou liever de aflossing zien der 4 pet. leening van f 2,945,000. Verder bestreed hij den vorm van dit ontwerp uit een juridiek oogpunt. De minister van financiën deelde in zijn antwoord o.a. mededat de ver liezen nog grooter zouden worden, zoo de pakhuizen niet herbouwd werdendat hij moest tegenspreken dat die weder opbouw eene particuliere inrichting in den weg zou staan; dat tegen de hem bekende plannen van particulieren bezwaar bestond daar de staat daardoor in zijne onmiddelijke nabijheid eenen mededinger kreegdat het entrepot afzonderlijk beheerd werd en dat dus de staat daaraan wel een voorschot kon geven. Nadat de heer Beaufort verklaard had voor te zullen stemmende heer Gleichman zich aangesloten had bij de be zwaren van de heeren Gildemeester en Hartoghdie ze nader tegenover den minister toegelicht hadden en de minister ten slotte nog het woord gevoerd hadwerd het ontwerp ver worpen met 32 tegen 22 stemmen. Na aanneming van eenige administratieve wetsontwerpen werd het voorstel der heeren Schimmelpenninck van der Oije Kielstra en Rooseboom tot wijziging van eenige artikelen in de crimineele wetboeken voor het krijgsvolk te lande en te water betreffende desertie in tijd van vrede zonder beraadsla ging met algemeene stemmen aangenomen. Den 29 half twee behandeling der staatsbegrooting voor 1887. Aan de door de regeering ingediende gewijzigde voorstellen betreffende de grondwetsherziening wordt het volgende ontleend, Art. 76 der grondwet te vervangen door het volgende artikel De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenentevens Nederlandersdie de door de kieswet te stellen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand bezitten en den door die wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie-en-twintig jaar mag zijnhebben bereikt. Yan de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij wien dat recht bij rechterlijke uitspraak is ontzegdzijdie in gevangenschap of hechtenis zijnzijdie bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren; zij, die in het burgerlijke jaarvoorafgaande aan de vaststelling der kiezerslijsten, van eene instelling van weldadigheid onderstand hebben genoten en, voor zoover de kieswethetzij zeker bedrag van den aanslag in eene of meer Rijks directe belastingen, hetzij het bezit van een of meer grondslagen van zoodanigen aanslag als vereischte van kiesbe voegdheid steltzij die hun aanslag in die belasting of be lastingen niet hebben voldaan. Bij de additioneele artikelen is nit overwegingdat de voor- loopige regeling van het kiesrecht geschikt behoort te zijn voor onverwijlde toepassing en dat in de gegeven omstandigheiden eene ruime uitbreiding van het kiesrecht voor de 2e Kamer, welke gedurende eenigen tijd van kracht kan blijven, wenschelijk moet werden geachtbepaalddat dit kiesrecht moet toegekend worden aan hen, die ter zake van de bewoning van een huis of een deel daarvan in de personeele belasting ten volle zijn aangeslagen, mits de aanslag in die belasting over het laatst- verloopen dienstjaar voldaan is en in het laatstverloopen burger lijke jaar geene bedeeling door hen ontvangen is. Nevens deze personen is ten gerieve van hendie niet in de personeele be lasting zijn aangeslagenomdat zij geene hoofden van huisge zinnen zijneen gelijk recht toegekend aan hendie tot een bedrag van ten minste f 12 in de grondbelasting zijn aan geslagen, onder dezelfde voorwaarden als voor de aangeslagenen in het personeel worden gesteld. Natuurlijk komt deze bepaling ook ten goede aan eenige personenwel in de personeele be lasting aangeslagenmaar slechts voor I of van het volle bedrag voor de eerste drie grondslagen, edoch zich door over leg en spaarzaamheid een onroerend goed, van hetwelk 12 of meer grondbelasting verschuldigd is, hebben weten te ver werven. Over het dienstjaar 1884/5 waren 368380 personen in het personeel aangeslagen, waarven 16290 hunnen aanslag niet be taalden. Het getal kiezers naar dezen grondslag wordt geraamd op 300.000. Thans bedraagt het aantal kiezers voor den raad 222125 en voor de 2e Kamer 136234. de verkiezing waarvan het rijk verdeeld wordt in enkelvoudige districten van gemiddeld 43360 zielen, behoudens uitzonderingen voor de gemeenten met meer dan 45000 zielenvoor welke meervoudige districten zijn gevormd. Het aantal leden der te Kamer wordt op 50 gebracht. Groningen en Utrecht vaar digen 2, Amsterdam 9, Rotterdam 5 en 's Gravenb age 3 leden naar de 2e Kamer af. Ln Noordholland worden behalve Am sterdam, de volgende hoofd-kiesdistrioten gevormd: Hilversum, HoornEnkhuizen AlkmaarHelder HaarlemBeverwijk Zaandam en Haarlemmermeer. AlkmaarHerms. Coster Zoon 1886. „Ik durf niet kikken Zonder raad van den Dikken Dus ben ik gedwongen Om te blijven een jongen. Zoo ik mij niet ga vergissen Zou men zoo'n Stadhouder kunnen missen." Deze versregelen welke een eeuw geleden aan prins Willem V in den mond gelegd werden, verplaatsen ons te midden van de twisten tnsschen patriotten en prins- gezinden. De Dikke stelt den hertog van Brunswyk Wolfenbuttel voor, gewezen voogd van den minderja rigen stadhouder, welke laatste echter, meerderjarig geworden wegens gebrek aan karaktervastheid maar al te gretig met een oor naar zijn mentor bleef luisteren, terwijl het andere geopend bleef voor de raadgevingen zijner kloeke gemalin Wilhelmina van Pruisen. Stad houder Willem Y beleefde een moeilijken tijd de ge schillen die van de tijden van Maurits en Oldenbarne- velt af onze republiek geteisterd hadden namen in dit tijdvak een des te gevaarlijker karakter aan naarmate 's lands toestand in een met Engeland ontstanen oor log (1780) benarder werd en men aan de regeering in dezen wegens gebrek aan beleid als anderszins de nadeelen van den kryg verweet. Vele en hoogst belangrijk zijn de gebeurtenissen van dezen veel be- bewogen tijd maar eene nadere beschrijving dier on lusten, voorondersteld ai dat zij aan sommigen gewenscht warezou dit bestek te buiten gaan slechts zy her innerd dat na het jaar 1784toen de oorlog met Engeland eindigde, de partijschappen steeds in hevigheid toenamen. De Staten van Holland, naijverig op de macht des Erfstadhoudersbeperkten zijn gezag op allerlei wijzen totdat deze eindelijk gramstorig 's Gra- veuhage verliet en zyne woonplaats eerst op het Loo later te Nijmegen vestigde. Daar na in vele streken van onze republiek exercitiegenootschappen of vrycorpsen waren opgericht, quasi tot 's lands verdediging, maar van een zeer auti-stadhouderlijk karakternam de Prinsesdie bovendien in haar met politieke bedoe- lmgen ondernomen reisplan naar Den Haag door de Commissie van Defensie belemmerd was, beleedigd hare toevlucht tot haren broederden regeerenden Koning van Pruisen. En toen de „eclatante satisfactie" door dezen geëischt niet gegeven werdrukte een leger van 20.000 Pruisen ons land binnen en deed in een ommezien de prinsgezinden het verloren terrein her winnen. Vela patriotten verlieten het land en wachtteD op een ommekeer te hunnen gunstewelke zich dan ook voordeed in 1795, toen een fransch leger, door de patriotten ingeroepen, den stadhouder tot vertrek naar Eugeland noopte en het derde Stadhouderlooze tijd vak opende meer bekend onder den naam van Ba- taafsche Republiek. Met vreugde nu begroeten wij ieder nieuw werk dat meer licht verspreidt in den doolhof dezer wel noodlottige maar leerrijke jaren onzer geschiedenis. Het werk van boveagemelden titel is verdeeld in de vol gende vijf afdeelingenHet Voorspel, de Resolutie het Volk gewapend en aan het roer, het Oude hersteld, de Prinslui aan bet roer. Het voorspel valtom zoo te zeggen met de dear ia huisen handelt terstond over de geschillen hier ter stede tusschen militairen en vroedschap ontstaan in 1780 en 1781, toen Alkmaar het koofdkwartier werd der troepen die bij het begin van den Engelschen oorlog de Noordhollandscbe kusten moesten beveiligen. De burgemeesters Paludanus en van der Mieden, door het grootste deel der vroedschap gesteund betoonden zich de levendigste voorstanders der stedelijke zelfstan digheid terwijl Ras en Binkhorst de warmste woord voerders in 's Prinsen belang waren. Ook gedroeg zich de Alkmaarsche vroedschap bijzonder vijandig jegens den hertog van Brunswijk en ondersteunde het voorstel Leiden ter Statenvergadering van Holland om aan den Prins opening van zaken te vragen terwijl „de ware oorzaak der onbeschrijfelijke traagheid" in den gevoerden oorlog „kwalijk anders dan als opzettelijk kon worden aangemerkt." Het hoofdstuk De Resolutie behandelt in het breede, met al het voor en tegen en met groote objectiviteit, het belangrijke besluit onzer vroedschap om voortaan bij benoemingen tot stedelijk ambten niet meer te leiten op de gewone recommandation van Zyne Hoog heid van welk besluit aan den Prins zeiven kennis gegeven werd. De Prins beklaagde zich bij de Staten; dezen verzochten wederom om advies aan de Alkmaar sche Stadsregeering welke schriftelijke hulp inriep van den kundigen Mr. Pieter Paulus, en later, met goed vinden van dezenvan den Leidschen rechtsgeleerde Mr. Johan Luzac. Voordat de zaak afgeloopen was, hakten de binnentrekkende Pruisen den knoop hier als elders door. De lezing der hier behandelde moeilijk heden waarbij het op eene kwestie van rechten aan komt hoedanige toenmaals op vele plaatsen in ons land gerezen wasisals onzen geheelen staat be treffende zeer interessant. „Na den stadhouder uit het veld te hebben geslagen, sidderden de regenten voor het Souvereine volk" schrijft Groen van Prinsterer. Ook hier viel iets te vreezen, gelijk wij lezen in het derde hoofdstuk. Het duurde oiet lang na de opening der vrijwillige wapenoefeningen hier ter plaatse of het bleek dat aehter de bedrijvigheid der schutterij meeretak dan ijver voor's Lands verdedi ging, daar de oefeningen ook na den vrede met Enge land met onverminderde ambitie werden voortgezet. Door toedoen van Van Panders verrees hier het Pa triottisch Gelzelschap dat zich o.a. ten doel stelde zoowel den stadhouder als den aristocratischen regenten de handen te binden en de burgerij zelve tot de hoog ste macht te roepenalles overeenkomstig de toen overal in ons land verkondigde denkbeelden omtrent de volkssouvereiniteit. Een verzoekschrift in dezen geest aan de stadsregeering opgesteld vond bij de re genten geen bijzonder goed onthaal. Van weerszijden werden eindelijk commissiën benoemd die zoo lang en zoo veel te delibereeren hadden dat ook hier, juist toen de kansen het schoonst stonden voor de vrijheid lievende patriottende pruisisehe interventie alle nieuwigheden voorloopig van de agenda schrapte. De beide volgende hoofdstukken schilderen ons het herstel der oude toestanden en het bewind der prins gezinden. Verkwikkelijk is deze lectuur niet, maar leerzaam in de hoogste mate. Zoet zyn was overal het wachtwoordwie het niet verstondkon afmar- scheeren. De heftigste ijveraars voor het patriotisme werden, zy het dan ook met behoud hunner eer, van hunne ambten ontzet, en het dragen van oranje werd overalook hierbevolen in stede van verboden, ge lijk vroeger geschied was. Indien Alkmaar niet toe gegeven had zou het voor het binnenrukken der Prui sen waarmede dikwijls gedreigd werd niet gespaard gebleven zijn. Deze laatste hoofdstukken geven ons de uitvoerige schildering van de „groote schoonmaak" en van de talrijke rustverstoringen waarbij altijd de prins gezinden in het gelijk werden gesteld. Binkh'orst en de zijnen triomfeerden. Men leze dit alles in het le zenswaardige boek, waarvan hier natuurlyk nog te weinig gezegd is om zelfs den naam van résumé te verdienen. De heer Bruinvis heeft een loffelyk werk verricht. Het is waarwij missen ongaarne in dit werk eene historische inleiding welke velen wellicht welkom waremaar de schryver zou kunnen zeggen dat elke belangstellende deze er zelf bij kan maken door het raadplegen zijner memorie of, zoo noodig door korte nalezing in het een of andere handboek. Het boek geeft, wat de titel belooft, met groote nauwgezetheid en allen schijn van waarheidsliefde. Ook de oranje mannen krijgen op hun tijd het woord al ziet de schrijver zich genoopt te erkennen dat de kundigste mannen in het leger der patriotten te vinden waren. Het werk aan eene strenge critiek onderwerpen zou alleen hij kunnen die met even groote zorg den tijd- roovenden arbeid op zich namte bestudeeren alles wat de schrijver erop nagelezen heeften dit is heel watgetuige de juiste uiteenzetting en opeenvolging der feiten in zijn boek, de talrijke aangehaalde bronnen en de opsporing van vele de nieuwsgierigheid bevredi gende levensbijzonderheden van de personen die hier eene rol hebben gespeeld. Door dit laatste verkrijgt het werk vooral voor Alkmaarders en voor de afstam melingen van voormalige inwoners onzer stad eene buitengewone aantrekkelykheid. Terecht zegt de schry ver, dat de geschiedenis des Lands gekend en opge bouwd moet worden uit die zyuer deelen by levert een deelwat direct uit de bronnen geput isde verschijning van ieder op deze wijze geboren werk moeten wy toejuichen. Eene mogelyk te groote uit voerigheid voor hen die zich liever met het geheel bezig houden, verontschuldigt de schryver hiermede dat „de bewoner van het deel ook prijs stelt op kleine bijzonderheden en herinneringen die voor hem in de eerste plaats wetenswaardig en begrijpelijk zijn." Het is zoo er zijn oogenschynlijk nietige dingen bij al de onhebbelijkheden der twisten van dien tijd maar het is niet de schuld des schrijvers, wanneer hier geen aan slag op Duitsche afgevaardigden plaats kon grijpen gelijk in 1786 in 's Gravenhage gebeurdewanneer niet hier de prinses is aangehouden enz. Hij leert ons echter dat en hoe Alkmaar een levendig aandeel aan de patriottische bewegingen van dit tijdvak heeft genomen en hoe het daarvan dan ook later de onaangename gevolgen niet ontging. Men kan het slechts betreu ren datofschoon een paar malen op het jaar 1795 wordt gezinspeeldde ommekeer van zaken in dit en volgende jaren niet beschreven wordt. De auteur heeft zich evenwel deze beschrijvingalthans hier niet ten doel gesteld misschien staat ons dit nog te wachten en wij willen het hopen, al heeft ook volgens den schrij ver Alkmaar zich in dat latere tijdperk niet zoo op den voorgrond gesteld als in het beschrevene. In elk geval weuschen wij schryver en uitgever veel succes toe op hun werk opdat beiden zich aangemoedigd zien om op eene wyze als bier geschied is, nog meer deeleu te leveren tot samenstelling van het groote geheel. Bij tweede lezing van het boek stijgen vele schijn bare kleinigheden in aanzien er komt meer teekening in en men leert inzien, dat b. v. b. kibbelarijen (over stoutigheden van krygsvolk enz.), hoedanige men slechta in detailschilderingen van de lotgevallen eener stad in een kort tijdvak kan aantreffen, van zeer veel gewicht kunnen zijn. Moge voorts al niet ieder eene eveu schitterende of loffelijke rol hebben vervuld in dit tijd perk, er moet toch tot eiken prijsnaar ons gevoelen, historische waarheid worden verkregen. En de heer B. geeft zehy zegt zelf hierover ,,'t Moge niemand deren als wy soms gewagen van zijn grootvader of oudoom die een politiek stokpaardje bereden heeft er liggen 100 jaren tusschen het toen en thans tijds genoeg om eene doling (want van boos opzet hebben wij bij de hoofdpersonen die wij ten tooneele zullen voeren niet te vermelden) met een glimlach te beje genen." Eindelijk zij gezegd dat de indeeling van het boek in de vijf hoofdstukken met uitvoerige inhoudsopgave de lezing en een uitvoerig naamregister de bruikbaar heid op den duur zeer verhoogen. Daar eveneens het uiterlijk niets te weuschen overlaatmoet gezegd wor«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 6