4 I G; N lij' I r g te A e T e ti I ti v li 1 cN m 1 Tweede Kamer. i De heer Moolenburgh sluit zioh bij dit bezwaar aan. De wetgevende macht kan wel vaststellenwelke gemeenten in de uitzondering zullen vallen, maar niet voorschrijven de be lasting of de boeveelheid er van. Hij kan echter niet meegaan om daarom tegen te stemmen. Het zou tot desorganisatie in die gemeenten leiden. De minister van binnenlandsche zaken wyst er opdat art. 255 der gemeentewet in 1865 gewijzigd is. In 1852 was er geene sprake van heffing op voorwerpen van ver bruik. De uitdrukking van minister Thorbecke in 1852 kon dus niet slaan op accijnsenmaar alleen op wik- en weeg- loonen. Thorbecke heeft wel gezegd, dat alleen de naam der gemeenten in de uitzonderingswetten zou worden genoemd maar dit staat niet in de gemeentewet. En hij zelf heeft in 1865 de eerste uitzonderingswetten juist voorgedragen in den tegenwoordigen vorm. Hij wijst voorts op de gewoonte. Meer malen zijn ontwerpen gewijzigd, o. a. is in 1881 dat voor "Vlissingen geamendeerd Wat Veere betreft, is overigens de wijziging aangebracht door de regeering zelve, terwijl bovendien het recht van amendement onverkort moet blijven. Het grond wettig bezwaar is onjuist. Deze ontwerpen strekken niet tot uitvoering van art. 141, le lid, maar van art. 142, 2e lid, der grondwet: »de wet geeft algemeene regels ten aanzien der plaatselijke belastingen." In die bevoegdheid om algemeene regelen te stellen ligt buiten twijfel de bevoegdheid om uit zonderingen te maken. Bij verwerping zouden de gemeenten zeer gedupeerd zijn. Bij aanneming moeten zij van voren af aan de belastingen nog eens gaan vaststellen Hare zelfstan digheid wordt dus niet aangetast. Deze belastingen worden niet geheven volgens deze ontwerpenmaar deze ontwerpen machtigen slechts den Koning, hare eventueele heffing door de gpmeenten goed te keuren. De bevoegdheid van de ge- meer .ebesturen en die van den Koning blijven geheel onaan- get' jt. Je heer van Akerlaken blijft zijne bezwaren volhouden. De heer ening Meinesz bestrijdt hem. Volgens den heer van Akerlaken zou deze de ongrondwettigheid van art. 255 der gemeentewet moeten hebben betoogen. Zoover gaat hij echter niet. Overigens wijst spreker er opdat een ont werp, dat alleen den naam bevatte der plaats en geene grenzen stelde voor de heffing van plaatselijke accijnsenzeker met algemeene stemmen zou worden verworpen. Waarom hebben de Staten-Generaal geene vrijheid die grenzen te wijzigen De minister zal na de logische redeneering van den heer Vening Meinesz alleen nog opmerkendat niet de ge meenten de uitzonderingswetten voordragen, maar eene uitzon deringswet aan de regeering verzoekenwaarna de regeering eene wet voorsteltwaardoor zij meentdat aan de be hoeften der gemeenten wordt te gemoet gekomen. Deze handeling is volkomen grondwettig. De heer van Akerlaken kan zich niet vereenigen met de uitleggingdoor den minister aan de wet gegevenen zal tegen het ontwerp blijven stemmen. Het ontwerp voor Veere wordt aangenomen met 30 tegen 2 stemmen van de heeren van Akerlaken en Fransen v. d. Putte. Bij de uitzonderingswet voor Alkmaar betoogt de heer van der Breggen, dat de bedoeling van den maker der ge meentewet nooit kan geweest zijndie uitzonderingswetten nu reeds 35 jarenvoor Alkmaar en de drie andere steden in Noordholland te bestendigen. Uit de wet blijkt, dat het de bedoeling is geweestde uitzonderingen geleidelijk te doen verdwijnen. Voorts wijst hij op het drukkende der wik- en weegloonen voor den kleinen boerdie gerekend kan worden aan wik- en weegloon of anders aan inarktgeld4 pet. van zijn inkomen te betalen. Hij zal niet meegaan om deze uit zonderingswetten te bestendigen en tegen stemmen. De heer van Tienhoven vraagt, of de boeren om Delft en andere Zuidhollandsche plaatsen in zooveel beteren toestand verkeerendan die om Alkmaar en Hoorn. Hy hecht in dit opzicht niet zooveel aan de statistieke cijfers als de vorige spreker. De heer Vening Meinesz zegt, dat, daar men vrij is in het gebruik maken van de Waag, de Wetgevende Macht in dezen niet tusschen beide behoort te komen. De minister merxt den heer van der Breggen opdat zijne berekening niet juist is en dat Alkmaar voor den handel meer uitgeeftdan de opbrengst der wik- en weegloonen. Hy geeft toe, dat 21) niet 35 jaren een geheele tijd is, dat de uitzonderingswetten voor die gemeenten gegolden hebben. Maar de duur der uitzonderingen is in de Tweede Kamer voor de vier gemeenten in Noordholland reeds verkort en de be doeling is, daarmee voort te gaan. De heer van der Breggen antwoordt op de vraagof de landbouwers om Delft en andere Zuid-Hollandsche gemeenten in zooveel beteren toestand zijn, dat hij dit niet gelooft, doch deze vraag doet in dezen ook eigenlijk niets af. Dat het ge bruikmaken van de Waag geheel vrijwillig is, kan hij niet toegeven want er is geene andere gelegenheid voor de boeren om hunne waren ter markt te brengen. Feitelyk zijn zij ver plicht daarvan gebruik te maken. Dat Alkmaar veel voor den handel uitgeefthavens en kaden laat verbeteren enz., is waar, maar hij acht het zeer onbillyk dat alleen de boeren, die kaas laten wegen dit betalen moeten. Na replieken van de heeren Vening Meinesz en van Tien en gij zijt de laatste van uw geslacht?" vroeg mevrouw Meier getroffen. „Jamevrouw met mij sterft het huis uit „Hoe treurig zuchtte zij. „Ja", vervolgde ik „bij mijn graf wordt het oude wapenschild verbroken; het zwaard mijner vaderen daalt met mij er in en de roem hunner daden leeft slechts nog in de jaarboeken der geschiedenis voort." Mevrouw Meier was bijna op het punt in snikken uit te barsten; daarom voegde ik er vertroostend bij „Ten minste mevrouw a s ik geen paar zonen nalaat." Als de goeds vrouw eens wistdat ik volstrekt niet zoo aristocratisch gezind ben en dat het mijn hoogBte eerzucht isniet m'n naam in de kronieken der veld slagen en in de stamboomen van andere doorluchtige huizen te lezen maar eens in een algemeen woorden boek der samenleving of encyclopaedic, de volgende paragraaf te kunnen o; slaan „Kitterglas, Emii Vrijheer Von philosoof, geboren 15 October 1849, schrijver van het uitgebreide werk „Theorie der Schakels en Ketens", hetwelk den grond legde voor een nieuwe schoolvoor biographie en literatuur z eJohannes Scherr Kritiek der nieuwste philosophie' L. Büchner„Voorlezingen over het Eitlerglasisme Leipzig 1885 enz. „Wat breng je Bohuslav F" „De post, m'nheer de luit'nt." „Juisthet is de post. Dat is altijd een aangenaam ooizenblik vooral als er veel is. Laat ik eens ziende jouranten „Geïllustreerde Leipziger Schaarschmidt's Philosophische Maandberichten GartenlaubeLand- louwcourant 1" Bod ware schat 1 Eu nu de brieven leze is inderdaad van mijn kleermakerdie van mijne tante, die ik op haar verjaardag gelubgewenscht had, beide niet zeer belangrijk. En dit pakket O verras- ejng van Gottlieb Müller's advertentie-bureau allemaal brieveneentweedrie zeven en twintig 1 Alle met het motto„Cela n'eDgage h. rien." boven betoogt de heer de Bruyn, dat men in de praktijk niet vry is, om al dan niet van de Waag te Alkmaar gebruik te maken. De stempel der Waag verhoogt de waarde van het product, doch dan is het ook billijk, dat men daarvoor betale. Daarna volgt de reeds den 11 gemelde aanneming. Vervolg van de behandeling der be grooting voor binnen 1. zaken. Bij de 2 afd. provinciale besturen werd door den heer Bee- laerts van Blokland gewezen op het groote verschil tusschen de verschillende provinciën omtrent de verleende en ingetrokken vergunningen krachtens de drankwet. In Noordbrabant was het aantal vergunniugen vermeerderd met 192 en in Zuidholland met 445, daarentegen in Limburg verminderd met 321 en in Noordholland met 257. Zoo onderscheidden zich Utrecht en Friesland ook gunstig van Zeeland en Groningen. De oorzaak hiervan ligt in art. 2. Te Amsterdam werden 2 nieuwe ver gunningen verleend en 321 ingetrokken, te's Gravenhage daar entegen 16 ingetrokken en 142 verleend. Hierin wenschte hij ver andering en wel door gelijkmatiger toepassing der wet. De minister verklaarde aan deze zaak zijne aandacht, te zullen wijden. Wij ziging der drankwet zou hij na de verschillende wijzigingen overigens ongaarne voorstellen. Bij de onderatdeeling Armwezen herhaalde de heer Mackay de klacht over de niet behoorlijke regeling der verpleging van de landloopersdie niet naar eene rijkswerkinrichting worden overgebracht. Wat moet er met die lieden gebeuren? De re geering zegt: zij komen ten laste der gemeente, waar zij waren of zijn. Hij wijst op de hieruit voortvloeiende moeielijkheden. De minister verdedigt het regeeringsantwoordde regee ring kan niet dan bij zeer hooge uitzondering tusschen beide komen. Hij wil gaarne de zaak met zijnen ambtgenoot voor justitie overwegen, maar eene nieuwe novelle van het strafwet boek is niet te verwachten, De beer Mackay wildedat de regeering voor hen zorgen zouomdat zij nergens armlastig waren. Bij de 4 afdeeling medische politie') werd door den minister o.a. toegezegd eene spoedige regeling der begrafenisfondsen. De indiening was vertraagddoor dat ieder der 3 leden van de com missie voor het voorstellen van wettelijke voorziening omtrent de levensverzekeringen tot eene volstrekt tegenstrijdige slotsom was gekomen. Bij art. 67 (toelagen aan geneeskundigen en vroedvrouwen) stelde de heer Mackay vermindering met de helft f 3000, voor en thans alleen toelagen te verleenen voor de vroedvrouwen. Het amendementwaarvan de behandeling den 10 werd voortgezet, werd verworpen met 43 tegen 26 en de post goed gekeurd met 48 tegen 21 stemmeu. Uit de tot ondersteuning van het regeeringsvoorstel gedane mededeelingen bleek o. a., dat in Limburg is één geneesheer op 6000in Overijsel 1 op 4000in Drente 1 op 3800 zielen. De gunstigste verhouding is 1 op 1789 In 466 gemeenten zijn volstrekt geene geneeskundigenin 382 noch geneeskundige, noch verloskundige hulp. De heer Mackay merkte o. a. op, dat uit bet sterkieeijfer blijkt, dat juist in die provinciën, waar de minste geneesheeren zijnhet gemiddelde sterftecijfer het laagst is. Bij de afdeeling Hooger onderwijs drongen de heeren Z a a ij e r en Vermeulen sterk aan op inkrimping van de leervakken, vooral by de gymnasia. De heer de Beaufort bestreed den aandrang om liet Griekseh te doen verdwijnen als verplicht examen-vak. Wilde men enkele vakken laten vallen, dan wilde hij liever stereometrie en logarithmen van het program laten verdwijnen. Ook de heer de Geer kwam tegen het weglaten van het griekseh op. De fout, wat de gymnasia betreft, ligt aan de wet op het hooger onderwijs. Hy vroeg, of het niet mogelijk zou zijn als eisch tot toelating op de gymnasia kennis der moderne talen te stellen. tiet inmiddels ingekomen wetsontwerp omtrent de tijdelijke schor sing van het uitvoerrecht van suiker en wel gedurende 2 jaren ingaande 1 Juni 1887, is wegens zijn spoedeischend karakter dade lijk in de atdeelingen onderzocht. De heer A. Mackay drong er op aan, dat de voor genees kundige bestemde studenten beter voorbereid ter universiteit kwamen. Hij betreurt bet, dat de toegang tot de academiën is gesloten voor de jongelui der hoogere burgerscholen. Hij wenscht ook inkrimping der wiskunstige leervakken aan de gymnasiaer hterscht echter veel overdrijving bij de klachten over overlading. Bij het eindexamen zijn de eischen niet te streng. Waarom gebruikt men niet het ochtenduur van 8 tot 9 voor het onderwijs? De minister van binnenlandsche zaken meent, dat het zeer onvoorzichtig zijnerzijds zou zijnthans bepaalde wijzigingen te beioven. Reeds is aanhangig eene herziening der wet van 1878 betreffende de geneeskundige studiën. An derzijds wordt omtrent de zaak van de eindexamens der gymnasia en hoogere burgerscholen met den betrokken inspecteur voort durend overlegd. Wat overlading betreft, hij kent geene slachtoffers er van. Wat het onderwijs aan de hoogere burgerscholen betreft, de statistiek van dr. de Loos bewijstdat het onderwijs daar zoo slecht niet heeft gewerkt. ra—bpbbm—iHtancan—agaaaBaMMncaa Leef voorloopig wel, philosophie! Ik heb weikelijk geen tijd meer om te werken. Nu stort ik mij in den leesvloed. Yan al de zeven en twintig brieven heeft er slechts één indruk op my gemaakt en ik schrijf den inhoud ervan hier in mijn aanteekeningboebjeomdat er van schakels en ketens in gesproken wordt. In elegant amerikaansch schriftsteekt deze brief gunstig af bij zijne kameraden; meest alle met spelfouten, hanepooten en zonder inhoud. „Ter zijde van den stoffigen eentonigen levensweg", zoo luidt hij„die voor en achter mij ligtzie ik een geheimzinnig paddat wie weetwaarbeen voert misschien naar afgrondenmisschien naar rozen tui nen hoe zal men 't beslissendaar de wegwijzer toeval beet en de schakels van het toeval tot ia 't oneindige voeren. Op dit pad doe ik een stap misschien twee - ver zal ik mij er zeker niet op wagen, maar het heeft een eigenaardige bekoorlijkheid, zooals alles wat niet gewoon is, wat men niet bepalen kan en daarenboven zijn wij dit vooraf reeds eens Cela n'engage a rien. Wat de bekoorlijkheid van dezen stap verhoogt, is, dat ik het gevoel van een gevangene hebdie op eens zijne ketens afwerpt en vrij rondloopt; want ik word overal door tallooze ketens van fatsoen opvoeding en stand vastgehouden. Ik ben niet vry in niet ééne beteekenis van het woorden daarom verheug ik mij dubbel over dit uitstapje. Ik ben ook niet gelukkig. Toch wil ik hier niets van mijn levens geschiedenis mededeelen. Terwijl ik dezen stap waag hul ik my tevens in een sluier. De ontvanger van deze regelen zal dus heden niet en misschien nooit vernemenwie de schrijfster ia. Het zal slechts eene vluchtige ontmoeting tusschen twee zielen zyn. Uit het antwoord op dezen brief zal ik overigens eerBt zien, Wat de gymnasiale lesuren betreft, zoo erkent hij, dat 32 uren te veel en 28 uren voldoende zouden zijn. De vraag over de vormende kracht van mathema tjek of grammatiek is een oude vraag. Hij zou meer overhelli 3n ten gunste van de grammatiek. De vraag, of het wenschelijk is voor het toelatingsexam ,en tot de gymnasia de kennis van een paar talen te eischenz al hij overwegen. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. Een amendement op art. 84 van de heeren van Wassenaer en de Beaufort, om f 1500 uit te trekken voor een conservator aan het geologisch en mineralogisch museum te Leiden wordt verworpen met 41 tegen 28 stemmen. Bij art 87 vraagt de heer M. Mackay inlichtingen omtrent de bouwplannen van het nieuwe universiteitsgebouw te Utrecht. Den 13 antwoordde de minister, dat in Juni een voor loopig ontwerp voor een nieuw gebouw was ingezondendat aangesloten zou worden aan het bestaande. Van curatoren was nog niets ontvangen. Bij art. 91 personeel der universiteit te Groningen wordt op voorstel van den heer van Houten de jaarwedde van den bibliothekaris van 800 tot f 1500 met 41 tegen 21 stemmen verhoogd ten einde een geschikt persoon te kunnen krijgen. De minister had zich niet tegen dit voorstel verzet. Bij middelbaar onderwijs waarschuwt de heer Scbaepman om eene hoogere burgerschool met Sjarigen cnrsus te Hilversum te vestigen ten gerieve van Amsterdammersdie om de hooge belastingen te ontgaan daar komen wonen. De heer van Diggelen wil de hoogere burgerschool te Heerenveen met 3jarigen cursus in eeu 5jarigen cursus veranderen. De heer van den Biesen wil de hoogere burgerscholen meer in richten tot het aanleeren van industriëele vakkenzooals in Duitschland. De jongelui leeren te weinig talen en worden niet opgeleid voor koopman en industriëel. Zij hebben bovendien te veel privaatles noodig, om overgangs-examens te kunnen afleggen. De heer van Asch van Wijck meent, dat zoo de hoogere burgerschool te Heerenveen een 5jarigen cursus mocht krijgen, Alkmaar ten minste terug gebracht moet worden tot een 3jarigpn cursus. Van 1880 tot 1885 maakten er gemiddeld 2% leerling per jaar van de 4e en 5e klasse gebruik. De heer Z a a ij e r bestreed den heer van den Biesen. De ervaring leerde niet, dat zonder privaatles geen overgangs examen door jongelui kou worden gedaan. Dat er 800 jougelui zich voor Breda, Willemsoord enz. aanmelden, pleitte niet tegen de burgerscholen. De meeste jongelui kwamen voor die plaatsen van de kostscholen. Hij wijst er op, dat de Twentsche bank b. v. wel degelijk voortdurend met succes jongelui plaatst, die eind-examen deden. De minister benept zich op de ervaring, dat de burgerscholen goede uitkomsten opleveren. De inspecteur was reeds gehoord over de hoogere burgerschool te Heerenveen en zou gehoord worden over die te Alkmaar. Te Hilversum zou geene hoogere burgerschool komen. Een voorstel van de heeren van Asch van Wijk en Ver meulen om den post 110 rijks hoogere burgerscholen met t 20000 te verminderen, om niet over te gaan tot den bouw van nieuwe lokalen voor de hoogere burgerschool te Veuloo werd verworpen met 40 tegen 27 stemmen na bestrijding door den minister die meende, dat nu de school te Veuloo gesticht was en het gebouw niet deugde het goed gemaakt moest worden. De in gezetenen hadden tevens het bewijs geleverd, dat zij het bezit der school meer op prijs stelden. Door de heeren de Meijier en van Houten werd aangedrongen op herstel van de subsidiën aan de middelbare meisjesscholen. Laatstgenoemde verlangde ook voor vrouwen voortgezet ouderwijs in de talen en n ituurwetenschappen. Hij hooptedat in 1887 eene bespreking over de wettelijke regeling van het meisjes onderwijs zou kunnen wo den gevoerd. De minister beloofde de regeling van dat onderwijs in beginsel door de regeering te laten behandelen. Bij de algemeene beraadslagingen over het lager onderwijs klaagde de heer V ermeulen over de bemoeiingen van par ticulieren bij de oprichting van bewaarscholen in Zuidholland door een provinciaal reglement, dat in geen andere provincie bestaat en hief de heer Haffmans klaagliederen aan over het uitvoeren der wet op het lager onderwijs in Limburg, waar men geen behoefte gevoelt aan onderwijzers en waar geen geld is om ze te betalen. Hij zou onderscheid wenschen te maken tusschen schole.n ten platten lande en in groote gemeenten, zoodat bij de eerste bij een gelijk aantal kinderen minder on derwijzers noodig zouden zijn dan voor de laatste. Hij beveelt dat denkbeeld m de overweging des ministers aan. Den 14 voortzetting. Ten slotte werd met 52 tegen 8 stemmen op voor stel van den Voorzitter besloten, de suikervoorstellen van de regeering en de heeren van Dedem c.s. te behandelen m» den afloop van hoofdstuk Y. Rijnspoorweg-Maatschappij. Uit het zeer uitvoerig voorloopig verslag over het wetsontwerp tot bekrach tiging eener overeenkomst met de Nederl. Rijnspoorweg-Maat schappij blijkt, dat over de opportuniteit dezer voordracht groot verschil van gevoelen heerschte. Verscheidene leden brachten hulde aan hetgeen door die maatschappij is verricht in een tijd, toen het spoorwegveikeer hier te lande nog in zijne kindsheid verkeerde tot ontwikkeling van dat verkeer ook in of ik met iemand met eene ziel te doen heb. Adres A. Z Poste restante, Weenen." De brief verrukt mij. Hij maakt den indruk op mij, als van een zwartzijden masker, waarachter vurige oogen en paarlen tanden schitteren. Uit die oogen blinkt het zeldzame licht van „geest". Mijne verbeelding is vuur en vlammen gelijk Op het pad, waar mijne onbekende slechts eene schrede doen wilvolg ik baar gaarne en zij zegt immers zelve de schakels voeren tot in het oneindige; misschien leiden ze ons naar hoe noemde zij 't ook de rozentuinen of misschien nog verder „Bohuslav „Mijnheer de baron „Een glas koud water 1" Zoo en nu is het tyd weder met ernst den arbeid te hei vatten. De geheele advertentieschrijverij nu op ziide Nietwaar, de stof, die ik behandelen moet, is reusachtig Oordeel zelfde ketens der bergen, landen en zeeën, dus de aardrijkskunde; daarbij nog de ketens der sterren en zonnen namelijk de astronomie Eindelijk de ketens der harten dus de liefde I Ik zal het werk in deelen moeten splitsende deelen in boekende boeken in afdeelingende af- deelingen in hoofdstukken en de hoofdstukken in para grafen. Slechts stelselmatig voortgaan Maar steeds de eerste gedachte vasthoudenzoodat de volgende uit de voorgaande volgen en elke zin op den vorigen steunt. Het zou toch inderdaad te treurig zijn als een werk dat over de schakels en ketens aller dingen handeltzalf niet op een onafgebroken volgorde van gedachtenschakels bogen kon. Zij is misschien getrouwd en ongelukkig getrouwdP Of wordt zij door een jaloerschenbwaaddenkenden voogd bewaakt? Hoe zal ik haar terugschrijven? On geveer aldus: „Gij hebt mijne taakn te antwoordenzeer ver zwaard geachte damewant gij wilt uit mijn brief opmaken of ik eene ziel heb. Wordt vervolgd. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1886 | | pagina 2