Negen en tachtigste Jaargang.
Het nieuwe jaar.
Een Millionair
No. 4.
1887.
ZONDAG
9 JANUARI.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
Prijs der gewone Advertentiën;
Per regel f 0,15. Groote lettere naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. 008-
TEE ZOON.
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
ii.
FEUILLETON.
van Rough-and- Ready.
BEET HARTE.
2)
ALKMAARSCHE COURANT.
Onbevredigend is de toestand van den arbeider en
den ambachtsman en daarom kan er ook geen vrede
heerschen, zoo'aDg daarin geen verbetering komt;
daarom kan er geen vrede bestaan tusschen hem en de
meer bemiddelde klassen der maatschappijtusscben
den werkman en hem die het werk geeft daarom is
er oorlog tusschen arbeid en kapitaal. Zoo klinkt het
hier en ^elders de geheele beschaafde wereld duor op
droevigen, klagenden, smeekenden of dreigenden toon
Wil men daarmede zeggen, dat men niet mag nalaten
voortdurend met nauwgezetheid, onpartijdigheid en warme
belangstelling den toestand te onderzoeken, de verhou
dingen tusschen de verschillende belanghebbenden na
te gaan met kennis vooral van de levencvooi w ïardeu
van het werk zelf, van de nijverheid, den handelenden
landbouw den weg te verkennen die tot een betere
een gelukkiger verhouding tot meer overeenstemming
van die belaugen zou kunnen leiden en waarop lots
verbetering van de talrijkste en minst bedeelde klaseen
onzer samenleving zou te vinden zijn wil men er
dat mede zeggen dan erkennen wij zonder aarzeling
dat men geen vrede mag hebben m t bet beslaande.
Dat er in dit opzicht mets te doen niets te verbe
teren zou zijn, beweert niemand. De pogiügen van
particulieren van vereenigiugen en genootscbappeu
bewijzen het ieder in zijü kring kan er iets toe bij
dragen. Wie is er die nooit iets in dezen zin beeft
gedaan of niet zou wil en doen Is er iemand die in
vollen ernst het afwijzend woord op de lippen zou willen
nemen: ben ik mijns broeders hoeder? Maar groote
twijfel bestaat er, of de staat op dit terrein ieis, altliaus
iets van belang, iets van bei eekenis zou kunnen doon
lelfd of bij het zou mogen doen zonder de grenzen vun
zijn eigenaardigen werkkring te overschrijden.
Het antwoord op de laatste twijfeling zou, dunkt
ons, eenvoudig kunnen zijn. Waarom zou de slaat het
niet mogen doon indien hij het kan doen? Wie heelt
de grenzen der staatsbemoeiing onherroepelijk vastge
Bteld Elk tijdvak der mensebelijke beschaving had
daaiomlrent zyn eigen begrippen en ook gedurende
hetzelfde tijdvak liepen de gevoelens van de besten en
bekwaamBten van ons geslacht uiteen. Wanneer de ijver,
de belangstelling, de macht, de op. ffering van parti
culieren en vereenigingen van kerkgenootschappen en
maatschappijen te kort schoten heelt de staat allengs
ter hand genomen wat niet ongedaan kon blijven en
een groot deel op zich genomen van de armenzorg
den geneeskundigen dienst het onderwijs en de op lei
ding voor verschillende vakken. Met goed gevolg is
de staat regelend en bevelend tusschen beide getre
den wuar geen andere macht bet kon doen waar
Naar het Eugelsch
TAN
Slinn zag hem naterwijl hij naar zijne verlaten
groeve overstak, zag hoe hij zijne weinige graafgereed-
eebappen bijeen pakte, zijn wollen dekeo over den
schouder wierp, met zijn hoed als laatsten afscheidsgroet
op den langen steel van zijn schop zwaaide en mei
een lichten, krachtigen stap langs de holling voortschreed.
Nu was hij alleen met zijn geheim en zun schat. De
eenige man op de wereld die nauwkeurig de ligging
van zijn tunnel kende, was voor altijd vertrokken. Het
was niet waarschijnlijkdat de mandie bij toeval
eenige weken zijn makker was geweest, ooit weder aan
hem of ran de streek denken zou; hij wilde nu zijn
schat alleen laten misschien wel voor een dag
totdat hij een p'an uitgedacht en een vriend gevonden
bad op wien hij vertrouwen kon. Zjn afgezonderd
leven en de eigenaardige gewoonten van zijn onver
moeid werken, dat eindelijk zulke goede gevolgen had,
hadden hem weinig kennissen en geen deelgenoot
doen verwerven. Maar in al zijn goed aangelegde en
wei-doordachte plannen om den schat te vinden, had
hij nooit op middelen gezonnen om dien te verwerken
en te ontginnen.
En nu, op 't oogenblik dat hij zijn denkvermogen
noodig hadoverviel hem die vreemde verdooving en
duizeligheid.
althans geec andere macht bet deed. Daarom kan niet
a s vaststaande worden aangenomen dat de Staat niet
met even goed gevolg meer zou kunnen doen ook op
bet gebied van den maatschappehjken arbeid. Er moet
onderzocht worden, waar in in boeverre zijn tusscben-
komst nuttig zou zijn eu waar zijn bemoeiing meer
kwaad dan goed zou doen. Wij zien daarbij geenszins
voorbijdat op dit gebied met groote omzichtigheid
moet gehandeld worde i. De maatschappelijke voort
brenging, onze geheele maatschappelijke werkzaamheid
met bare vruchten is het gewrocht van vele eeuwen
oneindig veel meer geworden en gegroeid dan gemaakt
en gevormd; een kunstig samengesteld en zeer inge
wikkeld raderwerkdat de arbeid de behoefte aan
werk en de vraag naar werk den prijs der goederen
en het loon van den arbeid regelt, niet voor eiken
staat of elk volk afzonderlijk maar voor de geheele
wereld. Door den handel en de vrije mededinging
heeft de toestand van Rusland van Amerika van
Engeland Duitschland en Frankrijk invloed op den
toestand ten onzentgeen volk kan op dit gebied
iels regelen ol bepalen iets gebieden ot verbieden
zonder rekening te houden met den toestand in andere
landen. Maar al is daarom groote omzichtigheid plicht,
en ingrijpen in den toestand zonder zich duidelijk re
kenschap te geven van de gevolgen eenvoudig roe
keloosheid daarmede is volstrekte onthouding niet
gerechtvaardigd. Er iesta.it geen grond om het onder
zoek gesloten te verkiaren. De moeielykheid van het
vraagstuk ontslaat ons niet van de verplichting om
aan de studie van zijne oplossing onze Krachten te
wijden.
Zal dat onderzoek gelukken dan is het volstrekt
noodig dat de verschillende belanghebbenden el tander
vertrouwen dat men aan elkanders goeden wil gelooft
om verbetering aan te brengen waar dit mogelijk is,
en vooral dat men zoowel zijn vooroordeelen als zijn
buitensporige verwachtingen aflegt. Het ia niet de
vraag, wat men gaarne zou wenscben maar wat mo
gelijk wa, bereikoaar is. Lucbikasteelen zijn gemak
kelijk in één nacht te bouwen, zonder werklieden en
zonder m f.erialtn; maar om het eenvoudigste buisje te
maken beeft men veler handen noodig en daarbj tal
van bouwstoden, gedeeltelijk uit verre landen afkomstig
en tot we ker verkrijging en bereiding tal van menschen
hebben gearbeiddie er hun middel van bestaan in
hebben gevonden Met schoons verwachtingen zou men
aanstonds tienduizenden zonder eemg bezwaar kunnen
voedeu als de maag er genoegen mede nam; maar om
bouderd menschen brood te kunnen geven moet men
eerst zorgen dot he brood er !8.
Het is inderdaad een verblijdend teeken des tijds
dat de wensch om zoo mogelijk nzonderheid het lot
te verbeteren van hen die met handenarbeid bet vaak
scbnmelyke brood verdieneu aan zoo velen de rust
beneemt en ben tot ernstig onderzoek drijft. Het ge
tuigt all bans van levendiger belangstelling. Men wil
nel langer de zaak bj voorraad onmogelijk verklaren
men zoekt geen gronden om die onmogelijkheid te be
wijzen; integendeel, men be nt u.et de mogelijkheid
Geduld Hij verlangde slechts een wein'g rust
slechts een korten rusttijd om weer tot zichze.f te komen.
Ouder een boom ann den weg naar het kamp lag een
groote keisteen een rustig plekje waar hij dikwijls
de aankomst van den postwagen afgewacht had. Daar
iou hy heen gain, om als hij genoegzaam uitgerust eo
gesterkt was, verder te gaan.
Niettemin week hij van zijn weg af en begaf hij zich
naar het boso met blijkbaar geen ander doel dan
een hollen boom te zoeken, „'n Holle boom 1'* Ja
dat had Masters gezegd; hij herinnerde 't z'ch du'delijk
en daar moest iels gedaan worden maar wat 't was
of waarom bet gedaan moes. worden kon bij niet
zeggen. Hy deed bet echter en gelukkig, want zijn
beenen konden bem ter nauwer nood verder dragen;
toen dij dien s een bereikte, viel bij er als een andere
steen op neder.
En nu, zoo vreemd het ook klinken moge, de onrust
en verwardheid die hem van het oogenblik dat bij
voor zijne ontdekte schatten geslaan had overbeerscht
hadden, vielen van bem af als een lastdien men van
z ch alwerpt. Een ongewoon gevoel van vrede door
stroomde hemwaarin de visioenen van zyn pas ge
vou .en rykoom zich met meer verwarrend en kwellend
veno nden, maar gekroond met het geluk en den zegen
van al de zijnen verhoudingen aannamendie ver
boven zyn eigen zwakkebaatzuchtige plannen uit
staken. Z.jn vrouw en kinderen zyu vrienden en
kennissen zelfs ook zijn arme kameraad kregen allen
hun deel in zijn onpartijdige weldadigheid die tot ia
bare verst reikende plannen slecbts den invloed van
het goede toonde. Het was niet langer vreemd dat
deze arme bekrompen geest slechts langzaam de be-
teeitenis vau den bem toebedeelden rijkdom begrepen
had, of dat hy, toen hy dit begreep, onder het gewicht
moedeloos en verbijsterd werd. Genoegdat hij voor
enkele weinige minuten een voorgevoel van vreugde
te onderstellen, en men vraagt, wat. er gedaan zoo
kunnen worden. Dat is een belangrijke vooruitgang
die aller waardeering verdient, ook de waardeering
van ben die meenen dat het tot nog toe alleen aan
den goeden wil beeft ontbroken om als door een toover-
slag de gewenschte lot'verbetering in het leven te
roepen. Zoo zij bet onderzoek volgen zal het hun
blijken hoe moeilijk het is, van staatswege eenigen
belangrijken maatregel te nemen die werkelijk den
algemeenen toestand verbetert en nietdoor aan den
eenen kant gunstig te werkenaan den anderen kant
een nadeel veroorzaakt, waartegen het verkregen voordeel
met opweegt.
Evenals wij bet onderzoek dat thans van wege de
Tweede Kamer plaats hoefthebben toegejuicht be
groeien wij dan oik met ingenomenheid de verschijning
van het „Sociaal Weekblad'' onder redactie van Mr.
A. Kerdijk. De bekende warme belangd'elling van den
redacteur in het lot van den werkman, zijn veroordt-eling
van bet standpunt van kalme berustingals in een
harde natuurwet waaraan niets te veranderen valt en
zijn krachtige aansporingen tot onderzoek en tusschen-
komst van staatswege moeten hun, wier verwachtingeil
hoog gespannen zijnvertrouwen inboezemen. Zjn
evenzeer beken fe bekwaamheid zijn strenge eisch van
breed en grondig onderzoek zijn billijk oordeel over
den toestand hier te lande en de maatregelen elders
genomen zijn groote om'ichtigheid die daarvan bet
natuurlijk gevolg is, mouten evenzeer hen geruststellen,
die voor gewaagde proefnemingen of voor he; opwekkeu
van ijdele verwachtingen bevreesd zijn. De namen der
medewerkers kunuen niet anders dan dit vertrouwen
versterken. In het eerste nummer van het weekblad
den 1 Jaauari van d t jaar v.rschenen, geeft de redactie
in baar „eerste woord" baar standpunt aan en met
volledige instemming brengen wij daaruit het volgen ie
onder de oogen ouzer lezers, in de hoop daardoor
de belangstelling van het publiek levensvoorwaarde
van het nieuwe weekblad te bevorderen
„Ouwet nd genoeg zijn wij niet om te g-looven aan
het alvermogen vau den staatnoch om over 't hoofd
te zien dat hij indien hij bet al bezatdoor de aan
wending ervan meer kwaad zou brouwen dan nut.
Onze overtuiging reikt niet verder, dan dat het hui ige
geslacnt heeft terug te komen vau de dwaling waarin
bet is opgevoed en opgegroeidals zou voor deu staat
de handhaving van tiet recht zijn éóoige ware roeping,
en de vergelijking met den nachtwucht het beeld van
het ideaal zijner werkzaamheid zijn. Een dwal'ng,
waaraan weliswaar geen volk noch eenige politieke partij
in de practyk get ouw is gebleven, doch die te moeilijker
van tiaar invloed te beooven blijkt, zoo vaak wordt
aangedrongen op een zóódanige uitbreiding der staats
bemoeiing welke in de eerste plaats ten goede komt
aan de niet-bezittende klassen der maatschappij.
„Voor het bepleiten van zulk een verruiming van
den werkkring der staalsgemeensciiap, binnen de grenzen
van het mogelijke en oiibare, bedachtzaam maar vast
beraden wenschen wij de pen te voeren. Doch met
nadruk zij het herhaald met daarvan al één verwachten
gehad had zooal» jaren van werkelijk bezit nooit te
wee brengen zouden.
De zon scheen in een rooskleurigen droom van zijn
eigen geluk ondei te gaan terwijl b j daar zat. Later
werden de schaduwen der buomen donkerder en om
ringden bem en nog later daalde de rust van een stillen
avouUhemei met wijd verspreide rustig A kkerende
sterren, die ev« nmia gestoord werden do r a.les wat
zy beschenen a's Slinn door het sluikogewyze kruipend
gewemel in het gras en de struiken aan zijne voelen.
Het doffe geruisch van teere kleine pootjes en de
zachte glans van vochtige en verwonderde oogjes op
den steen stoorde hem niet. Hij zat er rustig midden
in alsof hti nog voistrekt aan niets gedacht bad.
Maar toen met de vlammende zou den volgenden
morgen de postwagen kwam eu daarmede het onaf
scheidelijke leven en geraas, hield de postiljon zijd vier
vurige paarden voor het rustige plekje stil. Zyn mak
ker klom van den bok en nade.de den steen, waarop
een bundei oude kleeren scheen te liggen.
„Hij schynt niet dronken", gaf hjj ten antwoord op
de vragen van de passagiers. „Ik kan er niet uit wys
worden Zij oogen zyn open maar hij kan noch spre
ken noch zich bewegen. Zie eeDS naar hem dokier.
Een ruwe volstrekt niet als een geneesheer er uit
ziende man steeg nu ut den wagen en boog zich
achteloos de andeie nieuwsgierige passagiers ter zijde
schuivende in de houding van een deskundige over
den hoop kleeren.
„Hy is dood", meende een der passagiers.
De barsche man liet het hoofd van den onbekende
weder zachtjes zinken. „Zoo gelukkig is hy niet", sprak
by kortaf, maar niet onvriendelijk. „Het is eene ver
lamming maar zoo erg als die zelden voorkomt,
't Zal mij verwonderen, of bij ooit van zyn leveu weer
zal kunnen spreken of zich bewegen."
Wordt vervolgd.