No. 7.
Negen en tachtigste Jaargang.
1887.
Dismarckiaansche politiek.
Een Millionair
ZONDAG
16 JANUARI.
Prijs der gewone Advertentiën;
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte!
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Tan Rough- and-Ready.
ALKMIRSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
Brieven franco aan de Uitgevers JdJSRMs. COS-
TER ZOON.
Bismarck beeft gesproken. En wat Bismarck zegt
is van groot gewicht zoowel omdat bij de machtigste
en daarbij de meest vastberaden staatsman in Europa
is, als omdat bjj spreekt op een in de diplomatieke
wereld geheel ongewone manier. Die het woord „di
plomatisch" of „diplomatiek" in een woordenboek opzoekt,
zal gewoonlijk vinden dat bet niet alleen beteekent
„op de wijze der staatslieden", maar tevens in
drachtelijken zin: „listig, geveinsd, dubtelzinnig. Ea
inderdaad, zoo was de taal der diplomaten uit de oude
school. Een diplomaatmeende men moest spreken
en handelen op een andere wijze dan een gewoon
mensch. Hij moest niet alleen aangename en gemak
kelijke vormen, een zekere plooibaarheid van barakter,
veel takt en menscbenkennis bezitten, maar men meende
van hem onder alle omstandigheden iets geheimzinnigs,
iets dubbelzinnigs te mcgen verwachten. Zijn woorden
behoorden alleen verstaanbaar te zijn voor de ingewijden,
voor hen die achter de schermen konden zien. Dat
zij voor tweeërlei uitlegging vatbaar moesten zijn, sprak
wel van zelf, want de diplomaat moest altijd zorgen
hoe de uitkomst ook was, dat bij zich kon verant-
wooiden. „Recht door zee" werd als het tegenoverge
stelde beschouwd van den d plomatischen weg. Met
deze overlevering heeft Bismarck gebroken. Wat bij
zeggen wil, zegt hij ronduit, zonder omwegen en zoo
duidelijk, dat het voor ieder verstaanbaar is. Zoo heeft
hij ook thans weder gesproken in den Duitscheo Rijksdag
tot verdediging van de nieuwe legerwetdie ten doel
heeft de grenzen te versterken en de Duitsche si rijd -
krachten te vermeerderen.
De openhartigheid van den Rijkskanselier laat wer
kelijk niets te wenschen over; zijn oprechtheid onzes
inziens evenmin. H'e men overigens over dezen
staatsman, zijn beginselen en zijn opvatting van Duitscb-
lands belangen moge oordeelen dat bij volkomen te
goeder trouw handelt, dat hij meent wat hij zegt,
dat hij niets anders beoogt dan de veiligheid en het
welzijn van het groote rijk aan welks stichting hij
een zoo belangrijk aandeel heeft gehad daaraan ge-
looven vrij niet te mogen twijfelen. Dat hij oprechtelijk
den vrede wenscht, staat bij ons evenzeer vast, op de
gronden die wij daarvoor vroeger reeds hebben opge
geven. Duitschland heeft zijn wensen verkregen; nieuwe
veroveringen begeert het niet zijn verlangen bepaalt
zich tot het behoudhet rustig en veilig bezit van
hetgeen het na een geweldigen oorlogmet groote
krachtsinspanning en ten boste van zware offers beeft
verworven. In het groote rijk is nog veel te bevestigen
en nader te regelenom het een vast en duurzaam
bestaan te verzekeren. De mannen die tot zijn stich-
Naar het Eogelsch
YA.N
BRET HARTE.
5)
Mulrady zag op. Hij bad nooit ernstig aan de
mogelijkheid van eene vroegere ontdekking gedach'; maar
zijn nauwgezetheid had hem er toe gebracht de moge
lijkheid ervan billijker wijze te overwegen. Zijne vrouw
had waarschijnlijk gelijk. Wat hij gedaobt zou hebben,
als zij met dezelfde nauwgezetheid als bij de zaak opgevat
had kwam in bet geheel niet bij hem in aanmerking.
„Welnu", sprak hij eenvoudig, „ik denk dan maar
dadelijk te gaan."
„En als je met advocaat Cole en Jim spreekthoud
dan je domme onzin aaDgaande dat houweel maar voor
je. 't Heeft geen nut, andere lui zulke onzinnige
ideeën iu 't hoofd te breögenalleen omdat je ze bij
toeval zelf hebt."
Toen de in der haast gemaakte toebereidselen ein
de1 ijk gereed waren en Muliady met zijDe dochter
Mary, gevolgd door een bescheiden, zwijgenden Chinees,
die hunne luttele bagage droeghet pad naar den
straatweg insloegen zag de vader een weinig angstig
en nadenkend in bet gelaat zijner dochter. Hij bad
sterk naar deze enkele oogenblikken verlangd om
zich te verheugen iD de friseche, naieve kinderlijke
vreugde en opgewondenheid van Mary, zonder gestoord
te worden door het praktische vooruitziende realisme
van zijne vrouw. Een schoone frisscbe kleur op hare
wangen, de kinderlijke onbezorgdheid, die haar kleinen,
balfgeopenden mond omspeelde en de blik der groote,
grijze oogen, die allerlei lucbtkasteelen schenen te zien,
beloofden hem veel goeds.
tmg bet meest hebben bijgedragen, de Keizer, de
Rijkskanselier, de veld naarschalk von Moitke, zijn
alien van hoogen leeftijd. Wat kunnen zij anders be-
geeren dan het groote werk door beteren samen-
bang van zijn doelen en behoorlijke regeling van alle
onderdeelen van het veel omvattend bestuur te be
stendigen en in dien toestand aan hunne opvol
gers na te laten Naar hare opvatting van de ver
schillende volksbelangen Jbet best te behartigen heeft
de Regeeriog zich beijverd haniel, nijverheid en scheep
vaart te doen bbeien, ook door nieuwe wegen te openen
en aan Duitschland het bezit van koloniën te verzekeren,
en naar hare inzichten ook voor de belangen van
den ambachtsman en den arbeider gewaakt. Of zij
daarbij steeds den goeden weg beeft ingeslagen en de
beste middelen beeft aangewend, is een punt waarover
verschil van gevoelen kan bestaan, maar dat zij er
ernstig naar gestreefd heeftkan moeielijk betwijfeld
worden. Voor dit alles is echter vrede begeerlijk en
oorlog in hooge mate ougewenscht.
Maar waarom is dan versterking van het Duitsche
leger noodig?
Bismarck heeft het zoo rond en open gezegd als
vóór hem misschien nooit een bezadigd staatsman heeft
gedaan. Niet om zicb tegen Rusland te wapenen. Met
Rusland zeido hij staan wij op den besten voet en
aan een verbond tusscben Rusland en een andere mo
gendheid hebben wij niet gedacht. Met die „andere
mogendheid" wordt natuurlijk Frankrijk bedoeld. Tjch
is het een feit, dat weinige weken geleden de Duitsche
Regeeringscommissaris majoor Haberling er op gewezen
heeft, dat Rusland en Frankrijk te zamen vijl milüoen
soldaten onder de wapenen zouden kunnen brengen,
en Duitschland daar met meer dan twee millioen
tegenover zou kunnen stellen, dat het Russische leger
na den laatsten oorlog met Turkije versterktbeter
geoefend en door den aanleg van spoorwegen gemak
kelijker verplaatsbaar is gewordenen eindelijk dat
Oostenrijk alleen tegen Rusland niet is opgewassen.
Toen werd dus wei degelijk de mogelijkheid van een
oorlog in bondgenootschap met Oostenrijk tegen Rus
land en Frankrijk ondersteld, en die onderstelling,
zoo openlijk uitgesproken trok zeifs in booge mate
de aandacht. Bismarck heeft blijkbaar dien indruk
willen wegnemen. Wij beg ijpen volkomen, dat hij het
ongeraden vindt in dergelijke beschouwingen te treden
ten aanzien van een mogendheid wier hoofd de Duitsche
Keizer onder zijn vrienden en boDdgenooten noemt.
Wanneer wij ons niet met Bulgarije be noeien zeide
de Kanselier, zullen wij ook geen oorlog met Rusland
krijgen. Nu, om Bulgarije zal Duitschland niet gaan
vechten met Rusland daarvan kan men zeker zijn, en
zoo zou dus in het oosten alle moeiehjkbeid voor
Duitschland zijn geweken, indien Oostenrija er niet was.
Met groote openhartigheid erkende Bismarck dat de
moeiehjkneid ligt in de verhouding tusscben Rusland
en de Oojtenrijksch-Hongaarsche Monarchie, waar de
„Nu, Mary, hoe gevoel je je nu wel als erfdochter?
Nu zullen we voor de grap alle meisjes tusschen hier
en F isro*) eens de loef afsteken."
„Wat
Ze had bem niet gehoord. De schoone, liefelijke
oogen waren in gedacbteD druk bezig, de haar bekende
afdeelingen van den „Mode-Bazar" te Sacramento
vooraf aan een onderzoek te onderwerpen; in gedachten
zag zij de bewondering der winkelbedienden; een min
achtenden blik wierp ze op de lonpe laarzen van koe
leer, die naast haar voortschreden, zag den weg tanga
naar den postwagen en keek of bare nieuwe hand
schoenen netjes zaten; bare oogen zagen alles en alles,
behalve de liefdevolle uitdrukking in de oogen van den
man naast baar.
Hij herhaalde zijne vraag intusschen getroffen door
hare bekoorlijke verstrooidheid en sloeg zijn arm om
haar midden.
„'t Bevalt me heel goed, papa", sprak zij, zijn arm
verwijderendemaar met een klein behoorlijk zacht
drukje tegen zijn elleboogopdat dit minder Btootend
zou zijn „ik had altijd een idee dat ik er uitzie als
een vogelverschrikker", voegde zij er bij „maar Ma
haastte mij zooom mij weg te krijgen, vóór Don
Cesar kwam."
„En je vondt 't niet goed te vertrekken zonder af
scheid van hem te nemen vroeg hij ondeugend.
„Ik vond 't niet goed, dat hij mij in dezen jurk
zag", antwoordde Mary bedaard. „Ik geloof, dat Ma
mij daarom gebood mg te verkleeden", voegde zij er
glimlachende bij.
„Nu, ik geloof, dat ge in elk kleed goed genoeg
voor bem zijt", antwoordde Mulrady, terwijl bij haar
opmerkzaam gadesloeg, „en nu nog iets beters, dan
een partij voor h e m", vervolgde hij triompbeerend.
„Dat begrijp ik niet", sprak Mary. „Hij is altijd
rijk geweest en zijn vader en grootvader eveneens
terwijl wij arm en zijne pachters waren."
Mulrady's gelaat nam een andere uitdrukking aan; op
San Franoisco.
verschillende nationaliteiten en de onderling strijdige
belangen het behoud van den vrede met Rusland be
zwaarlijker maken. Die moeielijkheden zooveel mogelijk
weg te nemen en in beide Kabinetten de ste n des
vredes te doen hooren tegenover de oorlogzuchtige
ontnoezemingen in de pers en de volksvertegenwoor-
digiug dat is onze taakzeide de R.jkskanselieren
al mogen wij daarom in Oostenrijk en vooral in Hon
garije voor Russisch uitgekreten en in Rusland voor
Oustenrijksch gehouden worden, indien het ons gelukt
den Europeeschen vrede te bewaren zullen wjj kalm
daariD berusten.
Het moeielijkst, vervolgde hij, is de verhouding tot
Frankrijk, en die verhouding schetste hij vooral zonder
eenige terughouding en onzes inziens met groote juist
heid. Ja zoo is het inderdaad; al is Duitschland nog
zoo welwillend tegenover Frankrijk, de Franscben kun
nen het denkbeeld van een herovering van Elzas
en Lotharingen niet laten varen. Dat is het natuurlijk,
het onvermijdelijk gevolg van deze inlijving van ver
overd land. Dat was te voorzien en met tamelijk groote
zekerheid te voorspellen, zooals het trouwens aanstonds
voorspeld is. Daarover moeten de Duitschersdie de
inlijving hebben toegejuicht, zicb niet verbazen. Bis
marck beeft gelijk ai denkt Duitschland er niet aan
Frankrijk aan te vallen, het moet steeds op een aanval
van Frankrijk voorbereid zijn en het dieot daarom te
zorgen dat zijn stnjdkiachten steeds tegen die van
Frankrijk opwegen. En Frankrijk ia een groot en
machtig land, even machtig als wij zeide de Duitsche
R.jkskanselier; het Fransche volk is een krygshaitig en
dapper volk, en heeft steeds bekwame legerhoofden
gehad dat de onze hea in 1870 overwonnenwas
louter toeval Als de oorlog opnieuw uitbrak, zouden
wij op onze beurt overwonnen kunnen worden en den
vijand in Berlijn kunnen zien, gelijk wij in Parijs zijn
geweest. En wat zou dan ons lot zijn Zij zouden
CDs uitzuigen tot er geen bloed meer in ons was
Inderdaaddat waren krachtige redenen om den
Rijksdag tot aanneming der Regeeringsvoorstellen te
bewegen. Maar ook tegenover een mogelijke oorlogs
partij in Frankrijk was de taal van Bismarck bijzonder
krachtig. Tdgenover de mogelijkheid van een neder
laag der Duitschers stelde hij die van een nieuwe over
winning en dan zou gezorgd worden dat Frankrijk
gedurende ten minste een mensehenleeltyd onschadelijk
zou zijn. De oorlog van 1870 zou kinderspel wezen ver
geleken bij een oorlog in 1890. Men zou van weers-
z.jden trachten den tegenstander volkomen machteloos te
maken en hem al zijn bloed te ontnemen. Wie durft
de verantwoordelijkheid op zich nemen van zich niet
zoo sterk mogelijk te wapenen bij de mogelijkheid vaa
zulk een strijd? Wij, do Duitsche Keizer, de Bonds-
regeeringen niet, verklaarde Bismarck; daarom geven
wij onze voorstellen niet op en zoo deze Rijksdag ze
met in haar geheel aanneemt, zullen wij ze besp eken
in een andereu Rijksdag.
de verrass'ngdie hare woorden te voorschijn geroepen
had, volgde smart en ergernis. „Heelt hij dat ook wel
eens gezegd vroeg hij haastig.
„Neen, maar ik had het wel gewild, om hem er
op te vatten", antwoordde Mary terstond, „'t Is ook
beter dat hij nu niet meer vragen kan."
Zij liepen eenige oogenblikken zwijgend voort; de
Chinees mocht uit dit plotselmg staken van bet gesprek
bunne oneenigheid afgeleid hebben. Maar Maiy's tan
den blonken weer spoedig tus cben hare geopende lippen.
„Zie papa, dat is bet niet! Hij maakt zeer veel werk
van mij en ik mag hem ook graag, en a's Ma zich
niet weer bedacht had ze hield plotseling stil.
„Hoe weer bedacht?" vroeg haar vader.
„Och niets! Weet n, pa, ik had liever gehad,
dat ge uwe andere laarzen aangetrokken hadtledereen
kan zien dat deze voor het boerenwerk gemaakt zijn.
En u bent nu geen warmoezenier meer."
„Wat ben ik dan nu?" vroeg Mulrady half rerge-
noegd half gedwongen lachende.
„Ik zegdat ge nu een landeigenaar zijtmaar
mama zegt: een kapitalist."
Niettemin ging de kapitalist, toen hij den steen
bereikte op den weg naar Red Dog, in eene eenigzins
droefgeestige houding daarop zitten, zijn hoofd over de
breede k^eleeren laarzen gebogen, waar reeds genceg
grond in den vorm van slik aaohleefde, om den anderen
titel te rechtvaardigen. Mary, die weder met bare lucht-
kasteelen bezig scheen, liep op den weg heen en weder
of beklom een eind den heuvel al naar dat baar on
geduld om den postwagen te zien aankomen haar dit
ingaf. Ze was op het laatst zoo ver weg dat toen
deze eindelijk bij Mulrady aankwam, men genoodzaakt
was op haar te wachten.
Toen zij eindelijk in den wagen was en Mulrady
op den bok Daast den postiljon plaats genomen bad
sprak deze kort
„Je bebt me daar ordentelijk doen Bchiikken, Treem-
deling.*'
Hoe zoo