mits ook toegepast op de groote gemeenten, en eindelijk zij die voor enkele d:stricten zijn ook voor de groote gemeenten, maar om redenen van organi3chen aard de verdeeling van sommige groote gemeenten niet wen- scbelijk achten. De drie laatste soorten staan in ongunstige verhou ding tegenover de beide eerstedie eenvoudig zich kunnen neerleggen bij het regeeringsvoorstel. Wel kunnen de drie laatstgenoemden een amende ment voorstellen maar dit had groote bezwaren in. Ook al wijzigdena aanneming er van de regeering de tabeldan zou misschien nieuw Bectieonderzoek wenschelijk worden geacht en schorsing der beraadsla ging noodig worden. Men moest dus veeleer nu trachten te verkrijgen, wat de regeering later toch zou moeten geven. De motie verlangde slechts uit te spreken dat de Kamer van de regeering een dienst vroeg door haar de gelegenheid te geven over een aangelegen punt van staatsrecht baar gevoelen uit te spreken. Vijandig was de motie allerminst De heeren van Houten en van den Biesen verdedigden deze motie welke bestreden werd door de heeren van Kerkwijs en van Diggelen. De heer Oorver Hooft verklaarde te aarzelen over zijne uit te brengen Btern. Hij meende, dat slechts bouwstoffen aan de regeering gevraagd meesten wordeu. De minister van binnen 1. zaken, erkennende, dat welwillendheid wederzijds hoog noodig was, om de grondwetsherziening tot Btand te brengen verklaarde heen te zullen stappen over de bezwaren tegen den vorm der motie ingebracht en geen bezwaar te hebben tegen overlegging der gegevens tot evenredige verdee ling der gemeenten, bij aanneming van het stelsel van enkele districten, waarvan bij in beginsel een voorstan der was. Maar om nu reeds te zeggen dat door de stemming de noodzakelijkheid der verdeeling werd uitgemaakt en aan de regeering een band werd opge legd daartegen bad by bez .raar. De heer de Bruyn Kops stelde de volgende motie voor: „De Kamer, van oordeel dat bet wenschelijk is, dat de noodige gegevens worden verstrekt zoodat in de tabelopgenomen in art. 7 van het ontwerp tot het in overweging nemen van een voorstel van veran dering in de additioneele artikelen der grondwot, de toepassing van het stelsel der enkele kiesdistricten over het geheele rijk kunne worden opgenomen, noodigt de regeering uit, haar die gegevens te willen verschaffen, en gaat over tot de orde van den dag." Nadat nog eenige besprekingen waren gevoerd, waar bij de min. van binnenl. zaken verklaarde, dat de motie- Kops eenigzins meer strookte met de rol der Kamer en den beer Keuaheniusop eene vraag geantwooi d had, dat de regeering niet kon voldoen aan zijn wenscb, om haar gevoelen te zeggen over de additioneele arti kelen, werd de motie Sohaepman aangenomen met 50 tegen 32 Btemmen. Vóór stemden alle leden der rechterzijde, behalve de heer Corver Hooften de liberale leden Sandersvan Houten, Hartogb De Ranitz Cremer Borgesius, HeldtW. K. van Dedem van der Goes, Gleichman, GildsmeesterReugers en Greeve. Daarna ving de beraadslaging over de grondwets herziening aan. Twee motiën werden reeds ingediend een door den heer Vermeulen, luidende „De Kamer, het wenschelijk achtende de behandeling van het voorstel-Schaepman tot wijziging van hoofd stuk X der grondwet aau de behandeling van het re- geeringsontwerp te doen voorafgaan gaat over tot de orde van den dag." en een door den heer Keuchenius luidende„de Kamermet de regeering erkennendedat het niet raadzaam, noch voegzaam is met eene vertegenwoordiging, wier samenstelling met 86 in plaats van met minstens 96 leden niet voldoet aan het gebiedend voo^ohrift van artikel 77 der grondwet in verband met art. 99 der kieswet, de herziening der hoogste staatswet en de geheele hervorming van het kiesstelsel te ondernemen gaat over tot de orde .an den dag." Den 15 voortzetting Het verdwenen Limburgsche meisje. Uit de door den minister van justitie verstrekte in lichtingen np.ar aanleiding van een adres over het ge- dat zijn ondankbare neef de vermetelheid had zich tegen hem zijn weldoener en chef, te verzetten. Zulks had hij tot heden ondenkbaar geacht 1 „Ik geef je vier en twintig uren tijd je te bedenken", sprak hij met eene van toorn bevende stem toen hij weder in staat was een samenhangenden volzin te uiten, „na verloop waarvan, je beslissen moet, of je als han delaar in leder rijk en onaf hankelyk wilt leven of gebrek lijden wilt tusschen de verfpotten van een kunstdie om brood bedelt." Maar Frans had er nu eenmaal zijn hoofd op gezet en had geene vier en twintig uur meer nood g om zich te bedenken, maar verklaarde reeds na evenveel se conden, dat bij de schilderkunst verkoos boven den lederhandel. En met de aan zijne familie eigen stijf hoofdigheid begaf hij zich aanstonds naar Elise en bekende baar zijn liefde in de ondubbelzinnigste ut- drukkingen. Of bij nu hoopte dat de lietde hen voor verhongeren bewaren zou of dat hij geloofde, dat met zijn tweeën gebrek lijden minder zwaar viel, is moeielijk uit te makengenoegdrie uur nadat hij zooals ny schertsend zeizijn oom onterfd had vroeg hij Elise kort en bondig, of zij met hem trouwen wilde en Elise antwoordde met eene lieve zachte stem „Ja". Eenige weken na de openlijke breuk tusschen den jongen en den ouden Wieland, werd tot groote ver bazing der buren de huisdeur van deu oudeu oom Diet op den gewonen tijd, precies vijf eu twintig minuten over achten, geopend. De conducteur van de voorb.j- rijdende tramdie geregeld stil hield om den rijken lederhandelaar op te nemen en eene fooi daarvoor te ontvangen kwam door het niet te voorschijn komen van zijn passagier tot bet besluit, dat er iets niet in orde moest zijn. Tot hetzelfde resultaat kwam ook mijnheer Wieland's compagnontoen het negen uur beurde met de minderjarige Anna Gertrude Allié, thans bij bare moeder, de wed. Gimpel te Muniebhausen terug gekeerd, biijkt, dat zij in die plaats (iu Pruisen) geboren werd. Hare moeder was toen nog niet gehuwd maar huwde later met Gimpel die overleed, waarna zij aan diens zuster, gehuwd met Bekker of Beckers, werd afgestaan omstreeks September 1884. Het kind bij hare moeder in den protestantschen godsdienst opgevoed, werd toen gebruikt om in het zuiden van Limburg het land af te loopen, al rondventende en bedelende. Na het sterven van haren pleegvader werd de verhouding met hare pleegmoeder zeer gespannen en is zij iu Oc ober 1885 op straat gezet of bare moeder ontvluent. Na te zijn teruggebracht, maar niet te zijnvntvangen, bracht Pieter Meesen haar met toestemming der vroegere pleegmoeder, in het klooster St. Pieter te Schin op Geuleene soort weezenscbool. Vrouw Beckers eisohte haar na eukele weken op waarop Meesen haar eenige uren ver zou gebracht hebben bij een landbouwend geziu en waar zijna nog bij eene an lere familie te zjn geweest, in het vroege voorjaar van 1886 werd afgehaald door een knecht van den pastoor te Schin op Geul en naar het Valkenburger klooster aldaar gebraehtwaar zij slechts ééa dag verbleef, om toen het land te verlaten De predikant de Groot te Gulpen toevallig met de zaak bekend geworden schreef aan een ambtgenoot in Duitschland ter plaatse waar de moeder van het meisje woonde en vernam, dat deze de plaatsing iu het klooster met goedkeurde. Hij oDtving tevens eene volmacht van haar om het kind op te eischen. De overste van het gesticht weigerde het meisje af te geven aan een ander dan Pieter Meesen die haar gebracht had en hield deze weige ing ook vol tegenover den kantonrechter te Gulpen. Meesen werd toen door den kantonrechter ontboden kreeg inzage van de volmachtwerd aangespoord het kind af te balen en aan den predikant de Groot te brengen, haalde het ook atmaar bracht het niet bij den predikant bewerende, dat het onderweg hem was ontloopen Het vermoeden ligt voor de band, dat toen de zwerftochten aanvingen, waarvan het meisje verhaalt en die eindigen met hare opneming ten tweeden male in het klooster voor een enkelen dag. Meesen verklaarde dat hij op aanraden van de ka pelaans te Gulpende heeren W. H. Voneken en A. de Wever, besloot, het kind niet aan genoemden predikant at te geven, maar bet gebracht had bij zekeren P. Wielders te Nuth en later bij de echtelieden Crujjen te Schin op Geul van waar het door een ondergeschikte van pastoor Voneken werd overgebraent naar het klooster aldaar er één dag verbleef en toen door eene kloosterzuster werd weggebracht naar Trier, van waar het in Maart 1886 ten huize van Kuborn te Mertert in Luxemburg, broeder van de overste van het klooster St. Pieterwerd gebracht. Deze nam op verzoek van die overstedie weder handelde ingevolge opdraent van pastoor Voneken, het kind tot zich, dat, na eenige diensten gehad te hebben, bij een ingenieur te Luxemburg kwam te dienen van waar het bij hare moeder terugkeerde. De minister verzekertdat het aau pogingen der justitie om het kind op te sporen niet heelt ontbroken welke opsporingen zeer werden bemoeielykt door het heen en weer trekken van het kind dat de verblijfplaats eerst don 19 Oct. 1886 werd ontdektdoordien pastoor Voneken toen aan de justitie schreef en daarbij verklaarde uit ohriste ijke naastenliefde aan dat kind een onderkomen te hebben moeten bezor gen en wel ter voorkoming van den zelfmoord waar mede het meisje gedreigd had indien het tot hare moeder of tante werd teruggebracht. Hij besloot daartoe te eerder, omdat hij geen kennis droeg van eene be hoorlijke volmacht tot uitlevering van het kinddat sedert vele jaren reeds door hare moeder verstooten en door hare tante vei laten was. De rechtbank te Maastricht heeft rechtsingang ge- weigd tegen Meesen, pastoor Voneken en kapelaan de Wever voor zoover betreft feiten, vóór de invoering van het nieuwe strafwetboek gepleeud, maar een nader onderzoek bevolen naar hetgeen door pastoor Voneken op of na dien tijd kan zijn gepleegd Het gerechishof te 's Hertogenbosch heeft die beschikk'ng bevestigd waarin op juridieke gronden berust is. Tegen het sloeg en de oude heer niet tusschen den zesden en zevenden slag in het kantoor trad. En er was ook werkelijk iets niet in orde mynheer Wieland was dood. Het tes anient van den overledene wekte bij de daarbij belanghebbende personen geen gering opzien. Hierbij werden eeist aan eenige vrienden -.n trouwe bedienden kleine legaten vermaakt, tien duizend thalers toegekend aan een inrichting van weldadigheid en verder bepaald, dat het geheele aanzienlijke vermogen d^or de beide executeurs de heeren Jaeger en Braun zoodanig be heerd moest worden dat na aftrek der onvermijdelijke ODkosten, het resteerende ealdo weder bij bet kapitaal belegd moest worden. Een codicil bij deze laatste be paling mocht in geen geval bionen het verloop van vijf jaren, te rekenen van den sterfdag van den er flater, geopend worden. Verder zou de heer Jaeger de firma onder den ouden naam voortzetten, zonder den joi geD Wieland op eenige wijze werk of hulp te verschaften. Leder eu penseelen pasten nu eenmaal niet bij elkander en daar de neef de laatste verbozen had kon hij nu ook zien, hoe hij daarmede door het leven zou komen. Wat later met al het geld geschieden zou, bleef in het vreemd soortige testament voorloopig nog geheel onbepaald. Zijn vriend Ernst deed zich de bitterste verwijten dat hij den jongen man verleid had zich aan de kunst te wijden hij beschouwde het als zijn schuld dat deze nu op zulk eene wreede wijze onterfd werd. Daaren boven had hij zelf ondervonden hoe rijk aan teleurstel ling en arm aan hoop het leven van den kunstschilder is en hoe moeielijk het was zich eenig succes te ver werven. Had papa Braun hem niet met zijn invloed en nog andere meer reëdle middelen geholpen, wie weet of hij dau wel zoo spoedig zulk een goeden naam en opgang gemaakt ton hebbenSlot volgt. verbergen en aan de nasporiogen van justitie en politie onttrekken van een kind bedreigde de Code Pénal geene straf, wel daarentegen art. 280 van het nieuwe straf wetboek, en iu hoeverre op grond van dit artikel eene vervolging kan wordeQ ingesteld wordt op dit oogen- blik nog onderzocht. Tegen het buiten vervolging stellen van Meesen is de officier van justitie in verzet gekomen. Hij zet nader uiteen, wat de justitie voor het onder zoek gedaan heeftbetoogt dat in menig opzicht de verzoekers omtrent de feitelijke toedracht der zaak verkeerd ingelicht zijn en dat het adres n et van over drijving is vrij te pleiten. Zoo is den kantonrechter bij zijne komst aan het klooster niet te kennen ge geven dat het kind aan Meesen was teruggegeven, De overste ontkende volstrekt niet dat het kind zich onder hare hoede in het klooster bevond maar weigerde eenvoudig het kind om geheele andere rei enen. Het is onwaar, dat de kantonrechter vooraf' van zijne komst z>u hebben doen kennisgeven. De beschuldiging, tegen de overste van het klooster ingebrachtais zou zy zich hebben schuldig gemaakt aan eene misdaad strafbaar gesteld bij art. 345 wetb. v. strafrecht is ongegrond daar noch dit artikel noch eenig ander van den Code Pénal op haar zou kunnen worden worden toegepast. De afgifte door de overste geschiedde niet san een onbevoegd persoon maar aan hem die het kind daar had gebracht, en wien de terughaling was bevolen door de justitie, welke op verzoek van den gemachtigde der moeder de laak van dezen bad overgenomen. Dat de overbrenging van het kind naar het klooster zinder machtiging der pleegmoeder geschieddewordt door de verklaring van vrouw Bekker of Beckers zelve gelogen straft. Dat Meesen door de justitie maat' altijd onge moeid zou zijn gelaten blijkt geheel in strijd met de waarheid te zijn. Immers reeds op 26 Maart 1886 werd tegen hem een requisitoir tot voorloopige infor mation genomen, alzio vier maanden vóór het tijdstip, waarop verzoekers die bewering uitspraken. De slotsom van het adres datvoover bekend al thans niet de vereischte pogingen in het werk zijn geste d om de ontvoerde tot hare betrekkingen te doen wederkeeren en dat de personen die verzuimden schijnbaar althans naar roeping en plicht daartoe ai het mogelijke aan te wenden over deze nalatigheid niet ter verantwoording werden geroepen rust dus meer op sohyn dan op werkelijkheid. Te Breda is den 10 in den ouderdom van 69 jaren overleden de heer mr. C. C. A. Beeus, van 1852 tot 1868 lid der 2e Kamer. De posi.kar van Raamsdonk naar Gorinohem is den 10 des avonds even buiten het bebouwde gedeelte van eerstgenoemde gemeente door eenige personen aan gehouden, die den conducteur en den postiljon mishan delden en met knuppels en steenen gooiden. Den 11 heeft de afdeeiing Purmerend der maat schappij van nijverheid besloten het hoofdbestuur uit te noodiganbet congres en de daaraan verbonden algemeene vergadering in Juli a.s. te Purmerend te doen houden. Juffrouw Zijnen is den 14 door de arr. rechtbank te 'a Gravenhage vrijgesproken van de haar ten laste gelegde beschuldiging van door onvoorzichtigheid den brand in het Kurbaus te Scheveningen te hebben gesticht. Den 14 is des voormiddugs te ruica 10 uren te Haarlem door broeiing brand ontstaan in eene ateen- kolenbergplaats op de terreinen der station van de Hotl. spoorwegmaatschappij welke door de in de na bijheid zijnde waterieidings angen der maatschappij spoedig kon worden gebluscht. Het aan die loods ver bonden kantoortje brandde geheel af. Te Aiblasserdam ziin 3 kinderen van den water- molenaar Hartkoorn oud 13 10 ëu 7 jaar bij den molen door het ijs gezakt en in weerwil van de pogingen tot reddingdoor de moeder aangewend verdronken. Do minister van binn. zaken heeft op voorstel van de inspecteurs van het luger onderwijs besloten alle beurzenna 1 April a.s. vrijvallendeniet weder te vervulien. De bisschop van Haarlem heeft de pastoors van zijn bisdom aangeschreven den verjaardag van den Koning dit jaar op byzon iere wijze kerkelijk te vieren; inzonderheid weosebt hijdat in de steden van zijn diocees op den 19 eene plechtige H. Mis met den lof- Bang »T° Deum" in de openbare kerken plaats hebbe. De gemeenteraad van Nijmegen heeft eenige per- ceelen van baar bouwterrein welke f 55 a 65 per vierk. el opgebracht hadden aan de koopers gegund en besloten de schutterij te bewapenen met Beaumont- geweren, klein kaliber. Aan de nederi maatschappij voor electriciteit en metallurgie te 's Giaveniiage is op nieuw opgedragen het electrisch verlicnten van vier monitors en twee ramsehepen. In de afgeloopen week, zijn te Utrecht drie geval len van roodvonk aangegeven sterfgevallen aan die zie e kwamen niet voor, De heer J C. J D. van Wessem majoor kom« manda t der dienstdoende schutterij te Tietis bevor derd to olficier der orde van de eikenkroon. De - ootdopzichter der Hollandsche spoorwegmaat schappij fe Zaandam is belast met een onderzoek naar de mogelijkheid eener telefonische verbinding van de station Kwadijk met het middenpunt van Edam. Deu lü hbbben twee personen die als getuigen in een burgerlijk geding den eed voor de arr. rechtbank te Amsterdam moesten afleggen geweigerd daartoe over te gaan op grond dat dit naar hunne meening met den bijbel streed. Nadat de voorzitter ben er op gewez n had dat zy dooi hunne weigering gevange nisstraf konden beloopen en zij bij hunne weigering vol hard hadden, eischte het openbaar ministerie tegen ieder f 25 boete, onder opmerking, dat zij, voirardende in hunne weigeringvoor den strafrechter gebracht en tot 4 maanden gevangenisstraf veroordeeld konden wor den. Dë rechtba- k heeft hen alleeu in de nutteloos gemaakte kosten veroordeeld en hun tot den 31 Maart bedenktijd gegevenop welken dag de zaak weder zal foorkom en.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 2