mi.
No. 35.
Negen en tachtigste Jaargang.
Algemeen stemrecht.
Onder de eerepoort.
WOENSDAG
23 MAART.
Prijs der gewone Advertentiën;
-gn-gygTTTT -T .KTQM.
Bewerkt naar het Duitscli
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dingdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprys
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Bijk f 1,
De 8 nummers f 0.06»
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEBMb. C08-
TEB ZOON.
Liist van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le helft der maand Februari 1887:
J. Webering, wed. Rijswijk, J. Harmsen, Amsterdam,
W. van den Berg, NieuweramstelJ. Metzelaar, Noordschar-
woudeI). Clij, OvertoomZomer, St. Pancrasj P. O. Frans
zoonSchellinghoat.
Uit Egmond a/d. Hoef: C. Kool, Amsterdam.
Oudkarspel: J. Hagen, Amsterdam.
Schermerhorn: van Leeuwen, Amsterdam.
Briefkaarten
OosterveenKuilenburg.
Brieven:
Uit Broek op Langedijk: J. Grin, Falmouth.
Het wordt bedenkelijk, de uitdrukking „algemeen
stemrecht" nog langer te gebruiken. Niemand wil er
meer een voorstander van keeten en niemand is er
inderdaad een voorstander van, indien men de woorden
in den letterlijken zin opvat. Niemand wil aan iedereen,
ook aan alle vrouwen en kinderen aau landloopers en
bedelaars het stemrecht geven. In zulk een zin wordt
algemeen stemrecht door niemand begeerd. Wij willen
dan ook niet twisten over woorden, maar over algemeen
stemrecht spreken in den zin die er door de meeste
ijveraars voor dit stelsel in ons land aan gehecht wordt.
De talrijke stemmen die in de laatste jaren voor het
algemeen stemrecht zijn opgegaan, de vereenigingen die
op de invoering daarvan aandringen, zonderen gewoon
lijk als iets dat van zelf spreekt, de minderjarigen uit
ea evenzoo de gehuwde vrouwen omdat zij het stem
recht willen toekennen aan het hoofd van het gezin en
niet aan meerdere leden van hetzelfde gezin. De be-
deelden vormen in den regel de uiterste grens en over
hunne uitsluiting heerscht zelfs onder de voorstanders
van het algemeen stemrecht verschil vau gevoelen. Men
mag dua aannemen dat de verschillende vereenigingen
die in ons land voor het algemeen stemrecht ijveren
het kiesrecht willen toegekend hebben aan alle meer
derjarige mannen met uitzondering van bedelaars en
landloopers laat ons aannemen ook met uitzondering
van de bedeelden. De grond waarop het algemeen
stemrecht gewoonlijk wordt verdedigd ia deze dat het
voortvloeit uit het burgerschapdat het dus uit den
aard der zaak ieder burger toekomt tenzij hij om
bijzondere redenen moet worden uitgesloten. Voor deze
leer wordt niet zelden het gezag van Thorbeeke inge
roepen, die reeds in 1844 schreef„Dat het beginsel van
algemem stemrecht in de Staatsgeschiedenis onzer eeuw
ligt, schijnt even onmiskenbaar, als dat zij het gestadig,
schoon trapsgewijzetracht te verwezenlijken. Het is
juist wat dezen tijd van den vorigen onderscheidt. Bijzon
dere personen zijn tevens en van zelfs publieke personen,
regeerende tevens en geregeerd, onderdanen tevens en
wetgevers, op grond niet van bijzondere hoedanigheden^
maar van hunne algemeene betrekking tot het geheel, i
Maar wij kunnen in de weinige bladzijden die lhorbecke
aan dit belangrijk vraagstuk wijdde, niet veel meer zien
dan de erkenning van een feiten dat kan moeilyk
worden ontkend. Er is een streven naar uitbreiding
van stemrecht, waarvan algemeen stemrecht de eindpaal
is. Algemeen stemrecbt wordt dan bet ideaaldat
men eenmaal hoopt te verwezenlijken of wel vermits
een ideale toestand eigenlijk nooit bereikbaar is, zooveel
mogelijk te naderen. Het blijft dan toen altijd de vraag,
hoever men op een gegeven tijdstip zonder bezwaar
voorwaarts kan gaan. Is stilstand bedenkelijk en een
al te onbeduidende stap voorwaarts na langen stilstand
niet raadzaam omdat die ten eenen male onvoldoende
20U zijn om ons weer eenigen tijd van rust te bezorgen,
waaraan de maatschappij behoefte heeft, aan den anderen
kant is een groote en te snelle beweging voorwaarts
evenzeer bedenkelijk. Men vergete dan ook niet, dat
Thorbeeke in dezelfde proeve „Over het hedendaagsch
staatsburgerschap", waaraan de boven vermelde woorden
ontleend zijn, ook heeft geschreven „Het stelsel wordt
aangenomen ten zelfden tijde, waarin men erkent, dat
de groote meerderheid nog lang niet rijp is voor de
toepassing." Uitbreiding van het kiesrechtnadering
tot het algemeen stemrecht, naarmate de groote meer
derheid daarvoor rijp is geworden, is dan de practische
slotsom waartoe Thorbeeke komt. „De eisch van een
zeker bezit is niet onredelijk", zegt hij, wanneer hij de
voorwaarden bespreekt, waaraan het stemrecht door de
wet is gebonden. Hij vraagt zich echter te reeht at
of die eisch op den duur wel houdbaar zal zijn, waar het
getal niet bezittenden zoo overwegend groot is en naar
zijne meening eerder zal toenemen dan verminderen
terwijl de begeerte naar het stemrecht op grond van
het staatsburgerschap zich steeds uitbreidt. „Wie vindt
den toon waarin deze dissonant zich oplost vraagt
hij ten slotte, maar hij waagt zich niet aan de oplossing
van dit inderdaad moeilijke vraagstuk.
Hij die aanneemt, dat het algemeen stemrecht een begin
sel is dat samenhangt mot het staatsburgerschap maar
dat beginsel alleen in toepassing wil brengen naarmate de
groote menigte er rijp voor is, zal ongeveer tot dezelfde uit
komst kunnen komen als hij die van een begintel van
algemeen stemrecht niet weten wilmaar eenvoudig
die uitbreiding van het kiesrecht wil bevorderen die
in dezen tijd naar zijne overtuiging bet algemeen staats-
en maatschappelijk belang vordert en gedoogt. Beiden
zullen zoeken naar volgens hunnen maatstaf geschikte
kiezers. De maatstaf kan verschillend zijnmaar de
laatste zou zelfs minder strenge eischsn kunnen Btelien
en dus het algemeen stemrecht meer kunnen naderen
dan de eersteofschoon hij zich tegen de erkenning
van het beginsel van algemeen stemrecht als gevolg van
het staatsburgerschap verzet.
Tot een gebeel and .re uitkomst komt echter de ver
kondiger van de leer, dat de kiesbevoegdheid een recht,
een natuurlijk recht is van eiken burger, dat bij slechts
om zeer bijiondere redenen kan verbeuren. Hij die een
recht erkentvraagt niet meer naar geschiktheiden
VAN
SOPHIE JUNGHAUS.
11)
Nu ook drukte Bosine hare lippen opeen en tns-
schen hare wenkbrauwen kwam een diepe rimpel
die haar zoo bitter boos deed zien als dit voor een
lief meisjesgezicht slechts mogelijk is.
Dadelijk hierna gaf zij allen dwang op en barstte in
luid gesnik uit.
„Daar hebben we het alriep Truitje die nare
jongen Ik wist weldat ge reeds lang wat op het
hart hadt, Bosine. Kom er nu maar mee voor den
dagdat zal je goed doen
Yoor een uitstorting van haar harteleed in woorden
scheen Bosine echter nog niet veel behoefte te gevoelen.
Zij bleef met een boos gezicht snikken en stampte nu
en dan eens op den grond. De andere vervolgde
„Hoe kan het mogelijk zijn 1 Eene burgerdochter als
gij een gezicht als melk en bloed en alle kasten vol -
en dan weet de jonge heer niet of hij wel toegrijpen
zalof eerst nog
„Dat komt van die italiaansche vrouwen", riep Bosine
nu opgewonden uit. „Was hij, in Gods naam, daar maar
geblevenin plaats van ons hier voor den gek te ko
men houden Wie weetaan welke zwarte heks hij
zich daar verslingerd heeft! Ik wou, dat ik haar ge
zicht eens mocht toetakelen" en Bosine spreidde
strijdvaardig alle tien vingers van bare korte, dikke
handen uit -— „of dat ik wat in haar waschwater
kon werpen
„Daarvoor behoeft ge niet naar dat vreemde land te
gaan", antwoordde Truitje daarna zweeg zij met eene
komt er toe het stemrecht, behoudens de uitzonderingen
die hij niet kan vermijden, aan allen toe te kennen.
Vragen wij nu waaraan het is toe te schrijven dat
het "begrip van dat recht in de laatste jaren zooveel
ingang heeft gevonden en waarom er op de erkenning
en toepassing van dat recht zoo sterk wordt aange
drongen, dan kan het antwoord geen ander zijn, dan dat zij
die tot nog toe het kiesrecht misseninzonderheid de
werkman, van een Vertegenwoordiging met algemeen
stemrecht gekozen, een nieawe wetgeving verwachten, die
hun maatschappelijken toestand aanmerkelijk zal verbete
ren, die hen beter in staat zal stellen in hunne behoeften
te voorzien, de armoede zal weren en door betrekkelijke
algemeene welvaart zal vervangen. Eigen lotsverbetering
is het groote doel, waartoe het algemeen stemrecht het
middel moet zijn en den weg moet banen. Ofschoon
wij zonder aarzelen het gebrekkige onzer wetgeving op
maatschappelijk gebieder kennen en van menigen goeden
maatregel, dien onzen tijd eischt maar die tot nog toe
achterwege bleef, goede vrachten verwachten, blijven wij
instemmen met de woorden die wij voor eenige weken
aan het eerste nummer van het Sociaal Weekblad ont
leenden „Onwetend genoeg zijn wij niet om te ge-
looven aan het alvermogen van den Staatnoch om
over 't hoofd te zien dat hij indien hij het al bezat,
door de aanwending er van meer kwaad zou brouwen
dan nut." Verruiming van de staatsbemoeiing op dit
gebied achten ook wij wenschelijk en noodigmaar
wij onderschrijven tevens de woorden van het genoem
de Weekblad, dat geheel aan de bevordering van deze
uitbreiding gewijd is „Niet daarvan alléén verwach
ten wij heil voor de vreedzame oplossing der moeilijk
heden "zonder tal, waarmede de wassende stroom van
de aapiratien der groote menigte den geleidelijken
vooruitgang bedreigt. Niet vóór alles daarvan. Daarvan
zelfs in betrekkelijk geringe mate." Groote, bittere
teleurstelling zou van dit strevën dezer voorstanders
van het algemeen stemrecht daarom naar onze moaning
het gevolg^zijn. Wij kunnen onmogelijk den raad ge
ven een weg in te slaan aan het eind waarvan zulk
een algemeene teleurstelling ons zou wachten met al
de wanhopige en ongerijmde maatregelen waartoe zij
ten slotte zou kunnen leiden
Maar zullen de algemeene volksbelangen dan toch
niet beter behartigd worden door een Volksvertegen
woordiging uit het algemeen stemrecht geboren dan
door eene die alleen is gekozen door min of meer ge
goede burgers, zij het ook door den gezeten ambachtsman,
maar zonder de stem van den eigenlijken werkman en
arbeider? Wordt nu de wetgeving niet beheerseht
door het kapitaal? Zal dat niet beter worden door
invoering van het algemeen stemrecht? In ons land,
waar geen algemeen stemrecht bestaatzyn er velen
die het gelooven. Merkwaardig is daarom hetgeen m
een land waar het wel bestaat, in Noord-Amerika
ten aanzien van dit punt wordt gezegd door een man
die zeker bij niemand ten onzent achterstaat in ijver
voor de lotsverbetering van den werkman en daartoe
uitdrukking op haar gelaatalsof zij meendereeds te
veel te hebben gezegd. In een oogwenk droogden
Bosines tranen en zag zij da meid met fonkelende oogen
en bleeke wangen aau. Toen deze laatste niet verder
sprak, schudde zij haar heftig aan den arm. „Vertel
wat je weet, onbeschaamde leugenaarster!" riep zij
toornig.
Truitje hoorde dezen uitval van toorn tamelyk gelaten
aan en trachtte haar arm van Bosines greep te bevrijden,
terwijl zij sprak „Ge zijt niet verstandig, Bosine Laat
mij dadelijk los of ik zeg geen woord meer Dat is
de dankals men je wat zeggen wilDan stuif je
op als een wilde!... Nu, het is tijd om weer aan het
werk te gaan."
Bosine begon nu andere snaren aan te slaan en be-
loofde het meisje zelfs den ruiker van kunstbloemen
dien zij bij het laatste bal op het raadhuisop haar
keurslijf gedragen had. „Dan moet ge dienals ge
boven in uwe kamer komtdadelijk ter zijde leggen
anders vergeet ge het vast weder", stelde Truitje voor.
„Ge hebt de bloemen toch niet meer noodig en voor
iemand van ons is het nog heel wat moois. Als ge
weder naar het bal op het raadhuis gaatzijt ge de
bruid en draagt ge de kroon van goud en zilver
want het kan mijnheer Georg met de lange wevers
dochter toch nooit ernst zijn
De kleine wraak gelukte; Bosine kromp ineen, alsof
zij een dolksteek ontvangen had. „Wat met de wevers
dochter Ik zal je nog meer geven; zeg mij dan alles,
wat je weet", sprak zij sissend.
„Dat is zoo heel veel niet", antwoordde Truitje,
„maar men moet zich toch verwonderen, als men hoort,
hoe dikwijls de jonge heer daarheen gaat. Dat hij som
tijds heimelijk door het poortje in den stadsmuur thuis
komt, heb ik zelve gezien, toen ik onlangs in den
tuin van den burgemeester was en de oude Katryn
hielp. „Is dat niet de jonge heer waar komt die
toch van daan?" vroeg ik. „Ja", zei ze, „dat zou
ook wel willen weteD, want daar buiten, aan gmdsche
zijde van den stadsmuurhoudt de wereld toch op en
zijn slechts de huizen der wevers. Gisteren kwam hij
ook dien weg langs en hij moet de hengsels van het
poortje gesmeerd hebben het knarste anders, dat men
het door den heelen tuin hooren kon
Bosine staarde somber voor zich uitdaarna sprak
zij „Ik hoorde vader onlangs zeggen Oom Tiedemars
denkt aan dat vreemde volk van die wevers een heelen
kater gestrikt te hebben- na, bij den intocht der
nieuwe landgravin wil hij ze ook aan het werk zetten.
Vader mopperde, dat die weggeloopen zood den ouden
burgers de vorstelijke gunst niet voor den mond be
hoeft weg te kapen maar oom Tiedemars volgt altijd
zijn eigen hoofd. Een van die femelaars, zoo'n oude,
zag ik laatst zelf bij den burgemeester binnen gaan
men kan ze dadelijk aan hunne kleeding kennen." Zij
stampte weder op den grond Oom Tiedemars kan door
al dia raadszaken niet meer hooren en zien misschien
heeft hij Georg nog zelf naar dit volk heengezonden
opdat die onbeschaamde deerne hem geheel en al ver
lokken kon."
„Nu, als zijn vader hem daar voor zaken heen zendt,
hoeft hy 's avonds niet om het huis te sluipen en aan
het venster te staan gluren, zoodat de nachtwacht hem
als een landlooper of een dief oppakken wilnn -
woordde de meid. „Van wien weet ik dat ook F Ja,
dat heeft Bartel Küfer, die in de Slotstraat woont met
eigen oogen gezien; hij heeft den nachtwacht die den
burgemeesterszoon met geweld oppakken wildenog
gewaarschuwd met wien hij eigenlijk te doen had.
kwam juist aanloopentoen Bartels vrouw het aan
vrouw Schmidt vertelde en die zei: „Vertel dat maar
niet verder Truiwant dan maak je de arme juffer
BoaiDe d'r bart maar bang want dat loopen en zoeken
zal Georg in dat vreemde land wel ter dege ge
leerd hebben, en als zij hem neemt, moet zij hem toch
nemenzooals hij isMaar daar hoor ik je moeder
komen, Bosine als je me nu gaat uitschelden, zooata
je altijd doet, vertel ik je van mijn leven niets meer.