schieten der bulgaarscbe opstandelingen partij getrokken hebben en meent, dat de verdiensten van Duitsebland's vertegenwoordiger in Bulgarije, wien de behartiging van England's belangen opgedragen is, in twijfel getrokken mogen worden. In een ander artikel in dat blad wordt opgekomen tegen eene vernieuwing van het Drie-Kei- zersverbond dat met het einde van deze maand zou afloopen. Rusland zou dit alleen kunnen doen onder ééne voorwaarde, namelijk, dat Oostenrijk voor goed afscheid nam van het Balkan-schiereiland en zijne rol in Midden-Europa weder opvatte. Volgens de Regeeringsbode heeft de Keizer op het adres van trouw der Universiteit te St. Petersburg ge antwoord Ik betuig de Universiteit mijnen dank. Ik hoop, dat zij hare trouw niet alleen op het papier, maar door daden zal bewijzen, en dat zij zich zal beijveren, den pijnlijken indruk uit te wisschen, welken de deelneming van studenten aan de laatste misdadige plannen overal heeft gemaakt. Moge Gods zegen de werkzaamheden der Universiteit ten goede doen komen. SPANJE. In enkele plaatsen zijn personen iu hech tenis genomen wegens deelneming aan republikeinsche plannen van samenspanning tegen het regentschap. De rust werd nergens gestoord. TURKIJE. Den 26 verleende de sultan een gehoor aan den russischen gezant, den heer Nelidofl, die aan drong op het terugroepen van Riza-bey uit Sofia en op het aanstellen van een anderen groot-vizier. De gezant gaf tevens in overweging de gedeeltelijke be zetting van Rumelië door Turkije en de bezetting van Bulgarije door Rusland. De sultan keurde dit voorstel niet goed, maar drong er op aan, nauwkeurig bekend te worden gemaakt met Rusland's bedoelingen ten aan zien van Bulgarije. Hij wenschte meer bepaalddat Rusland twee vorstelijke kandidaten voor den troon van Bulgarije zou aanwijzenbehalve den prins van Mingrelië. Werden deze voorwaarden vervuld dan zou de sultan waarschijnlijk tot eene oplossing van het bulgaarsche vraagstuk kunnen komenwelke Rusland bevredigde. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. De minister van justitie heeft op zijne begrooting voor 1887 t 44000 meer aangevraagd voor kosten van aankoop van een terrein voor den bouw eener nieuwe gevangenis te Nieuwer- Amstel. In de gevangenis op den Heiligenweg bestaat geene gelegenheid en is evenmin aan te brengen, om voorloopige ge vangenen en veroordeelden tot hechtenis of detentie afzonderlijk op te sluiten. Nader overleg heeft doen zien, dat de gevan genis op het Leidscheplein zeer gemakkelijk op weinig kostbare wijze tot een zeer geschikt huis van bewaring kan worden in gericht. Tot het verkrijgen van gelegenheid tot gemeenschap pelijke opsluiting moeten alleen de scheidsmuren tusschen eenige cellen uitgebroken worden. Het is thans mogelijk geworden voor het stichten eener strafgevangenis op een meer afgelegen en daardoor goedkooper bouwterrein de keuze te vestigen. Blijkens eene overgelegde voorloopige overeenkomst kan aau den Amstelveenschen weg een zeer geschikt terrein verkregen worden tegen 3 per vierk. el, bedragende, behalve de kosten, voor het geheele terrein 39750. Voor de uitvoering van het vroegere plan was gerekend op 563000 dit plan zal t 520.000 of 43,000 minder kosten. Den 28 werd de beraadslaging voortgezet over de wijzigingen in hoofdstuk III en wel over art. 78, luidende: De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden. Zij moeten behooren tot de hoogstaangeslagenen in de rijks directe belastingen. Het getal dezer hoogstaangeslagenen, waaruit zij worden gekozen, wordt in elke provincie zóó bepaalddat op iedere twee duizend zielen één die tevens de overige ver- eischten bezit om lid dezer Kamer te zijn, verkiesbaar is. Deze overige vereischten zijn dezelfdewelke voor de leden der Tweede Kamer worden gevorderd. Zij worden verkozen door de Provinciale Staten in de volgende verhoudingNoord brabant 6, Gelderland 6, Zuidholland 10, Noordholland 9, Zeeland 2, Utrecht 2, Eriesland 4, Overijsel 3, Groningen 3, Drenthe 2Limburg 3. In geval van vereeniging of splitsing van provinciën of vor ming van nieuwevoorziet de wet in de wijziging welke daar door in deze verhouding noodig zal worden bevonden." te zoeken. „Ik heb u te zeggenwat een meisje be schamen moet", begon Hilde eindelijk met gebogen hoofd en zachte stem. „Zieik ben stil en eenvoudig opge voed van de gewoonten van hendie in de wereld levenwas ik geheel onkundig. Daarom was het voor u gemakkelijk mij te bedriegen nu sloeg zij hare oogen op terwijl hij de zijne vochtig en verward afwendde, „Uwsgelijken lacht zeker om zulk een dwaas meisje maar nog nooit bad ik zulk eene ontmoeting met een man gehad nog had geen hunner mij aan geraakt Georgen toen gij onlangs mij verliet dacht dit dwaze kind dat zij met u verloofd was Georg was opgesprongen brak in een korthalf geërgerd lachen uit en wilde haar nu hij zoo dicht bij haar stond, omhelzen. Zij onttrok zich echter aan zijne beweging met een heiligen ernst, ja met ontzetting in de oc^en „En toen vader denzelfden avond thuis kwam, waarop ik zoo gelukkig geweest was, vernam ik, dat gij met eene andere verloofd waart. Ik dacht te sterven Georg hij steunde en had de hand voor zijne oogen geslagen „want bij ons is het geene gewoonte dat men eene andere vrouw begeertdan die de echtgenoote zal worden. Dat wilde ik u zeggen Zij hield stil. Georg stond ontsteld op. „En nu verstoot ge mijHilde Het meisje zag hem aan zonder hem te begrijpen, „Ik u ik u „Ja, Hilde, gij mij. Want ik heb u lief, u, meisje, hoort ge Hilde zag hem aan en zag lang in het schoone maar heden door onrust ontstelde jonge gelaat. Eene uitdrukking van medelijden teekende zich in hare oogen. Georg breidde teeder zijne armen uit, maar weder greep by in de ijle luchtals een die eene schaduw poogt te omhelzen. Toen richtte hij zich wild op. „Dus zal ik u niet meer mogen aanraken, niet een enkele maal meer u mogen kussen Maar ik wil hetmeisje en ik moet 1 Zieof ge mij weren kunt 1" „Ge wilt 1 Ge moetNu klonk ook Hildes stem met de volgende amendementen 1°. van den heer de Beaufort, om de tweede alinea en de eerste zinsnede van de derde alinea te doen vervallen. 2». van den heer AS. Mackay, om het vijfde lid te lezen: «Zij worden gekozen in iedere provincie door dezelfde kiezers als voor de leden van de Tweede Kamer zijn aangewezen in de volgende verhoudingNoordbrabant 6, Gelderland 6, Zuid holland 10Noordholland 9Zeeland 2Utrecht 2 Friesland 4Overijsel 3Groningen 3Drenthe 2 Limburg 3. Alles wat de wijze van verkiezing betreft wordt door de wet geregeld. 3°. van de heeren Farncombe Sanders en van der Sleyden, om het ledental uit 51 leden te doen bestaan en het getal leden voor Utrecht te bepalen op 3. 4°. van den heer van Asch van Wijck, om Zuid- en Noord holland ieder één lid minder en Utrecht en Overijsel ieder één lid meer te doen kiezen. 5". van den heer Goeman Borgesius, om het begin van de laatste alinea van het artikel te lezen «Ingeval van vereeniging, splitsing of grensverandering van provinciën of vorming van nieuwe voorziet" enz. De heer A. E. Mackaij lichtte zijn amendement toe. De verkiezing van de leden der Eerste Kamer door de Prov. Staten achtte hij zeer nadeelig voor de provinciale belangen daar de statenleden gekozen worden met het oog op hunne taak om Kamerleden te kiezen. Hij wilde den toekomstigen wetgever vrijheid laten om de wijze van verkiezing te regelen. De heer Schimmelpenninck van N ij en beek stelde voor, te lezen in plaats van op iedere 2000 zielenop iedere 1500 zielen 1 lid, om bij mogelijke verwerping van amen dement de Beaufort meer vrijheid te laten bij keuze van leden der Eerste Kamer. Het aantal verkiesbare personen steeg daardoor met ruim 2600. De heer Schaepman stelde voor, te lezen 1 op iedere 1000 zielen in plaats van 1 op 2000 (algemeen gelach). Als men afdaalt, heeft 1500 veel van beknibbelen: daalt men tot 1000 af, dan heeft dit ten minste iets ronds (gelach). De heer van der Linden, die vroeger wel eens twijfelde aan het nut der Eerste Kamerneemt nu dit nut aan met het oog op de toekomst. Zij zal gekozen worden door middel van getrapte verkiezingenhet denkbeeld van den ministerbe noeming van senaatsleden door den Koning, acht hij verkeerd. Er is geen bolwerk noodigmaar een lichaamdat in tweede instantie met talent de besluiten der Tweede Kamer overweegt. Den bestaanden vorm acht hij verkeerdhoogstaangeslagenen alleen op den censusgrondslag saamgesteld, vindt hij niet goed. Men moest niet li provinciale lijsten hebben, maar eene enkele van hoogstaangeslagenen in grondbelasting en patentdan kreeg men eene lijst, niet alleen berustende op maatschappelijken welstandmaar van sommiteiten op elk gebieddus ook van geschikten. Liet men de hoogstaangeslagenen geheel vervallen dan vreesde hijdat de Eerste Kamer haar karakter zou ver liezen. Niet dan met een bezwaard gemoed zou hij dus voor het amendt-Beaufort stemmen. De heer van der Feltz zal tegen dat amendement stem men. Hij beschouwt de Eerste Kamer niet als eene «kindermeid", maar meer als hof van revisiedat vaak onder bijzondere omstandigheden genomen besluiten nogmaals beoordeelt. Zij moet de voorstellen, hier aangenomen, toetsen aan het algemeen belang. Zij moet in tegenstelling van het meer demokratische der Tweedeeen min of meer aristokratisch karakter bezitten, en terwijl het demokratisch karakter der Tweede door het afschaffen van den belastingcensus is toegenomenkan hij er niet toe meewerken, het aristokratisch karakter aan de Eerste Kamer gebeel te ontnemen. De keuze door de Prov. Staten vindt hij juist een voordeel zij wekt de belangstelling voor de provinciale verkiezingen op, waarbij het provinciaal belang overigens niet wordt voorbijgezien. Door een bijzonder kiescollege aan te stellenzal men niets winneneer verliezen. Relatief vormen Prov. Staten het beste kiescollege. Eindelijk betreurde hij het sterk verzet van den nunister tegen de amendementen; het ware onvoorzichtig wat betreft het ge meen overleg. De minister van binnen 1. zaken ontkende, den 25 zijn oordeel te haastig te hebben gezegd. De regeering kon geene argumenten toegeven, die zij niet beaamde. Van drei gementen was geen spoorzij bezigde argumenten. Als ge sproken werd van de Eerste Kamer, als bolwerk van den troon, dan bedoelde men nietdat zij op de bres moest staanals er oproer kwam (gelach) de meeste leden zouden daarvoor on geschikt zijn (gelach). Maar men bedoeldedat zij door hare beraadslagingen kon verhoeden, dat de kroon te dikwijls hare goedkeuring zon moeten weigeren, aan aangenomen voorstellen, wat, als 't vaak gebeurde, nadeelig zou zijn voor de kroon. In alle monarchale landen waren andere vereischten gesteld voor verkiesbaarheid in het Hoogerhuis dan in het Lagerhuis. En de regeering is versterkt iu hare meening om den bestaanden grondslag te behouden met het oog op de waardige wijze, waarop de eerste Kamer sedert 1850 haar werkkring heeft vervuld en waarvoor haar algemeen lof is toegezwaaid. Hij kan zich dus niet vereenigen met het ingrijpend amendement de Beaufort. Het luid door het vertrek tevens hoorde men boven be weging in huis. Georg sloeg daar geen acht op zijne vurige blikken verslonden het meisje, waarin plotseling de geest van haren krijgshaftigen voorvader ontwaakt scheen. Zij had zich wild omgewend en bliksemsnel iets van de tafel genomen. „Ge wilt eene weerlooze tot schande dwingen Schaam u Laat door uwe zonde de booze geen macht over ons beiden bekomen. Ziet zij hief het door haar rechterhand omklemde mes op dat zy gegrepen had „ik geloof, ik zou u doodenu en mij ten eeuwigen verderve." Op Georgs gelaat was geen doodsangst te lezen. Het was het pijnlijk besef, dat de geliefde een scheidsmuur tusschen hem en haar stelde, dat zijne trekken ontstelde. Toen het meisje hem zoo zag, verdween hare hardheid met een lichten kreet van smart wierp zij het mes weg en sloeg ze beide handen voor het gelaat. Daar klonk haar naam door eene zachte stem die ze niet scheen te kennen, in haar oor. Georg was voor haar geknield en strekte de handen naar baar uit, maar zonder haar aan te raken, „Vrees niets, Hilde, ik zweer, dat ik je niet tegen je wil zal aanraken. Maar heb medelijden gun mij een kus een enkelen laatsten Hilde boog zich over hem zij legde de handen op zijne schouders; enkele groote heete tranen liepen over hare wangen en bevende sprak zij „Ja, ge moogt het weten, dat gij mij het hart bijna breekt, gij, geliefde Hoe gaarne zou ik u kussentot schande van mij, die gij heimelijk bezoekt, en die gij te gering acht voor uwe eerlijk verloofde. Maar kan ik een roof begaan jegens haar met wie gij verloofd zijt Georg stampte met den voet. „Ik ben het nog niet, Hilde", riep hij uit. Een plotselinge gloed van vreugde vlamde in hare oogen op. Maar slechts een oogenbltk, want toon verdoofde die gloed weder. „Is zy nog niet uw bruid vroeg zij. „Nog niet." Wordt vervolgd. cijfer van 1 op 1000door den heer Schaepman aangegeven berust op niets: het cijfer van 1 op 1500 was een groote stap. De minister zou niet gaarne elders de verdediging op zich nemen van het voorstelom de geheele wijze van verkiezing der le Kamer op losse schroeven te zetten of het onderscheiden ka rakter der le Kamer te doen verloren gaan. De heer van Houten verdedigde het amendement de Beaufortde heer Haffmans dat van den heer Mackay de heer van Diggelen was voor het amendement de Beaufortop de lijsten van 1331 hoogst aangeslagenen vond hij slechts 300 gegradueerdenwaarvan 24 leden der eerste Kamer waren. De heer Schaepman zag het nut dezer statistiek niet iH. Bij de volksvertegenwoordiging heeft men niet alleen met intellect te makenmaar met de beste stroo mingen van alle richtingen. Het meeste gezonde verstand zetelt niet altijd bij de hoogstontwikkelden. Hij heeft geen reden god Plutus bijzonder te vereerenplutocraat is hij niet, maar ter eere van ons volk en zijn historie moet hij toch zeggen, dat in Nederland de plutocratie vertegenwoordigd werd in zijn bestenedelsten vorm. Groote rijkdom is bij ons eensluidend met krachtigen handelsgeest, kloekheid van geest bij groote ondernemingeneen wijs en verstandig beheer. Het kapitaal is in Nederland niet het gouden kalf in den J slechten zinmaar een element levende in en met het volk en dat eerbied verdient. Hij is voor het amend.-Mackay; bet geeft vrijer keuze. Hij trekt zijn eigen amendement in, hopende daar door de aanneming van dat van Schimmelpenninck te bevorderen. De heer de Beaufort handhaafde zijn amendementde heer S m e e n g e stelde het ingetrokken amendement Schaepman weer voorde minister nam ten slotte het amendement Schimmelpenninck over. Na eenige beraadslaging over de volgorde der stemming had zij met den volgenden uitslag plaatsHet amendement de Beaufort werd aangenomen met 41 tegen 34 stemmen. Vóór stemden 33 liberalen, waaronder de heeren van der Kaay en Kops, Keuchenius, Hoffmans, Bahlmann, van Alphen, Lohman, van Asch van Wyck, Seret en van der Borch. Het amendement Sanders-van der Sleijden werd verworpen met 39 tegen 37 stemmen: dat van van Asch van Wijck met 47 tegen 28: dat van Mackaij met 50 tegen 17 stemmen. Amendement Borgesius werd aangenomen met 48 tegen 23 stemmen en het gewijzigde regeeringsartikel met 49 tegen 26 stemmen. Minister Heemskerk verklaardedat daar de regee ring vóór de stemming onbewimpeld verklaard had, het artikel, gelijk het thans lag niet te kunnen verdedigenhij nu moest verzoeken de verdere behandeling van het wetsontwerp te schorsen. Den 29 te 1 uur behandeling van kleine wetten. De Staatscommissie tot herziening van het wetboek van koophandel, benoemd by kon. besluit van 22 Nov. 1879, heeft thans aan den Koning een wetsontwerp op het faillissement en de surséance van betaling aange boden. Eenstemmig was de commissie van oordeel, dat bij eene herziening van het faillietenrecht het thans bestaande onderscheid tusschen kooplieden en niet- kooplieden niet moest worden bestendigd. Het aange boden ontwerp maakt daarom het faillissement toepas selijk op iederen schuldenaar. De instelling van het faillissement beoogt toch niets anders danbij staking van betaling door den schuldenaar, diens vermogen op eene billijke wijze onder al zijne schuldeischers met eerbiediging van ieders rechtte verdeelen en het geheele samenstel der in eene faillietenwet opgenomen bepalingen heeft alleen ten doel die billijke verdeeling voor te bereiden, te waarborgen en te bewerkstelligen. Zij is steeds wenscbelijk en noodig onverschillig of de schuldenaar al dan niet koopman is. Er is geene reden denkbaarwaarom in het eene geval meer zorg zou moeten worden gedragen dan in het andere. Verder gaat het ontwerp van het beginsel uitdat het faillis sement ia een gerechtelijk beslag op het geheele ver mogen des schuldenaars ten behoeve zijner gezamenlijke schuldeischers. Deze opvatting beheerscht alle voorgestelde bepalin gen en leidt tot de volgende slotsommen 1. Het faillissement betreft uitsluitend de goederen van den schuldenaar, niet ook diens persoon. 2. De schuldenaar blijft eigenaar van het vermogen, blijft de gerechtigde en verplichte persoon. Het fail lissement kan evenmin als eenig ander beslag den ei gendom van den boedel doen overgaan. 3. Het beslag omvat niet bepaalde goederen, een be paald gedeelte van het vermogent maar het geheele vermogen. 4. Het faillissement vindt zijne grens in de realisatie van het vermogen. Doel van het faillissement is evenals van ieder be slag realisatie van de in beslag genomen goederen des schuldenaars ten bate van de schuldeischers. Zoodra dit doel bereikt is is het beslag gedaan m. a. w. het faillissement geëindigd en keert alles weder tot den vroegeren toestand. Het faillissement kan in beginsel na. vereffening des boedels geen nawerking hoege naamd hebben op de rechtsverhouding waarin de schuldenaar tot zijne schuldeischers staat. De commissie vestigt nog de aandacht op twee pun ten. Na zorgvuldige overweging heeft zij geen gevolg gegeven aan het meermalen geuit verlangenom op voorbeeld van Engeland eene bijzondereeenvoudige faillissements-procedure in te voeren voor de afwikkeling van kleine boedels. Zij heeft in haar ontwerp de in acht te nemen formaliteiten tot een minimum terug gebracht en bovendien verscheidene bepalingen niet verplichtend gesteld. Het tegenwoordige stelsel van berechting der faillissementen door den rechterdat zich in de praktijk deugdelijk heeft betoond heeft zy behouden. Aanneming van bet stelselom die be rechting aan de kantonrechters op te dragenzou belangrijke wijzigingen in de pas tot rust gekomen wet op de rechterlijke organisatie noodig maken. Eindelijk wordt in het kort uiteengezetwaarom zy behoud der surséance voorgesteld heeftal zijn tevens belangrijke wijzigingen van het geldend recht noodzakelijk geacht. Het kohier van den hoofdelijken omslag te Zaan dam is den 21 vastgesteld naar een belastbaar inkomen van f 5.575.387.50. By kon. besluit van den 21 is voor 1887 een subsidie van ten hoogste J 12000 uitgeloofd voor de loslating in de bovenrivieren van zalmen mits men zich onderwerpe aan de daarbij gestelde eischen en daarvan vóór 1 April kennis geve. Den 22 heeft de arr. rechtbank te 's Hertogen bosch de heeren B. M. Brandsma, le luit. der huzaren en jhr. mr. W. E. Th. van der Does de Willebois

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1887 | | pagina 2